GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Gereformeerde Kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Gereformeerde Kerk

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 19 IVlaart 191S.

De Gereformeerde Kerk te Amsterdam sukkelde de laatste jaren voortdurend met tekorten. In 1913 steeg dat tekort zelfs tot de som van f 10.700, wat op een budget van /85.500 zeker veel te hoog is. En wel werden deze tekorten dan weer gedekt door een extra collecte te houden, maar op den duur was deze toestand toch niet vol te houden. Regel moet toch wezen, ook in het kerkelijk leven, dat de gewone inkomsten de gewone uitgaven dekken en dat alleen voor bijzondere uitgaven een buitengewone collecte gehouden wordt.

Terecht heeft de financieelc commissie ingezien, dat blijvende verbetering alleen te verkrijgen was langs den weg van vaste inschrijvingen. Vandaar dat een Commissie werd benoemd, bestaande uit de broeders G. H. A. Grosheide, B. Harrenstein en H. van de Grampel, om voor de verhooging der inschrijvingen te zorgen. Deze Commissie heeft aan alle gemeenteleden een schrijven gericht, waarin niet alleen op het geven van vaste bijdragen wordt aangedrongen, maar ook in een uitgewerkten staat werd aangegeven, hoeveel ieder naar verhouding van zijn inkomsten en het grooter of kleiner gezin, dat hij te onderhouden heeft, behoort bij te dragen om het budget der Kerk sluitend te maken. Vrucht van deze actie is, dat reeds thans aan nieuwe bijdragen of verhooging van de bestaande inschrijvingen een som van ƒ7089 i.s toegezegd, welk bedrag vermoedelijk nog wel met een ƒ3000 stijgen zal, daar lang niet alle billetten zijn ingeleverd en thans eerst begonnen zal worden met persoonlijk bezoek bij alle leden, die nog njet hebben geteekend.

Die uitslag is niet alleen verblijdend voor de Kerk van Amsterdam, maar geeft ook moed aan heel ons land. Indien ooit, dan scheen thans wel het oogenblik het minst gunstig om aan te dringen op zulk een verhooging van.de vaste bijdragen voor de Kerk. Niet alleen de kommervolle tijden, waarin we leven, maar ook de te wachten hooge belastingen zouden eer hebben doen vreezen, dat menigeen zijn bijdrage voor de Kerk zou hebben verminderd. En toch heeft een simpel rondschrijven aan de gemeenteleden tot vrucht gehad, dat nu reeds de bijdragen met een vierde verhoogd zijn. Het bedrag der inschrijvingen bedroeg tot dusver/27.248 en steeg nu tot ƒ34.337. Wel een bewijs, hoe de offervaardigheid van ons volk trots den druk der tijden nog stijgen kan.

Nu zegge men niet, dat de gemeente te Amsterdam een uitzondering vormt, daar ze zoo rijk is, dat het haar gemakkelijk moet vallen haar financieels lasten te dragen. Vooreerst telt de Kerk van Amsterdam niet zoo veel rijke leden als men buitenaf wel eens meent; veeleer zou men verwonderd staan als men den staat eens inzag, dien de Comissie van de inkomens der gemeenteleden opmaakte, hoe laag dit bedrag is. En in de tweede plaat; ^ maken de dure kerkgebouwen en hooge predikantstractementen, dat de .gemeente naar verhouding meer betalen moet. Daarom stemt het te meer tot dankbaarheid, dat ze terstond bereid bleek, nu de nood dwong, om haar bijdragen zoo aanmerkelijk te verhoogen. Amsterdam gaf daarmede voor heel het land een uitnemend voorbeeld.

, Niet het minst heeft daartoe bijgedragen de tactvolle manier, waarop de bedoelde Commissie tic' /.aak liecft aangepakt; Ni«ts werkt beter op de cpnscientie, dan dat men in concrete cijfers voor zich ziet, hoeveel men naar verhouding van zijn inkomen behoort te geven. Ieder kan dan zelf nagaan, of hij metterdaad voldoet aan de verplichting, die op hem rust. P> n niet minder juist was 'het gezien, dat de commissie niet in de eerste plaatü aandrong op vermeerdering van de bijdragen in de collecten, maar op inschrijving voor een vast bedrag. Zulk een opwekking om eens mild te geven in de collecte mag voor een oogenblik indruk maken, maar wordt straks weer vergeten en helpt niet op den duur. Bovendien kan niemand controleeren wat in de collecte wordt gegeven en bestaat dan ook de mogelijkheid niet om degenen, die te weinig bijdragen, daarover broederlijk te vermanen.

Eigenlijk ware de toestand het meest gezond, wanneer de geheele collecte voor de Kerk, evenals het plaatsverhuren, uit onze Kerken kon verdwijnen en alleen gecollecteerd werd voor de armen en voor bijzondere doeleinden. Wat men daarvoor ofïert, is liefdegave, en zulk een gave behoort in de K^rk des Heeren te worden ingezameld, gelï/k ook de Apostel Paulus in I Cor. 16 voorschrijft. Maar zoo is het niet met de uitgaven voor de Kerk, die alleen betaling zijn van wat ieder schuldig is. Waar men als gemeente kerken laat bouwen en daarvoor geldleeningen aangaat, of predikanten beroept, aan wie men een vast tractement toezegt, is men ook gehouden om aan deze verplichting te voldoen. De meest juiste oplossing zou daarom wezen, dat elk jaar een begrooting dezer uitgaven werd opgemaakt en dat dan de Kerkeraad of Finantieele Commissie een berekening maaikte, hoeveel ieder naar zijn inkomen had bij te dragen tot dekking dezer uitgaven. Het altoos stuitende geval, dat een predikant van den kansel de collecte moet aanbevelen voor zijn eigen tractement en bijzonder moet aanbevelen, wanneer er te kort is, zou dan niet meer behoeven voor te komen. Evenmin dat in een en dezelfde godsdienstoefening tweemaal gecollecteerd wordt voor hetzelfde doel, wat eigenlijk een beleediging is voor de goede gevers. Bovendien zou ieder dan weten kunnen, hoeveel hij jaarlijks heeft bij te dragen om aan zijn verplichting te voldoen, en van tekorten zou geen sprake meer behoeven te wezen.

Natuurlijk kan dit niet op eenmaal worden ingevoerd en dient ook hier met de historische toestanden te worden gerekend. Waar ons volk jaren lang gewend is geweest zijn bijdragen voor de Kerk in den vorm van collecten en plaatsengelden te geven, en > vaste bijdragen« in menige gemeente nog als iets vreemds worden beschouwG, kan de Kerkeraad niet in eens de kerkcollccten en plaatsengelden afschaffen, om tot hét stelsel van vaste inschrijvingen over te gaan. Dwang mag in Christus' Kerk 'tiiet worden uitgeoefend, eh wat in de Hervormde Kerk geschiedt, waar de onwilligen zelfs voor den kantonrechter worden gedaagd, is zeker niet aanbevelenswaardig. Maar wel kan de Kerkeraad de gemeente bearbeiden, zoodat steeds .meer de wenschelijkheid van vaste bijdragen wordt ingezien en de bezwaren daartegen worden uit den weg geruimd. Het zwaartepunt zal dan vanzelf van de collecten en plaatsengelden naar de vaste bijdragen verlegd worden, en dan zal het oogenblik kunnen komen, dat met instemming van heel de gemeente, het kerkezakje en het plaatsverhuren verdwijnt en alleen de vaste inschrijving overblijft, om de kerkelijke kosten te dekken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 maart 1915

De Heraut | 4 Pagina's

De Gereformeerde Kerk

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 maart 1915

De Heraut | 4 Pagina's