GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ons Christelijk Vrouwenleven schrijft een predikantsvrouw onder den schuilnaam Antonia Margaretha het volgende over den nood in de pastorie.

Ze wijst er eerst op, dat niet pas door den oorlog die nood ontstaan is, maar dat hij reeds jaren lang werd gekend en in stilte gedragen:

Van den eersten dag aan. dat ge de pastorie binnenkwaamt, hebt ge er u op toe moeten leggen, met uw zéér beperkt inkomen in de bescheiden behoeften van de uwen te voorzien. En dit resultaat mocht gij niet trachten te bereiken, door uw leven in te richten als dat van een gewone arbeidersfamilie, maar gij moest het zóó zien te schipperen, ' dat uw gezin naarjDuitenuit, altijd nog den indruk wist te geven, alsóf er een zekere welvaart heerschte in uwe woning. Reeds in het eerste jaar van uw huwelijk — de oorlog was toen nog lang niet in 't zicht — is 't u echter heel duidelijk geworden, dat, hoe zuinig ge ooit mocht zijn, ge nooit door overleg zoudt kunnen komen tot overleggen; tot het wegbergen van een klein spaarpenningske voor den kwaden dag; tot het bewaren van een appeltje voor dep dorst.

Een ander heeft nu dien Tiood bekend gemaakt. Het werd krachtig rondgeroepen : «Er is nood in de pastorie!» En courant en kerkblad namen den echo over.

Het zonderlinge is, dat men nu doet, alsof die nood een nieuwigheid is, terwijl hij ook vóór 1914 r al was.

Gij en vele predikantsvrouwen met u zijn er op den duur zelfs zóó aan gewend geraakt, dat ge den toestand soms niet eens meer als een misstand beschouwdet, maar als iets heel gewoons, als iets dat nu eenmaal zoo hoort, en dat wel nooit anders zal worden....

Hoe het komt, dat de gemeenteleden zoo weinig van dien nood voelen, teekent de schrijfster volkomen juist aldus:

Maar in den boerenstand heeft men er geen flauw besef van, wat het leven in de pastorie kost. Het bedrijf brengt meê dat schier geen levensmiddelen, en dat (in gewone tijden natuurlijk) melk, boter behoeven aangekocht te worden, eieren, groenten, vleesch en spek, erwten en boonen in zóó ruime mate op de boerderij voorhanden zijn, dat het overschot hiervan zelfs nog als ruilmiddel dienst kan doen in den kruidenier winkel, 't Gevolg hiervan is, dat de boerin van vijf gulden «huishoudgeld» in de week, nog^ bijna de helft kon overhouden. En naar dien maatstaf wordt vaak door een boer het leven van een burger beoordeeld. Hij meent met een oprecht hart, dat het traktement van zijn dominee ruim voldoende is, om zonder zorg blijmoedig zijn arbeid te verrichten.

De gegoede handelsstand kan zich evenmin inj denken wat het zeggen wil, van een beperkt inkomen te moeten leven, zonder dat er eenig «bedrijfskapitaal» aanwezig is. Eén onvoorzjene uitgave, één te .vroeg aangeboden quitantie kah aan het eind van het kwartaal geldlooze dagen, ja, geldlooze eken tengevolge hebben, die neerdrukkend weren op lichaam en ziel.

Eigenlijk is heel die nood in de pastorie dus maar een kwestie van verkeerd begrijpen. Men eeft zich de positie van het predikantsgezin nooit oed ingedacht. Ziedaar de fout. Zoodra de fout ersteld wordt — dan breken de zonnige dagen an 1....

Wat den toestand thans zoo drukkend maakt, is de zorg om niet onder de schulden te komen:

De voornaamste zorg, die tegenwoordig bijna elke predikantsvrouw drukt, is die om niet-onderschulden-te-geraken.

Men mag veilig aannemen dat, zéér matig berekend, het leven per persoon en week één gulden l en vijftig cent duurder is geworden. Denk maar alleen aan de wasch en de schoenenreparatie. Dit beteekent voor een gezin, zeg van tien personen (de meeste pastorieën zijn immers dicht bevolkt) een wekelijks tekort van vijftien gulden of van zevenhonderd en tachtig gulden per jaar. Indien de duurte-toeslag daarin dan niet geheel voorziet, nietwaar, wat wordt het leven dan bang.

En als die er wèl in voorziet?

Ik zal u zeggen, hoe het dan gaat.

De dienstbode is al een van de eersten die het heuglijk berichtje in het kerkblaadje ontdekt. Natuurlijk rekent ze op een gedeelte van de «winst».

En nu iedereen weet en er goed van doordrongen is, dat de dominee in eens zoo'n Croesus is geworden, komen er verschillende circulaires met kennisgeving, dat b.v.^de dokter zijn visite heeft «opgeslagen», het schoolgeld is verhosgd en de schoolboeken duurder zijn geworden, terwijl men tot de onaangename ontdekking komt dat de prijs der brandstoffen verdubbeld is — en zóó glipt dan langzamerhaiid, heel ongemerkt, bij stukjes en ­brokjes de duurte-bijslag de deur weer uit, feitelijk zonder eenige daadwerkelijke verlichting te hebben aangebracht.

Misschien, nu iedereen in dezen tijd heeft leeren verstaan wat het zeggen wil, ielfs aan het hoognoodige gebrek te hebben, zullen er betere tijden aanbreken voor het predikantsgezin. Het is te hopen, óók met het oog op de kinderen. Kinderen voelen soms zoo diep, en lijden vaak zoo intens.

Daarom, al is de nood hoog geklommen, al gevoelt ge , u zoo nameloos vermoeid door onophoudelijk geld uit te moeten geven, dat niet aanwezig is — ach, laat dit dan niet merken aan uw kinderen. Gun hun een onbezorgde jeugd; hun schoudertjes zijn nog te smal om zulk een last mee te dragen.

Als ik u eens vertelde van een predikantsdochtertje, van omstreeks twaalf jaar, dat na een langdurig lijden haar einde voelde naderen. Haar vader zat aan haar bedje, en zij omklemde met haar beide magere handjes diens groote, breede hand. „Ik ga naar den heiftel, vader", fluisterde ze met een tinteling van geluk in haar oogjes. Maar plotseling kwam er een uitdrukking van angst en vreeze over haar smal gezichtje, en zwaar ademhalend ging ze hijgend voort; , „maar o, vader, weet u, wat ik zoo vreeselijk vind... de begrafenis zal zooveel kosten... en ik kan het toch niet helpen..."

In stomme smart boog de vader het hoofd, zonder dadelijk een troostvol antwoord gereed té hebben. Hoe menig jaar had hij met angst de doktersrekening tegemoet gezien, en nu, ach, hij kon het zich niet ontveinzen, ook hij had reeds met schrik gedacht aan de onbetaalbare onkosten, die bij het verscheiden van zijn lieveling zijn leed zouden verzwaren.

Zulke toestanden, men kent ze in het werkmansgezin niet Daar kan men in de »bus« gaan. Zijn er »loopende« zieken, dan tracht men een kaart te krijgen voor" de kliniek, en gedurende een volle maand wordt men voor de luttele som van één gulden opperbest geholpen. Is er voor een patiënt verandering van lucht noodig *of opnaiije in een sanatorium, , dan helpt óf-de IJiaconie óf er circuleert een lijst — en Dominee is zeker een van de eersten die er op teekent, al aiet hij voor zijn eigen kind, dat in soortgelijke omstandigheden verkeert, geen uitkomst om het in dier voege te geven wat het behoeft....

Zoo trekt deze predikantsvrouw aan de noodklok!

Moge het geluid in veler harten dringen en haar verwachting vervuld worden, dat deze dingen slechts eenmaal behoeven gezegd te worden, om verbetering in den toestand te doen intreden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 januari 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 januari 1919

De Heraut | 4 Pagina's