GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nu de zomer ons weer verliet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nu de zomer ons weer verliet

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 24 September 1915.

Nu de zomer ons weer verliet om voor den herfst plaats te maken en daarmede volgens de bewering der biologen de beste werktijd van het geheele jaar voor den mensch is aangebroken, is ook de rustperiode der Akademie weer voorbij en ontsluit ze opnieuw hare poorten, niet alleen om met frissche kracht den wetenschappelijken arbeid te hervatten, maar ook om toegang te verleenen aan een nieuwe schaar van jonge mannen, die met jeugdige geestdrift en bezieling aan den dienst der wetenschap zich komen wijden.

Zoo vond dan op den derden Woensdag in September de opening der lessen plaats aan de Vrije Universiteit in een samenkomst v^n Hoogleeraren en Studenten, waarbij ook enkele Directeuren en Regeeringscommissarissen aanwezig waren. De pro-rector Prof. Mr. P. A. Diepenhorst hield bij deze gelegenheid een toespraak, die in het teeken van den oorlog stond en handelde over: Elk student soldaat — ook de theoloog. Het persverslag geeft van deze rede, die reeds in druk verschenen is, de volgende resumtie:

Elk student soldaat — ook de theoloog. Eerst schetste de spreker de e w groote ontreddering welke de oorlog bracht in de studentenwereld der buitenlandsche academies, gelijk zulks in tal van publicaties der Christen-studente n-v ereeniging geschilderd wordt. Al verkeert daartegenover de Nederlandsche student in bevoorrechte positie, toch bracht ook ten onzent mobilisatie en Landstormwet menig ongemak.

De verhouding van den student tot de landsverdediging werd daardoor als van zelf aan de orde gesteld. Met een veelvuldig beroep op de rijke Nederlandsche pamflettenverzameling werd aangetoond, hoe door de scherpe toespitsing van het afgezonderd karakter der studentenmaatschappij bloedige botsingen tusschen militairen en academieburgers herhaaldelijk voorkwamen.

Toch vond die gespannen verhouding niet haar oorzaak in der studenten minder warme toegenegenheid voor de zaak des vaderlands. Uitvoerig werd gehandeld over de belangrijke rol, die Nederlandsche studenten in 1672, 1815, 1830 en 1831 bij de landsverdediging hebben gespeeld.

Na de afschaffing der plaatsvervanging in 1899 werd de aanraking tusschen het leger en de universiteitsmannen veelvuldiger en traden ook de studenten in mUitairen dienst. Evenwel met uitzondering van de theologische, daar de wet vrijstelling verleent > aan hem, die een geestelijk of godsdienstig menschlievend ambt bekleedt of daartoe wordt opgeleid.»

De geschiedenis dezer bepaling werd nagegaan en in den breede onderzocht of de vrijstelling van theologische studenten gerechtvaardigd kan heeten. Alleen in de Roomschkatholieke landen Oostenrijk en België wordt de vrijstelling gegeven op bijna even groote schaal, maar overigens hebben in geen enkel land de studenten eene dergelijke bevoorrechte positie. Voor de Roomsch-Katholieke Kerk met hare opvatting van de heiligheid van den gewijden clerus is de zaak beslist, maar anders slaat het met den protestant.

Al schuilt in het verzet tegen de vrijstelling van predikanten en studenten veel onheilig vuur, toch aarzelde Prof. I)iepenhorst niet te verklaren, dat het hem niet gelukt is, wat de studenten betreft, één .steekhoudend betoog te ontdekken, dat de vrijstelling aannemelijk maakt, terwijl hij, . wat de predikanten aangaat, gestuit is op menige verdediging, die hun iiivloed ernstig moet schaden en aan de zaak der landsverdediging groot moreel nadeel toebrengt.

Met nadruk verwierp hij de schrille tegenstelling van het hoog geestelijk karakter van het predikantenambt en de onwaardigheid van den soldatenarbeid. Daardoor wordt de zaak der landsverdediging meer geschaad dan door de krachtigste anti-militaire propaganda. Evenmin achtte hij aannemelijk de constructie, door Minister van Heemstra aan de hand gedaan, als ware de vrijstelling een vergoeding voor het gemis van verschillende rechten, dat de bedienaren van den godsdienst zich moeten laten welgevallen.

Ook oordeelde hij onbevredigend eene verdediging van de vrijstelling der militia Christiana als uitvloeisel van de zelfstandigheid der Kerk. Het is gevaarlijk, aan die zelfstandigheid zóó wijde strekking te geven, dat daardoor kerkedienaren van staatsrechtehjke verplichtingen worden ontslagen, en evenmin is het voor hem die vasthoudt aan het goddelijk karakter van alle aardsch beroep, aannemelijk om de militia Christiana te beperken tot predikanten en toekomstige predikanten.

Toch wil ook spreker de predikanten vrijstellen. Niet om het onwaardige van den krijgsdienst, niet om de onvereenigbaarheid van het soldaat en predikant zijn, worden de bedienaren van den godsdienst niet in de krijgsroUen ingeschreven, maar de reden hunner vrijstelling schuilt eenig en alleen in den aard hunner diensten, welke de Staat gevoelt, gevoelen moet, voor de richtige ontwikkeling van het volksleven niet te kunnen ontberen.

Die diensten verrichten de theologische studenten niet, en noch, om deze, noch om andere geldige redenen kan hunne vrijstelling gerechtvaardigd worden. Ook de theologische student moet soldaat worden, omdat het rechtvaardig is, omdat het verkeer in het leger den zegen van het herderlijk werk in de gemeente kan verhoogen, omdat door de opheffing der vrijstelling wordt weggenomen eene bepaling, die aan de verhevenheid van den plicht der landsverdediging zedelijk schade toebrengt.

Ten slotte werd aangetoond, hoe naast de militaire nimmer de m o r e e 1 e defensie mag worden vergeten. Van alles overheerschend belang is de mate van geestelijke veerkracht die in een volk schuilt.

Hier ligt een roeping voor hen die geestelijke leiding aan het volksleven hebben te geven. Hier is elk student soldaat, zoekend om straks te worden ingelijfd in het kader van geestelijke machthebbers, die aan het volksleven richting en steun moeten verschaffen.

Ernstige bestudeering van vaderlandsche geschiedenis, van vaderlandsche taal-en letterkunde, ook aan de académie, is voor de vervulling dier taak vereischt. Daarin toch schuilen krachtige roerselen om het vuur der vaderlandsliefde in veler gemoed te doen ontvlammen.

Wordt bij den historischen zin gevoegd een zuiver rechtsbesef, dat leert buigen voor Gods wets, dan is bezworen het gevaar van een onheilige patriotisrae en de weg gebaand voor een oprechte liefde voor het vaderland, die zich in al hare uitlatingen gebonden weet aan Gods wet.

Dat Prof. Diepenhorst afweek van de dusver gevolgde gewoonte om bij den aanvang der colleges een woord te spreken, dat opwekte tot liefde voor de wetenschap en leiding gaf aan de studie der studenten, en in plaats daarvan veeleer hen wijzen kwam op hun plicht om de studie in de steek te laten en de wapenen te dragen tot verdediging van het vaderland, — zal wel te verklaren zijn uit de ernstige tijdsomstandigheden, waarin we leven en waardoor het militaire vraagstuk zoo sterk op den voorgrond treedt. Vooral nu het bleek, dat niet alleen in, maar ook buiten den Akademischen kring het vraagstuk van den dienstplicht der theologen zoozeer de aandacht trok en hieromtrent geen gering geschil van gevoelen bestond, begrijpen we, dat Prof. Diepenhorst van deze gelegenheid gebruik wilde maken om over dit brandende vraagstuk ook zijn meening te zeggen. Aan vorni en inhoud dezer rede was blijkbaar veel zorg besteed; de taal was wèl verzorgd; een schat van historische bijzonderheden werd meegedeeld ; humor en ernst wisselden lkander af; van het begin tot het einde ist spreker zijn gehoor te boeien In hoe-' verre de conclusies, waartoe Prof. Diepenhorst kwam, ook onze instemminghebben, zal wel blijken, wanneer we nader op dit onderwerp terugkomen. Zeker verdient het hier behandelde onderwerp de ernstige overweging en is het goed, dat de argumenten vóór en tegen worden uiteengezet. Het geldt hier een belang niet alleen van het vaderland en van de theologische studenten, maar niet minder van de Kerken, wier aanstaande dienaren deze theologische studenten zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 september 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Nu de zomer ons weer verliet

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 september 1915

De Heraut | 4 Pagina's