GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„En de koopliden der aarde zullen weenen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„En de koopliden der aarde zullen weenen”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En de kooplieden der aarde zullen weenen en rouw maken over haar, omdat niemand hunne waren meer koopt. Openbaring 18 : 11.

Bij het teekenen van de doodelijke worsteling, die eens op Babylons val, en op den triomf van het Koninkrijk van Christus zal uitloopen, handelt de Schrift ook over de kooplieden.

Ook wel van de Koningen en de Staatslieden, ook wel van de Veldheeren en Vlootvoogden, maar daarnaast afzonderlijk, en niet zoo kort, van de kooplieden op de wereldmarkt en »de stuurlieden op de schepen*.

Juist zooals thans heel de Pers en alle Minister en alle Parlement onderscheid maakt tusschen wat eenerzijds Kroon en Behind, Legeren Vloot deert, maar anderzijds den oeconomischen jammer in het maatschappelijk leven raakt, zoo doet het ook Johannes in de Openbaringen.

Ontzettend is de slachting die eens op het oorlogsveld te komen staat, en vertwijfelend de rook die eens van den wereldbrand zal opgaan, maar niet minder groot is de wanhoop, die zich van de kooplieden en stuurlieden zal meester maken. »De kooplieden der aarde, zoo staat er letterlijk, zullen weenen en rouw maken", en dit waarom anders, dan T> omdat niemand hun waren meer koopt< Hun winkels schitterend van prachtwaren, hun magazijnen volgeladen met de weelde van pronk en kleedij, hun pakhuizen met schatten vervuld; maar 't baat niet, 't helpt niet, 't is aL waardeloos geworden, omdat de klanten en koopers uitgestorven lijken, en er niemand meer binnentreedt om, gelijk Johannes het uitdrukt, hun waren te koopen.

Haast zoudtge zeggen, een profetie van wat thans in heel Europa, en ook in ons eigen land, vooral in onze steden, de noodkreet doet opgaan: »We staan te wachten, we ontsluiten onze magazijnen, we stallen alle kostelijke waar uit, maar niemand komt. De handel is geknakt. Het crediet zonk in. En juist ditzelfde ging ook in Babyion derwijs benauwen, dat den kooplieden de tranen in de oogen stonden.

En zie nu maar, welke kooplieden het meest moeten lijden, en het is immers juist als thans. Het doelt toch met name op wat Johannes noemt, de verkoopers van »goud, en van zilver, en van kostelijk gesteente, en van fijn lijnwaad, en van purper en van zijde en van scharlaken, en van welriekende zalf, en van wijn en van koetswagens; " kortom, van alle voorwerp van weelde.

Nu was dit in de profetie over Babyion zóó bang bedoeld, dat 't eens en voorgoed uit zou zijn, en er nooit meer koopers zouden komen opdagen. Maar al is dit zoo onder ons, Gode zij dank, nog niet, en al mogen wij nog op terugkeer van beter dagen hopen, de toestand van het oogenblik is toch ook voor ons hachelijk. De vaart op de groote zeeën belemmerd, de handel gefnuikt en gekortwiekt, en in de rijk-gevulde magazijnen geen kooper die binnentreedt.

Dit trof toen, en het treft nu »de kooplieden der aarde" niet enkel in land na land dat oorlog voert, maar ook in een land als het onze, dat nog vrede genieten mag. Het is het leven van heel Europa dat ontzet is, dat uit zijn voegen is gelicht, dat tuimelt, en op 't punt staat, onderstboven te worden gekeerd. Alle bron van welvaart verstopt, de dwarsbalk en sluitboom over allen weg van handel en verkeer gelegd, zoo dat er niets door kan, de munt in papier verloopen, alle onderling vertrouwen geschokt, en de man die er met vrouw en kroost van leven moest, schier weenend over de jammer die hem overkomt.

Alles vloeide en vlotte zoo heerlijk, in weelde baadde zich heel Europa, en nu plotseling en op eens geldnood en armoede voor de deur.

Wat anders is nu de jammer van heel onzen oeconomischen toestand!

Geen staathuishoudkunde behoeft 't u te komen aanzeggen, de Schrift heeft 't u alle eeuwen voorgehouden. Doch voorheen laast ge daar over heen, denkende, wat doen mij »die kooplieden der aarde", waar Johannes van handelt. Onze handel mag bloeien.

Doch nu gaat 't uzelven aan, nu slaat 't booze kwaad u zelf de poot weg van onder den drievoet waarop ge gezeten waart, en: »o God, help mijt! is de noodkreet ook van uw firma, van uw huis, en van 't beklemde hart in uw binnenste geworden.

Gijzelf zijt nu onder die kooplieden der aarde, die 't beweenen. Bab}'lon blijft nog altoos het schrikbeeld.

»Wee, wee, de groote stad!, die bekleed was met fijn lijnwaad, en purper, en scharlaken, en versierd met goud en met kostelijke gesteenten, en met paarlen; want in één ure is zoo groote rijkdom verwoest!"

Het was ook in Johannes' schildering een leven onder het volk geworden in bedwelmende weelde, en daarvan wordt nu betuigd: »De vrucht der begeerlijk heid uwer ziel is van u gegaan, en al wat lekker en wat heerlijk was, is van u weggevoerd, en gij zult 't niet meer vinden!"

Lang, al te lang had 't ook onder ons tusschen God en Mammon gestaan, en tenslotte was God vergeten en Mammon in eere gekomen. En Mammon's heerschappij was één genieten van overstelpende weelde. Schat na schat inkomend. Het ééne genot het andere vervangend. Steeds meer de ernst schuil gaand, en de loszinnigheid in tooi en sier, in kleeding en gelagzaal, op festijn en in schouwspel toenemend. En die heerschappij van Mammon was zoo verrukkelijk. Een ieder genoot en jubelde er in. o, Als God ons nu maar vrij onder Mammon liet voortleven, wat glans van wellust zou dan niet allengs heel het leven doen schitteren. Gleed 't niet alles als van een leien dak, was het niet of ieders scheepke al vanzelf voor den wind afdreef.

Veel zedelijk kwaad sloop in, het is zoo. Veel, al te veel werd door de vingers gezien. Tot het gebed toe geraakte in onbruik. .. Maar 't was toch zoo heerlijk! Zoo'n leven om, als men het dierf, naar te vatertanden.

En nu is op eenmaal God de Heere tusschenbeide gekomen. En voor glans overtrok donkerheid 't leven. Mammon's afgodsbeeld ligt voor zijn tempeldeur in stukken. Niemand heeft lust meer in de weelde. Stil bergt men zijn loszinnig gewaad weg, en hult zich in soberder kleedij. Men vraagt weer naar den weg die naar de kerkdeur kan leiden. Handen worden weer gevouwen, en men beproeft of 't bidden niet meer gaan zou.

Ook in de wereld der kooplieden voelt men weer, dat men wel met wat God ons toebedeelt, het volk bedienen, maar dat men 't volk niet uit eigen baatzucht verleiden mag.

Men denkt, men spreekt, men leeft weer zooals 't, waar de ernst het leven beheerscht, altijd had moeten zijn.

Ais men 's avonds de knieën buigt, voelen o, zoovelen dat ze thans veel beter dan in de dagen, eer het gerucht van den oorlog kwam, met hun God en zijn leer gerekend hebben.

Natuurlijk, men hoopt weer op betere dagen. Maar dit is 't verschil. Terwijl men maar al te lang geluk zocht buiten zijn God om, is 't nu weer van God alleen, dat men herstel van zijn levensgeluk verbeidt.

Scheepvaart, handel, verkoop in magazijn en in winkel 't stond zoo alles, jarenlang, schier alleen • onder 't symbool van de Fortuin.

Nu wil men weer naar zijn God toe.

maar, wat men daar­ De vraag is nu mee beoogt.

Zal 't zijn, om 'niet meer zijn Fortuin of om nooit meer zijn God te verliezen.

Wat nu is 't antwoord, dat ieders conscientie hierop ten beste geeft?

Dr. A. K,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 augustus 1914

De Heraut | 2 Pagina's

„En de koopliden der aarde zullen weenen”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 augustus 1914

De Heraut | 2 Pagina's