GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

IN VREEMDE HAVEN.

. IX.

Onder de menschen.

De eerste les die Hendrik kreeg, geleek af wonderveel op die van den kapitein en betroi de werkzaamheden van den scheepsjongen — er waren nu eigenlijk twee — vóór het ontbijt. Hendrik luisterde aandachtig toe. 't Kwam veelal neer op wat hij pas gehoord had. Maar toen hij het waagde te vragen, hoe laat het moest geschieden, viel de stuurman driftig uit:

»Weet ik het, jongen ? Natuurlijk gaat de kapitein voor, maai verder ook niets of niemand. Maar denk er om, een schip is geen stuk land zooals waarop jij, geIoof ik, , bent groot gebracht. Onder boerenlummels gaat alle» langzaam en saai, hier moet alles vlug gaan op de klok af.»

Maar hoe laat dan ? > vroeg Hendrik. »Wel, naar het uitkomt, naar wind en weer dienen. Maar meestal is de tijd eender: na den kapitein, je rekent maar zoo en zooveel glazen, > Of de jongen nu veel wijzer was, is de vraag, maar de stuurman ging voort:

»Dan moet jé ook geregeld zorgen dat de hond zijn eten krijgt. Maar pas op, het is een rakker; hij kan geen landrotten uitstaan, en jij bent, zie ik, nog een echte.» Hendrik wachtte af wat er nog meer zou komen.

> Dan, vervolgde de stuurman, ben ik gesteld op mgn borreltje eiken middag om drie uur, dan krijgt hier ieder zijn oorlam. Denk daar vooral om, » »Maar wat is dat ? » vroeg de jongen. »Wel natuurlijk een borrel klaren jenever.» »Moet ik dat ook drinken? » vroeg Hendrik die thuis en bij Klaver geleerd had den sterken drank te mijden. »Natuurlijk, jij ook, en anders zijn er wel liefhebbers voor. Maar je bent toch niet van die gekken, die in elk glaasje den duivel zien. Is je dat gepreekt, leer het dan maar gauw af, want ik veel die gekken praat niet. Zoo'n borrel doet aan lijf en zielgoed.» Daar wist Hendrik zoo dadelijk geen antwoord op, trouwens hij stond ook als jongere in jaren tegenover zijn oudere, zijn meerdere bovendien. Toch waagde hij te zeggen: »Ik heb het nooit gedronken, en voel er ook weinig lust in." »Ei zoo, maar hij is toch voor de ganzen niet gebrouwen. Wij vragen hier ook niet waar iemand lust in heeft, en drink je niet mee, dan zul je hier weinig vrienden hebben. We houden hier niet van zulke fijnen." »Maar ik ben t'huis er altijd tegen gewaarschuwd, " zei Hendrik onnoozel. »NatuurUjk, een aartje naar zijn vaartje. 'kZeg je nog eens, wie een borrel neemt doet geen zonde, maar doet zich zelf goed. Je zult wel wennen hier. Doe maar wat ik je zeg en vergeet niet wat ik je opdroeg. Je bent nu nog een groen boertje, maar dat verandert wel. Eu denk er om, haal je streken uit, dan weten wij hier ook van straf. Tegenspraken zooals daar straks duld - ik niet. En nu, vrome jongen, kan je gaan".

Juist niet vroolijk ging Hendrik heen. Heel graag zou hij zijn nieuwen vriend den kok hebben'opgezocht, maar dat ging niet ditmaal, onder andere, wijl hij natuurlijk allerlei dingen had in orde te brengen wilde hij in zijn eigen koffer den weg weten. Toen zijn slaapstede hem gewezen was betrok hij die maar spoedig. Van slapen kwam evenwel niet veel. De ongewone dag dien hij achter zich had, de niet minder ongewone slaapplaats zoowel als de vele gedachten hielden hem lang den slaap uit de oogen.

Hij gevoelde zich niet recht gelukkig of Uever recht ongelukkig. Alles scheen tegen te loopen. Zoo zou hij het werk niet kunnen verrichten. Maandenlang onder vreemden en dat misschien zonder een enkelen betrouwbaren vriend. Hij begon te gelooven, dat hij, nu kapitein Klaver niet meeging, hier eigenlijk te veel was en beter had gedaan om thuis te blijven. Maar dan dacht Hendrik weer aan Helpman, bij wien het toch ook niet prettig was.

Eensklaps, hij wist zelf niet hoe, scheen hij woorden te hooren f »Werpt al uw bekommernissen op Hem, want Hij zorgt voor u". Dat had hij meer gehoord. Hoe dikwijls had vader dat thuis uit den Bijbel voorgelezen. Maar hij had er dan niet zoo op gelet. Gods Woord hooren is nog iets anders dan het toepassen op zichzelf.

Dat ervoer onze Hendrik nu ook. Voor het eerst in zijn leven misschien begon hij over die woorden na te denken. Tot nog toe had de Heere God voor hem gezorgd. Zou hij het thans ook niet doen ? Zeker. Hij gevoelde zich wonder bemoedigd en gesterkt, al wist hij zelf nog niet recht hoe dit kwam. Reeds vroeg werd hij weer wakker en haastte zich op te staan, gedachtig aan wat de kapitein hem had opgedragen. Wel vond hij het vreemd dat niemand hem gewekt had of hem een tijd van opstaan had genoemd. Maar dat zou wel komen dacht hij. Toen repte hij zich naar de kajuit, die hij ongelukkig wat lang moest zoeken. Maar o wee. Op zijn kloppen klonk een barsch »binnen" en weldra bespeurde hij den kapitein zelf, die juist wou gaan ontbijten. Hendrik werd ontvangen met de min lieflijke woorden: »Slaapkop? 't Is al den eersten keer mis? Wat moet dat worden? Dat gaat zoo niet." De jongen had kunnen antwoorden, dat juist

den eersten keer een vergissing zeer mogelijk was. Maar hij was gelukkig zoo wijs te zwijgen. »En nu spoed gemaakt", ging de kapitein voort, een netjes ook. Hoe eer je klaar bent, hoe beter."

Hendrik wenschte niets liever en dacht intusschen na over de kans om haastig met netjes te vereenigen. De kapitein hield hem terwijl hij stofte scherp in het oog, en zei gelukkig al spoedig:

»Nu is het mooi. Tot morgen en dan op tijd." Terwijl Hendrik naar het vooronder ging, het gewoon verblijf der matrozen, waar hij allerlei te verrichten had gekregen, ontmoette hij voor het eerst zijn kameraad, scheepsjongen no. 1, die hem juist niet vriendelijk aankeek en scheen te denken: »Wat doe jij hier, jij vreemde eend in de bijt."

Tot eersten welkomstgroet hitste hij den hond op zijn lotgenoot aan. Maar het .beest, waarschijnlijk nog gedachtig aan de gevoelige les van gisteren liet zich niet verleiden tot bepaalde vijandelijkheden, maar beperkte zich tot een dof gebrom. Van Fik althans had Hendrik blijkbaar niet veel meer te vreezen.

Maar zou hij dan ook aan boord, van de dieren weinig hebben te duchten, van de menschen naar het scheen wel. Het trof Hendrik hoe bijna iedereen hem ruw of hatelijk bejegende. Hij vroeg zich zelf af waarom, daar toch geen van allen hem vroeger ook maar van verre had gekend. Hij wist niet dat de eerste stuurman in alles' de hand had, daar deze in HeS^" drik een lastpost zag, die hem werd opgedrongen, zoo iets als moest hij de plaats van kapitein Klaver bij den scheepsjong innemen. Weigeren kon hij niet; des te meer luchtte hij zijn wrevel over en tegen Hendrik.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 juli 1920

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 juli 1920

De Heraut | 2 Pagina's