1927 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 12

4 b,v. tot een schatting daaromtrent op grond van theorieën over de radio-activiteit. En G. C, Darwin's theorie omtrent de vorming van de maan berust op hydrodynamische beschouwingen over de evenwichtsvormen van vloeistofmassa's en kan dus ook tot de natuurkunde gerekend worden. Tot welke resultaten deze theorieën nu precies voeren, doet niet veel ter zake, maar zooveel is wel duidelijk, dat we hier in schijnbaar of werkelijk conflict komen met overtuigingen, die we van huis uit medegebracht hebben omtrent hetgeen de Bijbel ons leert en ik ken dat gevoel van conflict dan ook heel goed, Hoe moeten we nu daartegenover staan? We zullen ons toch niet er van af maken met een beroep op de onzekerheid van dergelijke speculaties? Natuurlijk zal geen ernstig wetenschappelijk man aan de resultaten van dergelijke onderzoekingen groote mate van zekerheid toekennen. Het beste, wat men er van kan zeggen, is dat op grond van wat we nu weten, de resultaten een redehike mate van zekerheid hebben, meer niet. Natuurlijk kan door nieuwe ontdekkingen de geheele grond slag van de theorie worden weggenomen, zooals de energetische beschouwingen van Lord Keivin over den ouderdom der aarde ondermijnd zijn door de ontdekking der radio-actieve verschijnselen. Dat is echter geen grond, om er zich niet mede bezig te houden. Men verdiept zich heusch wel in minder zekere theorieën en aanvaardt voorloopig minder zekere resultaten. Heeft men geen lust, om zich er in te begeven, ook goed; niemand verplicht U er toe, men doe wat anders. Maar de vraag, waarop het aankomt is: heeft men het recht, hen te veroordeelen, die er zich mede bezig houden? Het wordt hoe langer hoe meer mijn overtuiging, dat men dat recht mist. Om tot een formeel zuivere fundeering van een dergelijke overtuiging te komen, zouden we misschien dezen weg moeten volgen, dat we ons eerst vergewisten, of, wat we meenden, dat de Bijbel ons omtrent de genoemde en dergelijke vragen mededeelt, ons ook inderdaad medegedeeld wordt. Er is heusch w?l reden tot deze voorzichtigheid, omdat zoo licht verward kan worden en bij menigeen onzer min of meer verward blijft, wat over den Bijbel gezegd wordt, met wat er in staat. Bleek onze meening omtrent den inhoud van den Bijbel juist, dan zou in de Lweede plaats de vraag beantwoord moeten worden, welk gezag

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen