GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit - pagina 287

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit - pagina 287

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

gesprekken tussen kerk en faculteit

286

het tot een zinvolle gedachtewisseling zou kunnen komen. Wentsel trachtte zich eruit te redden door te stellen dat het vooral spel en tegenspel was geweest en dat een beetje humor toch op zijn plaats was. Augustijn kon er blijkbaar de humor niet van inzien, want hij vroeg Wentsel of Kuitert in zijn ogen onkundig was of niet orthodox. Uiteindelijk ontkwam Wentsel er aan om een antwoord op die vraag te moeten geven, maar hij kon er niet om heen uit te spreken dat het verstandiger was geweest als hij niets had gezegd. Daarna kon het gesprek over het eigenlijke thema, Heilige Schrift en historische methode, beginnen. Ter tafel lagen twee korte beschouwingen, een van D. C. Mulder en een van Augustijn.90 De eerste belichtte de zaak door koran en bijbel met elkaar te vergelijken. De koran, aldus Mulder, is heel direct Woord van God, in het christendom openbaart God zich niet in boekvorm, de bijbel is indirecte rede. Daarom kan de Koran geen voorwerp van wetenschappelijk onderzoek zijn. Dat kan de bijbel wel. De historicus zal de vraag stellen hoe hij kan vaststellen wat ‘historisch vast staat’, de godsdiensthistoricus stelt de vraag hoe Israël en de gemeente de ontmoeting met het heilige ervaren en verwoord hebben, de theoloog zal vragen: ‘welke boodschap brengt de H. S. omtrent het handelen Gods?’ Maar of iets werkelijk gebeurd is, zo lijkt Mulder te betogen, kan de (godsdienst) historicus niet beantwoorden. Augustijn poneerde de stelling dat het historisch onderzoek dat bijbelse geschriften als bron gebruikt, volgens de normale historische methode dient te werken. De Schrift kan niet via een inspiratieleer aan het historisch onderzoek worden onttrokken. Omdat het historisch onderzoek als object het menselijk handelen heeft, kan het een ingrijpen in de wereld door God niet vaststellen. De mogelijkheid ervan wordt niet ontkend, maar het is een kwestie van geloof. Dit geldt ook de bijbelse verhalen over schepping en zondeval. Wanneer een kerk uitspreekt dat ons in deze verhalen geschiedenis geboden word, maakt ze zich schuldig aan onduidelijkheid. Als bedoeld wordt geschiedschrijving, miskent de kerk het eigen karakter van deze verhalen en doet zij een uitspraak op wetenschappelijk gebied. Zo wil hij ook de opstanding van Christus niet als een historisch feit beschouwen. Daarmee wordt deze object van historisch onderzoek en wordt zij ontdaan van haar geheel eigen karakter en gelijkgesteld met andere dodenopwekkingen. Historisch grijpbaar is slechts het geloof in de opstanding.91

Faculteit der Godgeleerdheid; Perfect Service; pag 286

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005

Historische Reeks | 550 Pagina's

125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit - pagina 287

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005

Historische Reeks | 550 Pagina's