GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

38ste Jaarvergadering van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag, gehouden te Utrecht den lOen en 11en Juli 1918.

Bekijk het origineel

38ste Jaarvergadering van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag, gehouden te Utrecht den lOen en 11en Juli 1918.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze jaarvergadering is ditmaal later gehouden dan dit gemeenlijk pleegt 'te geschieden. Dat komt wel door de Verkiezingen voor de Tweede Kamer, die ditmaal op 3 Juli vielen» Dat we' in Utrecht samenkomen is niets bijzonders, maar of de keuze op Utrecht zou gevallen zijn in andere tijdsomstandigheden, als bijvoorbeeld het reizen niet zoo duur en niet zoo moeilijk ware geweest, is de vraag. Dan komen we nu in Utrecht saam in Kunsten en Wetenschappen^ zeker voor geheel onze beweging een gebouw van historische beteekenis; het gebouw ook, waarin de eerste iwetenschappelijke dag< werd gehouden, maar dat toch voor het houden van een jaarvergadering minder aantrekkelijk was. Doch Tivoli was niet te krijgen en in JST. en W, hebben we het ook goed gehad, wat uit het verslag van onze jaarvergadering wel zal blijken.

Zooals wij zeiden werd Woensdag 10 Juli de Wetenschappelijke dag gehouden. De leiding van dezen dag was opgedragen ^n den hoogleeraar Dr. R.. H. W o 11 j e r, die nadat hij de vergadering geopend had met het lezen van een gedeelte van Gods Woord en gebed, aan de orde stelde het referaat van den hoogleeraar Dr. L. B o u m a n, handelende over:

„De begrijpelijke relaties in de Psychologie.

De aanhangers van dediepte-psychologiehebben niet ten onrechte de opmerking gemaakt, dat er een klove gaapt tusschen de wetenschappelijke psychologie van den.tegenwoordigen tijd en wat de practijk van het dagelijksch leven van de psychologie verwacht. Zij willen nu door de studie van de psychologische problemen en met name van de psychoanalyse aantoonen, dat men op deze wijze eerst komt tot het ware inzicht in de psychologie en ook van de psy-" chopathologie. De waarde van.de psychoanalyse niet betwistend, meent de spreker echter, dat door deze leer logische-en methodologische fouten worden gemaakt, wat in verband staat met de bijzondere plaats, die de psychologie inneemt in het systeem der wetenschappen.

Onderscheid moet gemaakt worden tusschen de causale en de begrijpelijke relaties. Het ideaal bij het natuurwetenschappelijk onderzoek en bij de toepassing der natuurwetenschappelijke methode is de quantificeering der onderzochte processen. Het psychische, dat naar zijn aard altijd qualitatief blijft, kan nooit een quantificeering der processen nastreven. Principieel is dit onmogelijk zonder het eigenlijk, namelijk het psychisch onderzoekings-object, te verliezen. Het psychische komt uit het psychische op voor mij begrijpelijke wijze. Wanneer ik iemand in toorn zie, dan ga ik mij afvragen, hoe deze toestand is voortgekomen uit een anderen toe stand, wat er gebeurd is, wat er aan vooraf is gegaan, waardoor we dus zijn toorn kunnen verklaren.

Anatomisch en psychologisch onderzoek van de hersenen. de experimenteele' psychologie trachte de causale relaties op te sporen, de begrijpende psychologie zoekt naar de begrijpelijke relaties, beide richtingen staan naast elkaar. De begrijpende psychologie wordt opgebouwd uit het doorleven van een onmiddellijke evidentie, de vraag naar de genese daarvan staat buiten de methodologie, zooals de genese der waarneming of der evidentie in de overtuiging van een causaalverband buiten het onderzoek over de vooropstellingen der natuurwetenschap Ugt.

Speciaal bij de beoordeeling van de psychoneurozen is de begrijpende psychologie van groote beteekenis. Is de psycholoog zelf een geloovige, dan zal hij gemakkelijker kunnen indringen en invoelen in het zielleleven van zielsbekommerden en gedeprimeerden. De begrijpende psychologie is van nut voor de studie dertrau matische neurozen, de psychopaten, der gevangenis-neurosen en psychosen. Belangrijk voor de begrijpelijke relaties zijn ook de nawerkingenvan vroegere gebeurtenissen.

Zoo-komt mèn tot de verdrongen processen, die vooral ook in den wereldoorlog een groote rol spelen. Zoo komt men eindelijk ook tot de verdrongen complexen, die bij de Freudsche psychologie en bij Jung zoo op den voorgrond treden. De zoogenaamde kathartische methode daarbij toegepast, verdient alle aanbeveling. Freud neemt dan ook onder de begrijpende psychologen eene belangrijke plaats in, hij gaf vaak verrassende inzichten, wanneer hij de begrijpende relaties beschrijft van vele symbolen en verdringingen. Hij beging echter fouten, eenerzïjds door de begrijpende psychologie uit te breiden tot de psychologie der »Annahmenc, hij blijft nog' vast houden aan de associatie psychologie en meende werkelijk causale relad l z n z z v r v P l I g ties te geven, anderzijds door uit de begrijpelijke relaties theorieën op te bouwen, over de oorzaken van. het geheele psychische proces, terwijl het begrijpen uit zijn aard nooit tot theorieën kan leiden.

Een belangrijke fout in de opleiding vanden medicus, achtte spreker, dat hij niet op vraagstukken op methodologisch gebeid wordt gewezen, en de voorstudie daarvoor hem onthouden wordt. Spr, heeft een poging willen wagen aan te geven, waar de diepere problemen op het gebied der psychologie en der psychopathologie liggen; missen we voor een kijk in deze problemen nog veel — dank zij Jaspers voorlichting kwam daarin reeds veel verbetering — toch mag nu reeds als een zaak van groot gewicht beschouwd worden de scherpe scheiding tusschen de causale en de begrijpelijke relaties, tusschen de causaal verklarende en de begrijpende psychologie. Als begrijpende psychologen «taan we niet meer zoover van onze patiënten, gevoelen we ons dichter bij de theologen, juristen en paedagogen, die immers ook de begrijpelijke relaties trachten te vinden, en is de klove overbrugd, die ons scheidde van de kennis van de menschelijke ziel.

Deze zelf komt eindelijk door de studie der begrijpelijke relaties weer tot haar recht en ook hier kan van een overwinning der • ziel gesproken worden.

Aan de bespreking namen deel Dr. D. Schermers, Dr. F. J. J. Buytendijk, Prof. Dr. C. van Gelderen, Dr. J. G. Geelkerken, Prof. Dr. W. Geesink, Dr. J. Jansen, Dr. H. W. Smit, Dr. J. G. Ubbink, Dr. K. J. Bult en de voorzitter. Prof. Dr. R. H. Woltjer, die uitvoerig door den referent beantwoord werden.

Voor de middagsamenkomst, die te 2 uur geopend werd, leidde Prof. Dr. A. G. Honig, van Kampen, in het onderwerp: »De taak der wijsbegeerte. De ontwaakte behoefte aan eene bevredigende wereld-en levensbeschouwing. Eene philosophie van het Calvinisme,

Professor Honig begint met er aan te herin neren, dat tot voor korten t^d de vraag naar de taak der wijsbegeerte op zeer verschillende manieren werd beantwoord. Nog in 1891 kon Woltjer schrijven: »mij ontbreekt de leidende draad, zoodra wij _op het gebied der wijsbegeerte komen. Daar is ^het zooveel hoofden, zooveel zinnen.t Na dien tijd is het veelszins anders geworden. Tegenwoordig zoeken vele geleerden, zooals Wundt, Windelband (die aanvankelijk de philosophie opvatte als: Wissenschaft von den allgemeingültigen Werten), Wilhelm Jerusalem, Paul Natorf en Ritter het karakteristieke van de wijsbegeerte in de ontwikkeling eener wereld-en levensbeschouwing. Tot deze opvatting baande de weg de gedachte, die in Duitschland o. m. door Schleiermacher, Paulsen en Wundt voorgedragen is, en waarmede ten onzent o. a. Opzoomer, Seholten en Kuyper zich vereenigden. Volgens deze denkers toch zag de philosophie zich geroepen, de resultaten der bijzondere wetenschappen tot eene algemeene wetenschap te verwerken. De jongste opvatting is zeer begrijpelijk. Wijsbegeerte is niet iets wat aan een bepaalden tijd eigen is, maar het is iets voor alle tyden en alle volken — zij het ook, dat de wijsgeerige aanleg der menschen zich in de eene eeuw sterker openbaarde dan in de andere. Aan den mensch is eigen de begeerte, om alle geestelijke en stoffelijke verschijnselen in hun samenhang te doorzien, om zich eene voorsteling te vormen van heel die wereld, waarmede hij telkens in aanraking komt en waartoe hij mmers ook zelf behoort. Voor het Christelijk denken laat zich deze behoefte psychologisch uitnemend verklaren. De schepping des menchen naar Gods beeld is ook hier van primordiale beteekenis.

De historie wijst uit, dat deze opvatting van de taak der wijsbegeerte de juiste is. Dit wordt n korte trekken aangewezen. Daarna worden deze twee bedenkingen tegen het aangewezen standpunt onder de oogen gezien; Ie. de wijsbeeerte is een zeer moeilijk studievak en daarom kunnen"; slechts zij zich aan de studie ervan ijden, die bijzonder begaafd zijn; 2e. er zijn verschillende wijsgeerige vakken.

De honger naar eene hoofd en hart bevrediende wereld-en levensbeschouwing is thans groot. Het heden (afgedacht zelfs van den weeldoorlog) is zoo in droef. Eenerzijds de hooge bloei der cultuur en anderzijds het schrijnende evoel van onbevredigdheid. Aangewezen wordt, oe de hoogleeraar Eucken dat verklaart. Welu, uit dit zich ongelukkig gevoelen laat zich de egenwoordige honger naar eene wereld-en leensbeschouwing zeer goed verklaren. Ook — elijk Windelband aantoonde — de terugkeer aar Hegel, waar eenerzijds Schopenhauer en Von Hartoann en anderzijds Nietzsche onbevredigd lieten. Daarom tracht ook Bolland datene te bieden, waaraan velen behoefte gevoelen.

Deze honger naar eene philosophie heeft aan de Christenheid in het gemeen, en aan de beijders van de gereformeerde religie in het bijonder, iets te zeggen. Een systeem van Calviistische wijsbegeerte is dringend noodig. Noch ij, die beweren, dat het positieve Christendom ich heeft overleefd, noch zij, die (zooals ten orige jare nog JüUus Kaftan in een breedvoeig boek) staande houden, dat Kant de wijsgeer an het Protestantisme is, hebben recht. Eene hilosophie van het Calvinisme is noodig enmogeijk en kan voor duizenden ten rijken zegen zijn. n vogelvlucht wordt eene schets daarvan 'geeven.

Met den referent kwamen in debat Prof. Dr. W. Geesink, Dr. A. Brummelkamp, Prof. Dr. T. Hoekstra, Prof. Mr. Anema, Dr. V. Hepp, Dr. J. G. Ubbink en de voorzitter. Prof. Dr. R. H. Woltjer. De mogelijkheid van eene Calvinistische philosophie werd in het debat betwist, althans de wetenschappelijke arbeid daarvoor nog niet genoeg gevorderd geacht, om aan uitvoering van hetgeen de referent bepleit had, te kunnen denken.

Bidstond—Vrye Universiteit.

Aan den vooravond van de jaarvergadering der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag werd in de Bagijnekerk een ure des gebeds gehouden, waarin als voorganger optrad Ds. J. C. RuUmann.

ZWEerw. liet zingen Psalm 141 : 2, las Klaagliederen S : 19—22, en koos daaruit, na een kort voorgebed, de laatste woorden van vs. 21 tot tekst: Vernieuw onze dagen als van ouds.”

Het is, aldus spreker, dezen zomer juist veertig jaar geleden, dat besloten werd om over te gaan tot de oprichting van een vrije Gereformeerde Hoogeschool hier te lande. De nood der kerk drong daartoe. Bij de Hooger-Onderwijswet van 1876' was officieel het geloof_in den levenden Christus uit de Godgeleerde Faculteiten weggenomen. En de Haagsche Synode, die nu door kerkelijke hoogleeraren het staatsonderwijs zou aanvullen, ging in 1878 bij haar benoemingen zoo schandelijk partijdig te werk, dat zij, ook naar de innige overtuiging van Dr. Bronsveld, in dat ééne jaar meer kwaad deed aan de kerk, dan wellicht 25 jaar weer goed zouden kunnen maken. Vooral de benoeming van Dr. Cannegieter, een beslist aanhanger der Groninger richting, tot kerkelijk hoogleeraar in het rechtzinnige Utrecht, was een slag in het aangezicht van heel de orthodoxie, en bewees dat de Synode nog minder eerbied had voor het belijdend deel der kerk dan de staat.

Maar reeds in het laatst van 1877 was een kleine broederkring ten huize van den heer W. Hpvy te Amsterdam onder de banier van de Gereformeerde Belijdenis saamgekomen, om biddende te overwegen, wat er gedaan kon worden tot redding van het heilig beginsel der Theologie. En daar rijpte nu het denkbeeld dat het komen moest tot een eigen stichting, en dan niet slechts voor de Theologie, maar ook voor de andere wetenschappen. En al moest de aanvang dan uiterst klein en zwak zijn, er mocht toch niet langer gorden gedraald. Er was periculum in mora. Vooral toen door de Synodale benoemingen het vast stond, dat zelfs de dogmatiek, het hart der Theologie, aan de aanstaande Evangeliedienaars door loochenaars dey godheid van Christus onderwezen zou worden, toen was de teeïling geworpen en moest er naar een beteren •waarborg worden omgezien. > En die waarborg zal , komen", zoo schreef De Heraut van 14 Juli 1878, met zinspeling op de voorgenomen stichting van een Gereformeerde School der Wetenschap. Op 22 October 1878 constitueerde zich te Utrecht een voorloopig Comité, waarin het gewichtige besluit viel om een Vereeniging voor Hooger Onderwijs op te richten op den grondslag der Gereformeerde beginselen. En op S December d. a. v. werd in diezelfde stad definitief overgegaan tot de oprichting der geprojecteerde vereeniging en tot de vaststeUing van haar statuten.

Van deze eerste vergadering ging nu ook een bezielende circulaire uit, waarin de Gereformeerden in den lande tot medewerking aan zoo grootsche taak werden opgeroepen. En als wij nu, na 40 jaar, dat historische document nog eens over lezen, ontroert ons nog het heihg enthousiasme, waarmee dit stoute plan werd aangegrepen, en moeten wij in diepe zielsontroering getuigen: Ja waarlijk, onze Vereeniging is uit het geloof geboren.

En kennelijk heeft op die geloofsdaad de zegen des Heeren gerust. De uiterst kleine broederkring, die in 1877 begonnen was te Amsterdam saam te komen, groeide binnen drie jaar tijds uit tot een wijd-vertakte vereeniging van leden en contribuanten over het gansche land. En reeds op 20 October 1880 kon de Vrije Universiteit geopend, en daarmee de smaad afgewenteld worden, dat er geen wapensmid meer was in Israël. Met een vijftal studenten werden in December 1880 de lessen aan de Vrije Universiteit begonnen. Maar de vooruitzichten waren vooral voor haar theologische studenten „niet rooskleu^ rig, want de Synode had hen uitgesloten van het proponentsexamen. Doch op het ingebrachte bezwaar, hoe men de candidaten der V. U. in de Kerk zou brengen, antwoordde Dr. Hoedemaker j in zijn rede van 29 December 1884 te Utrecht, dat niet één, maar wel twintig kerkeraden zich bereid verklaard hadden een leerling der V. U. tot herder en leeraar te beroepen, ook al moesten zij daardoor het landstractement missen.

Zóó nu is het ook geschied bij het kerkelijk conflict in 1886. En al meende toen onze Vereeniging voor H. O. zelve als Vereeniging zich daarbuiten te moeten houden, toch werd toen niet vergeten, dat juist het diep verval der Kerk de reden was geweest, waarom de Vereeniging indertijd werd opgericht. Daaroin heeft toen met name Professor Rutgers als Hoogleeraar in het Kerkrecht zijn heilige roeping niet verzaakt om ook op zijn colleges het recht der kerken in helder licht te stellen, en zijn studenten te wapenen in den strijd tegen de reglementaire organisatie van 1816. Onwaardeerbaar is de hulp, die de V. U. hierin geboden heeft tot vrijmaking der Kerken, en voorts in het verschaffen aan die vrijgemaakte kerken van heel een corps welonderlegde candidaten in de godgeleerdheid.

Maar ook over breeder terrein dan alleen dat der Kerk heeft de Theologische faculteit aan de V. U. het zoeklicht van Gods Woord

doen vallen door een reeks van schitterende oraties, waarin de smaad van de dwaasheid des kruises gewroken werd op de wijsheid dezer wereld, terwijl voorts menige dissertatie wetenschappelijke glorie deed stralen om ~dea öaam onzer Hoogeschool.

Ook de Juridische en Litterarische Faculteiten hebben door haar wetenschappelijken arbeid den strijd der beginselen gestreden zoowel op het gebied van staat en maatschappij als op dat der letteren en wijsbegeerte, en aan ons volk mannen geleverd, die in rechtzaal, parlement en pers, of pp onze Gymnasia en Hoogere Burgerscholen mede een dam opwierpen tegen den wassenden stroom van ontkerstening en godverzaking. Zoo mocht onze V. U. dan reeds ontzaglijk veel doen voor de geestelijke ontwikkeling van ons volksleven', en krachtigen weerstand bieden aan de antichristelijke beginselen in onze moderne samenleving. En nog pas werden we over het gevoelige verlies van de Professoren Rutgers, Woltjer en SiUevis Smitt althans eenigermate getroost, nu in de litterarische faculteit twee nieuwe Hoogleeraren en een lector benoemd werden, waar-.door onze Universiteit voortaan ook het doctoraat in de Nederlandsche Letterkunde zal kunhen verleenen.

Het spreekt van zelf, dat deze nieuwe leerstoelen de uitgaven doen klimmen. Maar heeren Directeuren hebben daarbij gerekend op de bekende offervaardigheid van ©ns gereformeerde volk. Steeds is het de eere onzer Universiteit geweest, dat ze, uit het volk geboren, ook door het volk onderhouden werd. En nu het oude geslacht, dat in milde offervaardigheid zijn liefde toonde, van lieverlee uitsterft, moge ons jonger geslacht de plaats der ouderen vervangen door^ aan onze stichting even krachtigen steun te bieden.

Veertig jaren is het nu geleden, dat de eerste steentjes, ^ tot oprichting van deze vrije Gereformeerde Universiteit werden bijeengebracht. En naar Bijbelsche rekenkunde is veertig het getal voor een proeftijd. Welnu, het proefstuk is geleverd. En nu we na 40 jdren weer bijeen zijn in de stad, waar de stichtingsplannen ontworpen werden, nu heb ik getracht in een terugblik op dat 40-jarJg tijdperk u aan te toonen, dat de V. U. haar bestaansrecht genoegzaam bewezen heeft. Maar 40 jaren, is ook de leeftijd van een menschengeslacht. Het geslacht der stichters onzer Universiteit daalt dan nu ook gaandeweg ten grave. En wij, die toen nog in de wieg lagen, zien ons thans geroepen hun werk over te nemen.

Broeders en Zusters ! dat is een aangrijpende gedachte. Want wij zijn er diep van doordrongen, dat wij, jongeren, in geloofskracht en heldenmoed op verre na niet raken tot de hoogte van de oude garde. Ach, wat stonden in dien eersten tijd de bidatonden van de V. U. veel hooger dan nu. Hoe' wai dan schier heel het Gereformeerde volk als één vallei van verootmoediging! Wat kon dan een boetprediker als Dr. Van den Bergh dat volk diep in de schuld voor God brengen en tot schuldbelijdenis en bekeering opwekken. Denk slechts aan zijn voorgaan in de ure des gebeds op den avond van 4 Juli 1884 in de Buurkerk alhier, toen hjij zijn hoofders niet alleen bepaalde bij de weldaden, die de Heere in de V. U. schonk, om daarvoor te danken, maar ook bij de zonden, die haar aankleefden, om daarvoor schuldbelijdenis in den gebede te doen. En dan rekende hij tot die zonden bepaaldelijk de jacht op succes, het lage peil der godzaligheid, het veldwinnend farizeïsme en het steunen op het schepsel.

Zie, als we zoo den geestelijken toon uit de dagen van otids nog eens beluisterd hebben, gevoelen we ons te meer gedrongen tot de bede: Vernieuw onze dagen als van ouds. Blijkens het tekstverband is die bede een uitwerking van het voorafgaande gebecj : •»Heere ! bekeer ons tot U, zoo zullen wij bekeerd zijn.”

Die bede veronderstelt echter boete en bekeering onzerzijds, zelfverootmoediging "in het ontdekkend licht van 's Heeren aangezicht. Dau bidden we, dat de vuurgloed van Gods heiligheid verteren moge, al wat er nog onheiIigs»in onzen universitairen kring gevonden wordt, opdat het echte goud van het beginsel uit God, daardoor gelouterd, des te heerlijker moge uitblinken. En zoo vernieuwt de Heere dan onze dagen als van ouds. Dan zien wij bij vernieuwing Zijn aangezicht in gunst tot ons gewend, ons toestralend als het zonlicht, om nieuwe dagen te voegen aan de levensjaren onzer Vereeniging. Ons oude geslacht is than^n zijn nadagen. We hebben het op zijn middaghoogte zien schitteren in ongetemperden luister, en nog boeit het ons in zijn avondgloeiing. Maar met de bede : »Vernieuw onze dagen als van ouds", verwachten Vfte-'dan van God, die het licht schept uit de duisternis, dat Hij welhaast het morgenrood zal doen doorbreken van een nieuwen dag voor ons tegenwoordig geslacht.

En die alzoo den Heere verwachten, ^ zullen de kracht vernieuwen. Dan wordt onze jeugd vernieuwd als eens arends. Dan komt er in onze Vereeniging en in onze Universiteit nieuw leven, een nieuwe lente en een nieuw geluid. Want neen, ' we mogen ons maar niet tevreden stellen met den lof te zingen van den goeden ouden tijd. We leven iii den nieuw^en tijd; niet meer in 1878, maar in 1918. We zijn veertig jaar verder, we zijn geen kindéren meer van de 19e eeuw, maar van de 20e eeuw. En die nieuwe eeuw stelt ons voor nieuwe problemen.

We moeten dan ook voeling houden met onze studeerende jongelingschap, die daar worstelt met de martelende problemen van onzen bangcn tijd. En wij moeten hen in hun moeiten en twijfelingen bijstaan door waarlijk principieelc studie èn door een godvruchtige levenspraktijk. Inzonderheid onze vrije Gereformeerde Hoogeschool heeft hier een heilige en ernstige roeping; de hox> ge roeping n.l. om met het Woord van God positie te nemen in den strijd der geesten, en zóó geestelijke leiding te geven aan onze moderne cultuur.

En aan die hooge roeping zal onze V. U. kunnen beantwoorden, indien ze maar, trouw blijvende aan haar oorspronkelijke, gereformeerde beginsel^ dat vruchtbare en levensvolle beginsel nu ook uitwerkt voor de gioote levens-en wereldvraagstukken, waarmee onze tijd worstelt. Want Jezus Christus, dien zij aanbidt al» Koning, óók op het erf der wetenschappen, is een eeuwig Koning, gisteren en heden Dezelfde, en in der eeuwigheid. Met Hem de toekomst ingaande, begroeten wij dan, óók in dit heden vjin onzen bangen tijd, voor onze Hoogeschool den morgen van een nieuwen dag, die ons verschieten opent van nieuw leven, jong en frisch als in de dagen van ouds. Ga daarvoor dan nu ook ons gebed op!

Hierop ging Ds. Rullmann voor in sme'ïkgebed tot den Heere, ' of Hij de Vrije Univer»iteit tot vervulling van deze haar hooge roeping instaat wilde stellen en alzoo haar dagen wilde vernieuwen als van ouds.

Vervolgens zong men nog Psalm 100:4, waarna de voorganger het samenzijn sloot.met de doxologie uit 1 Tim. 1:17.

De Utrechtsehe regelingscommissie had er voor zorg gedragen dat na den bidstond leden en begunstigers samen konden komen. Uit het - kerkgebouw , togen velen naar het feestelijk ingerichte zaaltje van de Utrechtsehe Bankvereeniging in de Ambachtstraat. Er heerschte 'n rexht gezellige stemming; jonge dames dienden ververschingen rond.

(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juli 1918

De Heraut | 2 Pagina's

38ste Jaarvergadering van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag, gehouden te Utrecht den lOen en 11en Juli 1918.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 juli 1918

De Heraut | 2 Pagina's