GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 32

Bekijk het origineel

1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 32

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

i24 deelt mee, dat men den palaeontologischen weg in moeilijke gevallen volgt, maar duidelijk is het, dat de meeste lagen niet bijzonder geschikt zijn om langs een anderen dan den palaeontologischen weg benaderd te worden. Dat komt, doordat de lagen veelal door aardkorstbewegingen of andere krachten in haar ligging gestoord zijn^). Er hebl^n plooiingen, dalingen, transgressies enz, in ruime mate plaats gehad, En dan gaat men toch weer zijn toevlucht nemen tot de fossielen, omdat men welhaast niet anders kan. Nu willen wij dadelijk toegeven, dat de mogelijkheid bestaat, dat men van de fossielen toch gebruik maakt. Stel het geval, dat de geoloog op grond van de ligging en den petrografischen aard eener laag besluit tot haar betrekkelijken ouderdom en hij vindt op een andere plaats een laag, die, gestoord in haar ligging, toch van dezelfde geologische samenstelling is als de eerste, dan kunnen de in beide zich bevindende petrefacten hem op den goeden weg helpen. Wij kunnen inzien, dat de fossielen secundaire indicatoren zijn, maar wanneer ze tot den rang worden verheven, waarop ze practisch door de geologen geplaatst worden dan geven ze o,i, aanleiding tot vreemde gevolgtrekkingen. Een frappant voorbeeld. Abendanon '), liet Celebes ózel uitmaken van een oud-palaeozoïsch Continent Aequinoctia op grond van verzamelde steenen, waarin zich fossielen bevonden. Prof, H, A, Brouwer vond bij die fossielen een Panoceras- en een Spirifersoort en concludeerde, dat de ouderdom devonisch was, Waren dus die fossielen in handen van een vakman gekomen, dan ware Aequinoctia niet onstaan, zegt Brouwer, Wij concludeeren hieruit, van hoeveel beteekenis een enkel fossiel is! Het doet continenten uit den oceaan oprijzen en. . . . verzinken. Joh Walter '*) vond op een onderzeesche bank, bestaande uit organisch schelpzand, vulkanisch zand en resten van kalkalgen de resten (Hartgebilde) van 310 soorten. Op een slijkbodem, 45 M, lager, kwamen 45 soorten voor met Hartgebilde, Slechts 14 waren gemeenschappelijk. Neem nu eens aan, dat deze beide bodems door een of ander nieuw optredend sediment bedekt werden. Tot welke resultaten zou de onderzoeker komen, als hij later de beide fossielhoudende lagen onderzocht? Lette hij alleen op de organische resten, dan ligt de conclusie voor de hand. De laag met de 310 soorten zou dan jonger zijn! Nu is de opmerking, *) Dr. J. H. Verloop. Orgaan 1923. BIz. 54. ") Zie L. van Vuuien. Het Gouvernement Celebes. Encycl. Bur. 1920. ') Joh. Walter. Die Sedimente der Taubenbank im Golf van Neapel Abh. d. Preusz. Akad. d. Wiss. 1910, naar Scupin.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1924

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 92 Pagina's

1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 32

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1924

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 92 Pagina's