GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ons antwoord aan Dr. Buizer.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ons antwoord aan Dr. Buizer.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII.

Het sterkst büjkt dit wel, wanneer men nagaat, hoe onze Vaderen over de Roomsche Kerk oordeelden, want al hielden zij den Paus voor den Antichrist en al zagen zij in de Roomsche hiërarchie de, valsche Kerk, toctftiqbben zij daarom nooit~bSwéerd, dat m de Roomsche "Kerk niets van de Kerk van tihristlis was overgebleven. »Wij ontkennen n'et, zegt Calvijn in zijn Institutie, IV, 2, 11, dat hedendaags onder de Papisten nog de sporen der Kerk gevonden worden, die de Heere onder heo uit de verwoesting der Kerk heeft laten overblijven*. En na er op gewezen te hebben, hoe God onder Israel ook iiï de tijden van het ergste verval en de diepste inzinking Zijn verbond nog staande heeft gehouden, gaat hij dan voort: alzoo heeft God ook, daar Hij Zijn verbond in Frankrijk, Italië, DuitscHland, Spanje en Engeland gesteld heeft, toch, toen deze landen door de tyrannie van den Antichrist zijn onderdrukt geworden, opdat zijn verbond onverbrekelijk zou blijven, vooreerst aldaar bewaard het getuigenis Zijns vcrbonds, d.w.z. den doop, en daarbenevens heeft Hij door Zijne voorzienigheid teweeg gebracht, dat aldaar ook nog vele andere overblijfselen bleven, opdat Zijne Kerk niet ten eenenmale ondergaan zou. En gelijk gebpuwen dikwijls alzoo worden neergeworpen, dat de fundamenten toch blijven staan, zoo heeft Hij ook niet geduid, dat zijne Kerk door den Antichrist tot den bodem toe uitgeroeid zou worden, maar heeft Hij gewild, dat er ook na de verwoesting nog^ een als 't ware half omgeworpen gebojiw zou overblijvenc. En evenzoo - ^ dm obk op dit getuigenis nog te wijzen — laat Calvijn zich uit in een brief van 7 December IS49 aan Lelio Sozzini geschreven: Wanneer ik zeg, dat ook in het Pausdom nóg overblijfselen der Kerk zijn overgebleven, dan beperk ik dit niet tot de uitverkorenen die hier en daar verstrooid zijn, maar dan meen ik, dat in het Pausdom werkelijk nog de ruïnes van de verwoeste Kerk voorhanden zijn, Om niet te lang hierover uit te weiden, het gezag van den Apostel Paulus npet ons hier voldoende zijn, want hij zegt, dat de Antichrist in den tempel Gods zitten zal (II. Thess. 2:4). Ik meen dan ook met genoegzame, gronden te hebben aangetoond, dat de Kerk, schoon half verwoest, toch in het Pausdom is overgebleven."

Dat dit niet alleen het gevoelen van Calvijn persoonlijk was, maar van de Gereformeerde Kerken in het gemeen, blijkt wel uit de geloofsbelijdenis der Gereformeerde Kerken in Frankrijk. Hoe scherp het oordcel is, dat in deze Confessie geveld wordt over de vergaderingen van het Pausdom, omdat de, zuivere waarheid er verbannen is, de Sacramenten er zijn bedorven enz., toch verklaren deze Kerken daarna: „maar desniettegenstaande gelooven wij, dat in het Pau.sdom nog een klein overblijfsel van de Kerk is eft zelfs de substantie van den doop er in behouden is, en aangezien de kracht en werking van den doop niet afhangt van hem, dié den doop bedient, belijden wij, dat degenen, die daar gedoopt zijn, geen tweeden doop behoeven te ontvangen." (Art. XXVIII).

Ook onze Gereformeerde Kerken in Nederland waren het hiermede van harte eens waren, zooals daaruit blijkt, dat op de eerste Synode onzer Kiïrken, in 1571 te Emden gehouden, waar onze Nederlandsche Confessie is vastgesteld en aangenomen, tegelijk besloten is, dat alle predikanten ook deze Fran.sche geloofsbelijdenis zouden onderteekenen »als betuiging van hun verbinding en eenigheid met de Fransche Kerken."

Hebben Calvijn en Öe Gereformeerde Kerk dus erkend, dat zelfs in dcRoomsche Kerk, hoe diep. verdorven zij ook was, nog overblijfselen van de Kerk van Christus warea te vinden, dan volgt hieruit vanzelf, dat zij de Roomsche Kerk ook nog niet in absoluten zin voor een valsche Kerk hebben gehouden. Een valsche Kerk toch s evenals een valsch bankbiljet n'et een half echte Kerk, maar een nagemaakte Kerk, een Kerk, die alleen den naam van erk heeft, maar niets van haar wezen. en moet daarom, wanneer onze Vaderen e Roomsche Kerk een valsche Kerk oemdep, wel onderscheiden. »Valsche Kerk as volgens hen, zooals Prof. Bavinck zegt, e Roomsche Kerk in zooverre zij Pauselijk as, maar niet in zooverre in haar nog verblijfselen van de ware Kerk te vinden aren*, of gelijk hij daarna verklaart: valsche Kerk werd de naam yan de ierarchi, ^che macht van bijgeloof of one M a l o w v f t o e d n e i h geloof, welke in de plaatselijke kerken zich opwierp en zich zelve en haar ordinantie meer autoriteit toeschreef dan den Woorde Gods», waarbij hij verwijst naar Art. 29 onzer Confessie (Geref. Dogm. 2e uitgave Dl. IV, p. 343). Hoe zou anders de doop in de Roomsche Kerk nog altoos als een echte Christelijke doop door onze Gereformeerde Kerken erkend zijn? Juist in die erkenning van den doop spreekt de Gereformeerde Kerk uit, dat de Roomsche Kerk toch nog altoos een Christelijke Kerk is gebleven.

En evenzeer als dit relatieve wel in het. oog moet worden gehouden bij hetgeen onze Cdhfessie van de valsche Kerk zegt, geldt ^dit ook ten opzichte van de ware Kerk. Vat men de kenteekenen, die onze Confessie "van de Kerk geeft, in absoluten zin op, en meent men, dat een Kerk, die al deze kenteekenen niet in Volkomenheid ons vertoont, geen ware Kerk is, dan zouden niet alleen de Ltithersche Kerk in Duitschland, de Zwingliaansche Kerk in Zwitserland en de Episcopaalsche Kerk in Engeland geen ware Kerk zijn geweest — want bij elk van déze Kerken ontbreekt een of meer van deze kenteekenen — maar dan zou er, gelijk Prof. Bavinck terecht opmerkt, »niet één ware Kerk op aarde bestaan, aangezien er geen enkele Kerk is, die volstrekt en in alle deelen, in leer en leven, in bediening van Woord en Sacrament aan den eisch Gods beantwoordt*, (t. a. p. De IV, blz. 343). Het zou daarom een dwaasheid wezen, wanneer men de \»roorden van onze Confessie aldus zou willen opvatten. Wanneer onze Catechjsmu» op de vraag, wat . een echt, waar geloof is, , dat alleen ons zalig kan maken, de heerlijke oinschrijving van het geloof geeft, die in antwoord 21 is te. vinden, dan wordt daarmede de volle en rijke levensuiting van het geloof ons - geteekend, maar daaruit volgt niet, dat een' ieder, die dit alles ' nog niet in zich bevindt, daarom een valsch geloof zou hebben of een - schijngeloovige zou wezen. Ons Avondmaalsformulier waarschuwt juist tegen deze absolute opvatting, waardoor de zwakgeloovigen zouden afgeschrikt worden. Bovendien, hoe z(ïüden dan de kleine kinderen, bij wie van dit alles nog geen sprake is, toch door onze Kerk voor »geloovigcn* kunnen gehouden worden? ]|n zoo is het ook hier. Onze Confessie kan niet anders doen, dan wanneer zij het beeld der ware Kerk ons teekent, de kenteekenen op te geven, die naar Gods Woord voor de Kerk van Christus noodzakelijk zijn, maar daaruit volgt niet, dat alleen een Kerk, die volkomen aan deze kenteekenen beantwoordt, een ware Kerk zou wezen. Als ik de tegenstelling neem van echt goud en valsch goud, en de kenteekenen van beide opgeef, dan moet ik het goud wel als zoodanig beschrijven, maar niemand, zal daaruit afleiden, dat het goud, zooals het voor allerlei doeleinden gebruikt wordt, en dat altoos geallieerd is, geen echt goud zou mogen heeten. Er is goud van 24, van 18, van 14 karaat en zelfs van nog minder. Natuurlijk is er een grens, waar ten slotte de echtheid ophoudt en men van valsch goud gaat-spreken, ook al is er misschien nog een klein percentage goud aanwezig. Maar in een Confessie behoeven al deze overgangen niet besproken te worden en is het voldoende, wanneer de tegenstelling tusschen de ware en valsche Kerk ons geteekend wordt. Denaam »ware Kerk* is dan ook, gelijk Prof. Bavinck opmerkt, „de aanduiding niet van ééne Kerk, maar van veleriei Kerken, die de hoofd-Waarheden des Christendoms, de fundamenteele artikelen, nog vasthouden, doch overigens iii ' graden van zuiverheid van elkander afwijken* (t.a.p. t. IV, blz. 343).

En laat Dr. Buizer nu niet tegenwerpen, dat die ruimere opvatting eerst in later tijd is opgekomen, "maar dat dit niet het oorspronkelijke standpunt onzer vaderen is geweest en 'dus oolc niet door onze Confessie Is bedoeld. Onze Confessie staat niet op zichzelf, maar behoort tot dè reeks van Geloofsbelijdenissen, die van onze Gereformeerde Kerken zijn uitgegaan en die in onderling verband moeten genomen worden. Wrlnu, reeds in de eerste Gereformeerde "TCöfïTe^sie, door Calvljïr'Tjpgesteld voor de Kerk van Geneve, werd gewaarschuwd om deze kenteekenen der ware Kerk niet te absoluut op te vatten. «Het rechte kenmerk, om de Kerk van Jezus Christus te onderkennen, zoo staat hier, is wanneer zijn Evangelie zuiver en getrouw wordt gepredikt, aangenomen en bewaard, en wanneer zijne sacramenten recht worden bediend, ook al zijn er in zulk een Kerk eenige gebreken en fouten, gelijk er altoos onder de menschen gevonden worden (encores quil y aij quelques imperfections et faultes, comme tousionrs il y en aura entre les hoinmes) Calv. Op. t. XXII p.JI).' En in de'laatste Gereformeerde Confessie op de Syhode van Westminster vastgesteld, wordt hetzelfde uitgesproken. > De particuliere Kerken (die leden van de Katholieke Kerk zijn) zijn min of meer zuiver naarmate in deze Kerken met meerder of minder zuiverheid de leer yaij het Evangelie wordt geleerd en ontvangen, de Goddelijke instellingen worden bediend n de openbare eeredienst wordt volbracht. aar zelfs de allerzuivcrste Kerken op arde staan bloot aan vermenging en dwaing" (Cap. XXV Art. 4, S). En dat ook nze Confessie niet anders verstaan mag orden, zegt Maresius uitdrukkelijk bij de erklaring van Artikel XXIX onzer Conessie: „eenig gebrek in de leer of in de ucht, of ir^de .orde, of in de ceremoniën ntneemt aan eene Kerk niet de wezenlijke igenschappen van de Kerk en maakt niet, G at in de gemeenschap dezer Kerk iemand iet zalig zou kunnen worden, aangezien t r nooit in de wereld eene Kerk geweest s, die zoo gelukkig geleid werd, dat inj aar geen enkele smet werd gevonden eo zij van. alle vlekken vrij was. Wij denken er daarom niet aan, het anathema uit te spreken over eene Kerk, die nog het fundament en het Hoofd d.i. Christus behoudt, Gods Woord als den eenigen regel van geloof en leven erkent, de drie hoofdsommen des geloofs aanneemt, enz. (Exegesis Syniboli p. 421).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 maart 1918

De Heraut | 6 Pagina's

Ons antwoord aan Dr. Buizer.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 maart 1918

De Heraut | 6 Pagina's