GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

CALVINISME EN KARAKTERVORMING.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CALVINISME EN KARAKTERVORMING.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Door Dr A. Kuypcr is in zijn bekende Stonelezingen op magistrale wijtze ixiteengezef, dat 't Calvinisme een' eigen systeem van wereld-en levensbescboiuwing is.

Hierin staat hij • niet alleen.

Onder meer laeeft ooik de bekende Troeltsch op schittereinde wijze doen uitkoanen de groote beteekenis van "'t Calvinisme als levensbesclhaawing, ' m de geschJederiis der westersclie Christenheid. Zelfs wijst hij. er oip, dat de pri-ncipia, die in 't Calvinisme liggen, uitermate hebben bijgedragen voor de vorming van groote karakters.

Ein we behoeven er o-ns niet over te verwonderen.

't Is im'raers-aoo, als het doof Dr Kuyper wordt uiteengezet, en oiok' duidelijk bij Troeltscih voorkomt, dat bet Calvinisme heeft een eigen ethiek met zeer keamerkende karaktertrelcken: ^^|f|;

Als einddoel van het leven en. stxeverf'Sé^iipjea-, Rche.R kient het sleshts de eere van God.

God, die sonverein is "in völstrekten zin; 'Üèéft alles in 't aanzijn gereepen met het oog op de verheerlijking van zijn Naam, en de oalvinist, die calvinist is niet alteen met liet hoofd, doch ook met het hart, kent. geen hooger doel, dan met bewust streven den._n.aam van zijn God te loven en te prijzen.

Nu fent ooik dë^-'raet-CÏMyinistisQhe, maar toch oiprecihte christen, wel het einddoel van de eere Gods voor zijn leven en handelen, evenwel, , in ander verband en anders geaccentueerd.

Er is lechter behalve dit nog wel iets anderS', waardoer |het eigene in htet Calvinisme in 'toog springt.

Het zedelijke handelen van den menscih wordt, bepaald niet alleen door hiet einddoel, maax ook door het zedelijk subject. De zedelijke gezindheid nu van den öalvinist draagt het kemnerfc va; a een eigen religieus hewustzijn. En gelijk dat religieuse bewustzijn in zijn eigenaardiige g; esteldheid bij'ieder geloovJge voor een zeer .^root deel bepaald' wordt dooir den geloofsinhoud, zoo is het vooral die irilioiud van het geloof, die er bij den aanhanger van hel Calvinisme dat eigen stempel aan geeft, dal, , het duidelijk ondersdheidt van anderer religieus bewustzijin.

Op dit klaarblijkelijke feit is dooir niemand minder gewezéia dan door Wilhelm' Dilthiey.

Het igaat niet aan dit alles breeder uiteen te zieittein, dan met het oog op het onderwerp noodJg is, maar toch m; 'oiet het even 'worden toegelieht.

Helt voiörnaamst© stuk des geloofs is vóór den Calvinist de volstrekte souvereiniteit Gods. Wiet zonder recM is het wel genoemd de grond aller gromden en de norm' aller liormjen.

Hiermee in verbiand staat onmiddellijk de leer der uitverkiezing, wel niet door Calvijn voor het eerst in de Heiliige Sehrift gevonden, m-aax toch doior hém in al zijn clonsequenties doorgetrokken.

Het geloof van uit genade uitverkoren te zijn en daardoor kind van God te mogen wezen is onwillekeurig reden 'geworden van de hoogste relieuse waardeering van den persoon der geloovigen.

Zijl, de geloovigen zelf, verstonden dit en zoo werd het besef van vrijheid tegenover alle schepsel Mj hen sterk, gelijk dit in de historie bij zoo mienigen calvinist tot uiting is gekomen.

Het was een bevrijding v: oor den individueelen geloovige van de slavernij van zonde en wereld, van m'ensch en .natuur.

Nergens was het besef van vrijheid helderder, vaster, meer onverschrokken in zijn uitingen.

Alleen maar in gebondenheid aan God en zijn Woord.

Want naast het vrijheidsbesef, of liever als wor-' tel ervan leefde en leeft in het .hart van den Calvinist steeds de onvoo-nvaardelijke, onderwerping aan Goid, aan zijn geopenbaarden wil.

Het woord gehoorzaamheid heeft hij' lief.

En die gehoiorzaamheid brengt mee zelfverlooche'aing van 'eigen kennis, van eigen wijsheid, van eigen willen.

En dit spT'öekt vanzelf, 'wlant de Christen is zijns zielf niet. Hij behoiort Go'd toe en is geroepen en verplicht met lichaam en ziel zich als een offerande aan zijn God te geven. Dit was voor Calvijn het grondbeginsel voor het zedelijk leven.

„Indi'en v? iij' onzes zelf niet zijn maar des Heeren, ZC'Q is klaarblijkelijk welke dwaalweg gevloden, en 'werwaarts al de daden ö^fes-lévens gericht moeten worden."

„Wij izijn otnzes zelf nieij. laat dan öf onze rede 6f lonze wil geen heerscliappij voeren over onze raadslagen en h'andelingen. Wij zijn onzes zelf niet, laat .ons dan niet ons teu doel stellen, dal wij zouden z.oeken hetgeen ons naar het vleesch voordeelig is. • Wij zijn onzes «elf niet, laat. ons dan zooiveel' m'Ogelijk onszelven' en al het onze IJ^, Ïgeten. Daarentegen, wij. zijn Go'ds eigeïi, laat ons .dan Hem leven en sterveii. Wij zijn Gods eigen, iaat-dan zijno wijteboid ea^ijn vfM-hst oppergezag hebben O'ver al onze daden. Wij zijn Gods eigen, laait dan alle deelen van ons leven zich, uitstrekken naar Hem' als naar het eenig wiare doel."

-Aldus Calvijn zelf.

En z'iOO' verstaat het iedere Calvinist.

D'e eisch tot zelfverloocheiüng, , welke daaruit vorortvloeit, doodt evenwel zijn energie niet. Integendeel wordt hij, hoe verder hij het op den weg der zte'lfverioodhenjng brengt, des te krachtiger in z5jn adtiviteit om de eere van zijn God te zoeken.

Hielt is dan ook volkomen juist, dat het bewustzijn deis geloofs hij' den Calvinist de activiteit niet heeft gedoo'd, maar integendeel sterk heeft gespannen.

Want de gehiOiorz: aam, heid, op' welke Calvijn zoo z'eer den nadruk legt is geene gehoiO'rziaamh.eid als van een lijk.'

Mön mag er van de zijde des oaagelöofs zoo graag eelns op' smalen en dan. wordt het geloofsstalndpunt in 'talg'emeen aangegeven als het standpunt van del hiettericnomie.

Maar Calvijn z-eigt het zoio scihoon, als hij vermaalnit, dat de miensdh van ziclhzelven afstand doe, om 'de ganscjhe Icracht van zijn ziel aan te wenden tott 'de gehoorzaamheid des 'Heeren. „Eene gehciorziaamjheid, zoo igaat hij' dan voort, die niet slechts in ibet geho-orzamen van het Woord gelegen is, miaar waardo'or des menscihen haxt, ontbloio!t - van eigen vleeschelijk inzicht, zich geheel belkieert naar het goeddunken van den Geest Gods. Deze verandering, die Paulas de vernieu^ving-des gemoeds noemt (Efeze 4:23), daar zij' de eerste ingang toit het leven is, is aan alle wijsgeeren onbekend geweest."

Calvijn gebruikte de terininoloigie nog! zoo niet 'e'n sprak; niet van de tegenstelling „'heteronoanie en auto'nomiie", taiaar de zaajk' heeft hiji klaar aangeduid en daarbij' goed laten uitkomen, dat het „Christus leeft iin mij'" de O'plo'ss.ing is, van het vraagstuk. De ge'loofsgehoorzaamheid, zlooals . Calvijn die beeft ontwikkeld, vernedert niet en maakt met tot slaven wie baar kent.

Nu hieeft dit alles beteékenis .yo'Or de karaktervoranjng.

Het Calvinisme to'ch zal, wanneer'het met het hart wo'fdt gekend en doorvoeld, in zijn aanhangers steeds in staat blijlfcen te kweefcen onafhankelijke mienschen. Zij verstaan de beteökenis van het woord: , , Giji fcijt duur .geikocht, wordt dan geen dienstknechten der menschen". Voor God, den volstpekten Souverein' is het bun door genade gemakkelijk geworden te buigen, maar tegeno'ver jnens'ciben staan 'ze in de vrijibeid, welke God bun schiOink naar den wil van zijn welbehagen. Van­ daar 'dat zij bun zelfstandigbei, d gemeenlijik in die m'abe 'wenschen te handhaven, dat het sotas noodig wordt hen eraan te herinneren, dat men allicht oniechtvaardig is do'or te veel op eigen recht te letten.

Het Calvinisme heeft ze gekweekt en zal ze verder ontwi'kkelen, de zelfstandiige karakters.

Nemini me mancipavi, ik heb mij aan niemand veriklnecbt, dit devies van Groen van Prinslerer tee'kent den zi'elfstandigen vrijen Calvinist.

Verder prikkelt h'et voortdurend tot kracibtsinsp'anning en ikrachitsontplooLÏng.

Dat volgt uit den 'eïscb om tot eere van God te leven en alle gaven'en krachten, naar lichaam •en ziel te stellen in dienst van den levenden God, maar is ooik zeer terecht afgeleid uit de leer der reehtvaardigmaking, gelijk zij in 't Calvinisme loigisch is uiteengezet. Want het is waar, dat de rechtvaardigmaking niet is een quietistisch uitrusten in dankbare z, aligbeid, maar een middel en een aansporing om te handelen. Ziji foob brengt mee de inplanting in Cliristus' lichaam, de begiftiging met den Geest van Christus en daardoor gevoelen de geloovijgen zich onderdanen van bet Koninkrijk ld0f, ; .itóB: *aiiien dienstknechten van Christus.

Ki, & t oiaaaixilg iis het ald-as uitgedruö, ' liat': "de proef der recbtvaardigmak'ing niét mo'et. worden giezioichit in innigjbeid en diepte des gevoels, ^liaarin de energie, de cioinsequentie en den sameiibaiigf, : , van hiet ha, ndielen.

Welnu, ook' in de consequentie van den wil is gezlöcht een der kenmerken van het formeele karakter.

Is feu Uei Calvinisme als beginsel van levens. besclhonwing in staat om' de misschien reeds aanwe'zige, doch 'geringe kraclit der consequentie in den wil te sterken, is dan niet o.ok bier een karaiitervormiend element aanwijsbaar?

Verder is bet niet tegen te spreken, dat de Calvinistisciiiei levensbeschouwing baj-en aanhanger van dag tot dag ondersteimt in zijn meestal van nalTir© 'zeer zwak wilsleven. God immers roept 'en hSj mag zijn leven in dienst gesteld zien van Hem 'uit Wien en door Wien en to't , Wien alle dingen zijn. Het geeft hem moed in den dagelijks terugkeer enden strijd, voor den eentonigen ai'beid, in de 'geestelijke worsteling.

Eta. ten slotte 'geeft het aan den wil een zekere standvastigihtelid 'en 'duurziaambeid, wellce eigenscbap-P'en dikWijls te vergeefs bij de menschen wo'rden gezlochlt.

Waar hiiierMjl kunnen we niet blijven staan.

In mijn löerste artikel is het karakter omschreven als „die blijvende bó'uding der ziel, waarnaaj: iedere wilsdaad door duurKaam' in haar werkende grondstellilngen in een ziin bepaald is". Is er nu één princiipie, dat den mensöh'meer duurziaami bèheei-sclben kan, dan de grondstelling, dat .God .de volstrekte S'Onverein is? Wie in Hem' zóó gelooft e'n dus zich voior Hem' buigt, maar teg'elijfc'ertijd ziiclh zijn kind weie't, kan niet anders dan al zijin denkien, zinnen en peinzen, zijn willen en zijii voielen, zjjn besluiten" en zijn 'handelen in - dienst te stellen van de eere van dien God.

De rechte Calvinist wordt daarom dan ook bebeerscibt door bet „Soli Deo Gloria".

En Ier is geen be'ter vormend element, dan de aldoor wer^kJamde gedachte en bet aldoor werk'zlame streven om toch im'aar bewust mtee te mogen werken aan de verheerlijking van den Naam' van Ho'm, diiö , de., .; ialmia, cibtige Sehiep'per aller din'gen is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 1921

De Reformatie | 4 Pagina's

CALVINISME EN KARAKTERVORMING.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 1921

De Reformatie | 4 Pagina's