GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ons antwoord aan Dr. Buizer.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ons antwoord aan Dr. Buizer.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Volgens onze belofte komen we thans op het schrijven van Dr. Buizer, dat we in ons vorig nummer afdrukten, nader terug. Niet om in een principieele discussie te treden over de zoogenaamde «pluriformiteit der Kerk», maar wel om de critiek, die we hebben uitgeoefend op de wi/se waarop dit gravamen is ingediend, te handhaven.

Het recht om een gravamen tegen de Belijdenis onzer Kerken in te dienen, erkennen we ten volle. We zouden geen Protestanten zijn, indien we dit niet deden. Een onfeilbaar dogma hebben we niet. Maar daarom is het toch niet onverschillig, op welke gronden zulk een gravamen berust, en hoe het wordt bekend gemaakt. Onze belijdenis. is niet een privaat geschrift, niet een dogmatische studie van een of anderen godgeleerde, maar een publiek geschrift, de geloofsuiting van onze Kerk. Aan die Belijdenis zijn eeuwenlang onze Kerken getrouw geweest; ze is verzegeld met het bloed onzer martelaren; op de Synode van Dordt heeft heel de Gereformeerde Kerk van alle landen aan die belijdenis haar zegel gehecht en onze Kerken gebeden, die belijdenis ongeschonden te bewaren tot de wederkomst van Christus. En al is deze Belijdenis niet onfeilbaar, omdat ze naenschenwerk is, toch mag deze Belijdenis niet publiek in staat van beschuldiging gesteld worden, — en dat is feitelijk het indienen van een gravamen — zonder zeer ernstige gronden en zeer diepgaande studie van hetgeen onze Belijdenis bedoelt en Gods Woord ons leert. Al erkennen onze Gereformeerde Kerken het 'recht om een gravamen in te dienen, toch is dit recht niet onbeperkt, maar gebonden aan zeer bepaalde eischen, eischen die niet willekeurig zijn gesteld, maar die vanzelf voortvloeien uit het gezag dat de Belijdenis voor de Kerk heeft; en het is aan deze eischen, dat we het door Dr. Buizer. ingediende gravamen hebben getoetst. Indien we dit scherp hebben gedaan, dan was dit, omdat — al twijfelen we geen oogenblik aan de eerlijke bedoeling van Dr. Buizer — de wijze, waarop dit gravamen was ingekleed en waarop hét gepubliceerd werd, ons weinig in overeenstemming scheen met den eerbied, dien we aan de Belijdenis der Kerk verschuldigd zijn.

De vraag, waarover het hier gaat, is toch niet, of wanneer onze Belijdenis als geheel herzien werd en opnieuw geforinuleerd, ook in het leerstuk der Kerk geen betere formuleering kan gekozen worden. De leiding des Heiligen Geestes in de Kerk staat niet stil, maar gaat door, en met deze leiding kan winste worden gedaan. Maar dat is geheel iets anders dan wat Dr. Buizer met zijn gravamen bedoelt. Al wat onze Belijdenis en onze Catechismus over de Kerk zegt, wordt door hem verklaard in strijd té zijn met den Geest van Christus. Niet tegen een enkele uitdrukking gaat zijn bezwaar, maar tegen de drie artikelen onzer Belijdenis over de Kerk als zoodanig. En dit gravamen v/eegt bij hem zoo zwaar, dat hij vooruit verklaart, dat wanneer de Generale Synode onzer Kerken aan dit gravamen niet voldoet, hij genoodzaakt zal wezen met de Gereformeerde Kerken te breken. Is dit laatste ernst, en we 'mogen hieraan niet twijfelen, dan blijkt daaruit, dat deze quaestie voor Dr. Buizer een allesbeheerschend vraagstuk is. Een acticulus stantis aut cadsntis ecclesiae. Een leerstuk, waarmede de Kerk staat of valt.

Gezien nu de ernst van dit gravamen, had verwacht mogen worden, dat Dr. Buizer had aangetoond op welke gronden, aan de Schrift ontleend, dit gravamen tegen onze Belijdenis rustte. Dit is de eerste eisch, die aan elk gravamen tegen de Belijdenis gesteld moet worden. Dr. Buizer nu heeft dit niet gedaan. Van eenig argument aan de Schrift ontleend, is geen sprake. Hij grondt dit bezwaar alleen daarop, dat dit stuk onzer Belijdenis niet overeenstemt met den »geest van Jezus Christus*. Een uitdrukking zoo vaag en onbelijnd, dat daarvan alles te maken is. Een moderne kan op dien grond tegen ai wat onze Belijdenis leert, bezwaar maken. Het hangt er maar van af, wat men ender den »geest van Christus« verstaat.

Wanneer Dr. Buizer nu opmerkt, dat dit niets anders is dan een quaestie van vorm, waarbij hij de indiening van het bekende gravamen tegen de ééne zinsnede van Art. 36 gevolgd is, en voorts door hem een beroep wordt gedaan op hetgeen de Commissie, die over dit gravamen te oordeelen had, gezegd heeft, dan is dit rhisleidend en onjuist. Degenen, die op de Synode te Middelburg het bekende gravamen hebben ingediend, hebben'daarbij uitdrukkelijk verklaard, dat zij dit deden, omdat zij de gewraakte zinsnede niet conform den Woorde Gods achtten, en daarmede dus weldegelijk op de Schrift zich beroepen. Aan dit gravamen was voorafgegaan een breede studie in de Heraut, waarin door uitvoerige exegese was aangetoond, dat alle teksten uit de Heilige Schrift, wiiiarop onze' vaderen zich beroepen hadden voor dit leerstuk, wel op de Joodsche, maar niet op de Christelijke Overheid sloegen. Negatief was daarmede het bewijs uit de-Schrift geleverd, want wanneer ik aantoon, dat de Schrift-teksten waarop een deel onzer belijdenis gegrond is, onjuist worden aangehaald, is daarmede tegelijk het fundament van dat leerstuk weggenomen. De Belijdenis moet toch op de Schrift gegrond zijn. En wat de uitspraak van de CommLssie betreft, dat een rechtstreeksche uitspraak in het Nieuwe Testament over de taak der Overheid in dit opzicht niet gegeven is en het bewijs daarom gevoerd moet worden uit hetgeen de Schrift aangaande den aard van Christus' Koningschap ons leert, zoo vyerd daarmede wel degelijk een beroep op de Schrift gedaan. Van dat alles is bij het door Dr. Buizer ingediende gravamen geen sprake. Hij heeft niet verklaard, dat dit leerstuk niet conform den Wöorde Gods is, maar dat het strijdt met den geest van Christus. En van een bewijs uit de Schrift is bij dit gravamen geen sprake geweest. Hiertegen gaat ons formeel bezwaar. Zelfs schijnt het ons, dat de Kerkeraad van Middelburg'een dergelijk gravamen niet ontvankelijk had mogen verklaren. Een gravamen, dat niet op de Schrift gegrond is, heeft in onze Kerken geen bestaansrecht.

¹) Dr. Buizer verzoekt ons mee te deelen, dat het opschrift boven zijn schrijven een zetfout is. Het had moeten zijn: hooggeachte redacteur.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 januari 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Ons antwoord aan Dr. Buizer.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 januari 1918

De Heraut | 4 Pagina's