1926 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 22
14 O' Toole meer natuurwetenschappelijk. Prof, O' Toole is tegelijk theoloog en bioloog. Hij geeft den indruk de evolutiekwestie volkomen te beheerschen en citeert met veel gemak uit alle mogelijke boeken en artikelen uit wetenschappelijke periodieken, O' Toole begint met op te merken, dat er in hoofdzaak drie argumenten of groepen van argumenten voor de organische evolutie aangevoerd kunnen worlen: lo, de genetische ervaring, die berust op de waargenomen variaties, 2o. de zoölogische waarneming, die berust op homologie, dus de overeenkomst in structuur en ook physiologisch en embryologisch, die men bij de verschillende soorten opmerkt, 3o, de palaeontologische waarneming, die berust op het geleidelijk benaderen van moderne typen door fossiele typen, wanneer deze gerangschikt worden naar de aangenomen chronologische volgorde van de aardlagen, waarin zij voorkomen. Bij het bespreken van de genetische onderzoekingen gajl O' Toole niet meer uitvoerig in op de oude theorieën van Darwin en Lamarck, die inderdaad nog slechts historische waarde hebben. Deze oude theorieën lieten de variaties afhangen van de uitwendige factoren der omgeving. Daardoor lieten zij de functie voorafgaan aan het orgaan. Maar de nieuwere theorieën leggen den nadruk op inwendige factoren. Dan gaat het orgaan vooraf aan de functie. Vooral met de nieuwere theorieën rekent O' Toole af. Hij toont aan, dat de mutatietheorie van De Vries geen verklaring kan geven van het ontstaan van nieuwe soorten, en betoogt uitvoerig, dat mutanten, laten het dan factorieele of chromcsoommutanten zijn, niet als blijvende soorten beschouwd kunnen worden. Hij merkt o.a. op, dat factorieele mutanten, die alleen in het leven kunnen blijven door de bescherming van kunstmatige condities, nooit dienst kunnen doen als de moedige pioniers van een nieuwe soort. Zij voldoen ook niet aan het soortkenmerk, dat zij bij combinatie met een andere soort steriel zijn of worden. Ook heeft Bateson reeds aangetoond, dat het ontstaan van factorieele mutanten uit het verlies van een erfelijkheidsfactor te verklaren is. Wat de chromosoommutanten betreft, zijn door Blakeslee in 1923 in Science de resultaten van uitvoerige onderzoekingen met Datura stramonium medegedeeld. Ze ontstaan gewoonlijk door
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 212 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 212 Pagina's