GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Beteekenis van het Oosten voor de klassieke Oudheid - pagina 12

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beteekenis van het Oosten voor de klassieke Oudheid - pagina 12

Rede, gehouden bij de overdracht van het Rectoraat der Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

-

10

-

wie de gevenden waren, wie de ontleenenden. Zoo wijst reeds HBEODOTÜS op den Egyptischen oorsprong van G-rieksche godennamen en Gf-rieksche orakels, en spreekt als zijne overtuiging uit, dat de Hellenen zonneuurwerk, zonnewijzer en dagindeeling van de Babyloniërs overgenomen hebben. Nu heeft zeer zeker in de eigenlijke klassieke periode eene andere strooming de overhand: eerst door de Perzische oorlogen, dan door expedities als die der tienduizend, komt bij de Grieken die minachting voor de „barbaren" op, die zelfs tot op onzen tijd de geschiedbeschouwing heeft beheerscht. Maar tevens blijkt reeds hieruit — GEUPPE heeft er terecht, ^op gewezen —, dat het gevoel van geestelijke superioriteit boven de bewoners van het Oosten, waardoor de Grieken uit PEEIKLES' tijd zich kenmerken, betrekkelijk van zeer recenten datum is; en ten andere was het zelfs toen, toen het het sterkst zijn kon, geenszins algemeen: PLATO, in veel antithetisch tegenover de vox popuh, bewaarde ook hier de zelfstandigheid en kalme objectiviteit van den echten wijsgeer: in den Phaedo spoort hij zijne volgehngen aan, de waarheid te zoeken, waar ze te vinden is, niet slechts bij de Hellenen, maar ook bij de „barbaren"; en zijne phantasieën over het leven na den dood legt hij in den mond aan EE den Armeniër. Het geloof aan den invloed der Oostersche volken op hun eigen kuituur heeft niet eerst in de Hellenistische periode bij de Grieken ingang gevonden, maar is hun van den beginne aan eigen geweest en door het ontwakende nationaliteitsbesef slechts tijdelijk onderdrukt: toen na den Peloponnesischen krijg in bittere tweespalt dit besef teloor ging en in Hellas zelf de politieke en oeconomische ontreddering, om van de geestelijke te zwijgen, al meer om zich greep, toen had ook de nationale trots voorgoed een knak gekregen,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1912

Rectorale redes | 48 Pagina's

De Beteekenis van het Oosten voor de klassieke Oudheid - pagina 12

Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1912

Rectorale redes | 48 Pagina's