GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De noodzakelijkheid eener christelijke logica - pagina 65

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De noodzakelijkheid eener christelijke logica - pagina 65

Rede ter gelegenheid van den 52sten Dies Natalis der Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

55 aanstaande plaats in de geschiedenis der wijsbegeerte; zoo niet, waar kwam ze dan het eerst voor? — Meer dan één stap vooruit bracht me een tekst van BOETHIUS, die inhoudt, dat er onder hen die een beperkte geldigheid van het principium exclusi tertii leeren, ook Stoici voorkomen los). Door deze mededeeling verloor immers m'n zoeken het hypothetisch karakter; bovendien wist ik nu, dat er zulke Stoici reeds leefden vóór BOETHIUS dit schreef. — Restte nog de vraag of deze opvatting eerst bij de zoogenaamde „christelijke" Stoa opkwam, dan wel reeds vroeger. Over de dus al heel wat vereenvoudigde probleemstelling ging me het eerste licht op bij de lezing van een artikel geschreven door tüKASiEwicziog), die o.a. een citaat van SIMPLICIUS heeft over een zekeren NIKOSTRATOS. Wel is aan LUKASIEWICZ het belang van dit citaat grootendeels ontgaan: ook hij houdt, met PRANTL, NIKOSTRATOS voor een vertegenwoordiger der Academie en ziet zelfs het verschil voorbij tusschen „de aard (natuur) van het mogelijke" no) — een stoïsche uitdrukking, die NIKOSTRATOS gebruikt wanneer hij zelf aan 't woord is — en het „toeval" — waarover hetzelfde citaat spreekt bij de weergave der meening van ARISTOTELES —. Maar hoe dit ook zij, toch was 't bedoelde citaat j uist datgene wat 'k zocht. Want bij nader onderzoek bleek NIKOSTRATOS allerminst een Academicus: reeds wat PRANTL 111) zelf van hem mededeelt is voldoende om deze meening — ook door PRANTL gedeeld — te weerleggen, en ZELLER 112), die bovendien nog andere gronden aanvoert, rekent hem dan ook zonder aarzelen tot de jongere Stoa. Waar nu geen van beide auteurs zich op het citaat in quaestie beroepen, wordt dit een nieuwe instantie. Zoo meen 'k vasten grond onder de voeten te hebben, wanneer 'k in de stelling van NIKOSTRATOS n^) „de oordeelen die op de toekomst zien, zijn noch waar noch valsch wegens den

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1932

Rectorale redes | 124 Pagina's

De noodzakelijkheid eener christelijke logica - pagina 65

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1932

Rectorale redes | 124 Pagina's