GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Kerk en de Sociale kwestie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerk en de Sociale kwestie.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eindelijk zal ik eens beantwoorden de verschllende lezers, die wilden debateeren over het door mij behandelde onderwerp „De Kerk en de Soc. Kwestie", welk onderwerp ik eens op , , Patrimonium"' in den Haag, toen voor de N. C. S. V. aan de Vrije Universiteit en nu in Januari op verzoek van Dr Dijk in „De Reformatie" behandelde, 'k Verwerkte 5 punten: Patrim. en dit vraagstuk — invloed en heteekenis van de Kerk voor de Soc. Kwestie en omgekeerd — soc. inzicht en gevoel bij de predikanten — de preek — kerkelijke handelingen. 4 heeren gingen op mijn verhandeling in.

De eerste is een nékende Haagsche anonymus, die mij al eens eerder bij andere gelegenheden een ongeteekend getypt stuk deed toekomen. Deze vriend acht zich onbevoegd om op de zaak in te gaan en maakt verschillende onjuiste, onvriendelijke, en oppervlakkige vragen en opinerkingen, welke ik wel wil beantwoorden, als hij zijn masker wil opslaan.

De tweedeis de heer G ij ben uit den Haag. Deze opponent heeft een beantwoording der reeks vragen, gegeven in „De Reformatie", en nu voor 14 dagen in „De Wachter" een ingezonden stukje geschreven.

Wat de beantwoording dier vragen in punt 5 aangaat, merk ik op, dat ik opzettelijk die practische dingen vragenderwijs aan de orde heb gesteld. Had ik het anders gedaan, dan ware het neergekomen op de behandeling van het practisoh-kerkelijke leven van een bepaalde Haagsche kerk'. Dat nu wilde ik voorkomen, 't Leek mij, dat het geen nut hebben kon als ik die dingen ging bespreken; ieder heeft tenslotte op zijn-plaats en in zijn gemeente bepaalde toestanden en ieder heeft zijn critiek. De vragen van mij Konden dienen ter oriënteering en leiding.

Wat des heeren G.'s stukje in „De Wachter" betreft, dat ik slechts „toevallig" onder de oogen kreeg; de inhoud was kortelijks zóó: Lof voor mijn artikelen, 'k Uitte wenschen, die niet te vervallen zijn, als ik zeide: heel Gods Woord moet gepredikt, In de kerk zijn de genieën niet voor het grijpen, 't Schijnt niet Gods wil, vele groote mannen te geven in Zijne kerk. Men kan niet vergen van een gewoon predikant, dat hij, waar hij nu eenmaal bepaalde gaven heeft ontvangen, zich tevens zal doen kennen als socioloog. Men moet niet te hoog mikken.

't Spijt mij, dat de heer Gijben 't noodzakelijk vond in „De Wachter'* over mijn opstel te schrijven; de lezers van „De Wachter" lezen zeker niet allen „De Reformatie", en worden, zoo mogelijk, eenzijdig ingelicht. Of zorgt de heer G. voor plaatsing van mijn antwoord in „De WacKter"?

Ik weet wel, dat genieën niet voor het grijpen zijn in de kerk en nergens trouwens. En wat des Heeren verborgen wil schijnt te zijn, beoordeel ik niet. Het is voor zondige menschen, met een verduisterd verstand, waarmee we de dingen veelal scheef en onevenredig zien, soms reeds zeer moeilijk 231 om in bepaalde omstandigheden te weten wat 's Heeren wet vraagt en eischt; zoodat ik liever afblijl van de vraa^g: Wat is des Heeren bedoeling? , Dr Kuyper schreef in „Pro Rege" ook een hoofdstuk over Genieën, dat ik den heer G. ter lezing aanbeveel. Er ware heel veel te zeggen over d i t punt, en andere er nauw mee in verband staande zaken.

Maar, iii casu, doet het toch' niet veel ter zake, geloof ik. Ik heb, meen ik, gevraagd: Predik ons het geheele Woord Gods, want al de Schrift is van God ingegeven. Thans worden bepaalde Schriftplaatsen zeer veel, vele Schriftdeelen nooit behandeld. Laat het licht van het geheele Woord Gods schijnen, dan worden we bewaard voor eenzijdigheden en uitwassen. Geen speciale prediking, maar vollediger getrouwer prediking des Bijbels, zooals ook o.a. Dr Dijk en Dr de Moor vroegen.

Als onze predikers naar de meening van den heer G. dat niet kunnen, dan zal er zeker wat haperen aan de opleiding. Ik zeide het reeds, de student is veel te veel alleen student. De studentenwereld staat misschien wat te ver buiten Ji'et gewone leven. Wat speciaal nu mijn onderwerp aangaat, merkte onlangs een student mij op:

„Och, die opleiding '• 't Zit ''m in de personen. In Utrecht heb je aan de Rijksuniversiteit Prof. SI. de Bruine, maar wal heb je elders? En zullen allerlei voorstellen wel baten als de personen er niet zijn? "

Ik moest niet te hoog mikken, zegt de heer G. ten slotte. Maar wat is nu billijker en schriftuurlijker dan te vragen: Predik ons den geheelen Bijbel? Mikt men-te 'h!oog als men dat vraagt? De Eminausgangers brandden'van binnen toen de Heiland hun de Schriften opende, is niet een groot deel des Woords ongeopend voor de gemeente? Als men in zijn huisgezin heel den Bijbel doorleest, zijn er dan niet tal van boeken, die niet worden gewaardeerd zooals ze toch m^oesten gewaardeerd worden? Is het niet verrassend, welk een goddelijk licht u opgaat, als er eens wordt gepreekt over een der vele onbekende passages uit b.v. Leviticus, Richteren of Job? Wat is Gods Woord toch rijk!, is dan de uitroep.

Noemt u die vraag van mij dan „te hoog mikken"?

Zeker er zijn bezwaren en moeilijkheden. M.aar dat is toch geen argument! De practiscihe vragen zullen de predikanten zelf wel onder de oogen zien en onder de knie krijgen, maak u daar maar nief bezorgd over. Als zij het maar met lïiij eens zijn, komt dat wel in orde.

De derde debater is de heer uit Amsterdam. Eimers

Ook deze heer neemt mijn vragen als sciheiüa vO'Or een grooten brief. Ik zal zeer kort resum'eeren wat de heer E., zegt.

Predikantstractementen op 't platteland te jaag. — Een goed salaris in de groote stad geeft 't gevaar, dat de predikant een man van stand wordt. — Kosters-loon gewoonlijk beneden levenspeil. — Zitplaatsen moeten geheel vrij zijn in de steden. — Geen klassen bij huwelijksbevestiging. — Aangaan aan het Avondmaal geschiede naar vastgestelde orde, bank na bank. — Fooienstelsel is uit den booze. — iKerkvoogden, ouderlingen e. d. zijn voor 80 pet. huisbazen, renteniers, winkeliers, wat zeer

verkeerd is, maar tot vóór kort makkelijk was, daar vooral die menschen veel vrijen tijd hebben. — Het standsverschil blijft ook in de gemeente veelszins gehandhaafd. — Gemeentevergadering en meer medezeggenschap zeer gewensoht. — lucht over patroon of arbeid inzake sociale practijk, heden niet uitvoerbaar, hoewel in 't algemeen wel gewenscht. — Sociale belijdenisartikelen, gaarne in Synodale uitspraak, maar anderzijds is het van weinig nut, gezien het Babel van economische inzichten onder Christenen. — Chi-isten-socialisten weren ? Neen!

Om reeds vorengenoemde redenen ga ik op de vragen ook nu niet in en za.l ik alleen iets zeggen in verband met het laatste.

De heer E. „moet mij dringend verzoeken de beginselen van het Christen-socialisme beter te bestudeeren, mogelijk wordt ik dan ook Christensocialist". Zie geachte heer, ik heb niets ov«r het Christen-socialis'me gezegd, maar slechts de urgente vraag gesteld: moeten zij uit de kerk geweerd? Daarom blijkt mij uit uw dringend verzoek alleen de begeerte om een discipel te willen maken. „Beter bestudeeren" vraa, gt ge van mij. Maar u v/eet niet eens óf ik studeerde en óf ik goed studeerde, dus uw raad is ontijdig. „Mogelijk wordt ik dan wel C. S.". Ja moigelijk wel. Mogelijk wordt ik' wel oud-liberaal als ik uw raad opvolg.

De vingers jeuken mij werkelijk om iets of veel te zeggen. Doch dat mag niet, denk ik. Slechts dit. Do Christen-socialisten lijken veel öp de ethiscihen. Je weet niet wat ]e aan ze hebt. Ze gebruiken oude frasen en bedoelen er iets anders mee. Ze citeeren orthodoxe en Bijbelvaste schrijvers ea wijken van dier menschen's principes af. Ze hebben we! critiek maar weinig opbouwend vermoigen.

Velen z ij n inderdaad ethisch. \roorzoover ze in de Gereformeerde Kerk zijn, waren ze dicht Lij Netelenbos.'Ze lezen bij voorkeur „Bergopwaarts". En zijn 'tin veel dingen eens met van den Berghvan Eysinga. Hun tweeslachtigheid maakt hen gevaarlijk voor eenvoudige menschen, want die brengen ze op een dwaalspoor, dewijl ze twee dingen vereenigen willen, die niet te vereenigen zijn. En Enka's historie is een dure les.

Het oordeel van den heer J. Schouten van Rotterdam, 25 Nov. 1921 op „Patrimonium; ", in Den Haag uitgesproken, was mij en velen uit het hart gegrepen. (Indien u inplaats van Chr. Volks partij wilt leven Christen-socialist, is 't u duidelijk).

„Wie als Calvinist het leven ziet, kan niet aanvaarden wat de C!. Volkspartij wil.

Door alle dingen heen gaat het om de realisatie van het recht Gods en men blijve af van alle terrein waarop menschelijke kracht niets vermag, tenzij de Christelijke volksziel daarom vraagt.

Hoe denkt de C. 'S. hierover?

Jezus heeft immers „een teeken" gegeven aan de schare. Het geven er van (socialisatie b.v.) ware toegeven aan de behoefte van de schare, wat igevaarlijk en onverantwoordelijik zou zijn. Wie een teeken geeft, geeft een schijbteeken of een veeg teeken.

Wie Jezus Christus van g^anscher - harte als zijn Zaligmaker belijdt door heel het leven heen, is de man die den rechten weg' gaat.

Laat de C. S. de historie bestudeeren en het vraagstuk oplossen, hoe de verhouding is van de historie tot ons en hoe wï| t.o. de historie staan.

Het Christendom in deze menschen is scheef gezakt, en het ergste is, dat zij het'zelf niet zien.

Het gevaar is daarom zoo groot, dat dergelijke afwijkende richtingen de kracht van het Christendom breken, omdat zij nooit hervormen in historischen zin." Verslag N. Haagsche Cït., 26 Nov. 1921.

Dat wil niet zeggen, dat er bij de kerken geen schuld isl

Er zal moeilijk een uitwas of afdwaling zijn aan te wijzen, die niet ten deele gevolg was van verk'eerdhoden in de kerk. !

In dit geval ligt de oorzaak m!. i. in het nietvoldoende onderzoek en verspreiden van licht van de Heilige Schrift.

De Bijbel is geen econo> misch handboek of reglement, maar het is toch wel de vraag of het waar is, dat de Heilige Schrift zich niet uitlaat ten gunste van een of ander stelsel.

Onze leiders op theologisch en sociaal gebied hebben m. i. te weinig nog de schatten opgedolven die in de Heilige Schrift liggen, zoodat gebrek aan kennis het volk verloren deed gaan. Zoowel de , , conservatieve" als de „democratische" en socialistische menschen onder ons weten niet helder hoe het zit.

Hier is een groote schuld m. i., die moet worden ingelost. Er liggen in de Heilige Schrift méér beginselen dan alleen in Matth. 6:33 en 16:25! Heel den Bijbel door zijn beginselen gekristalliseerd in bepaalde uitspraken en voorschriften en toestanden, en al kost het veel, die beginselen moeten opgespoord, want het zijn beginselen des Scheppers.

De vierdeappellantis de heer uit Am'sterdam. Quelle

De korte inhoud van diens schrijven volgt hier. Mattheus 20:1—15. Wil gaarne mij steunen, — Zijne ervaring is in vele jaren, dat de kerk hare leden voor het sociale leven heel weinig geeft. De vakvereeniging geeft wel wat, maar de geloovige arbeider uit het Woord. Cihristus is de Consolator. Het Woord Gods is zoo rijk en veelzijdig, maar de predikers doen dat niet genoeg uitkomen. De roóde vakbeweging IS der rooden burg en toeverlaat, m^ar v, ^'i moeten de middelen gebruiken, en daartoe hebben we noodig „het licht en de waarheid, opdat die ons leiden". Psalni '43.

Hierover kan ik kort zijn. Het is mogelijk, dat ik den heer Q. niet geheel begrijp, maar zijn bedoeling is, mij te steunen en uit zijn schrijven krijg ik den indruk, dat hij door vele ervaringen, door droeve ervaringen heeft geleerd op God alleen te vertrouwen. Laten wij maar dicht bij Gods Woord blijven, en doen wat wij na biddend onderzoek meenen te moeten doen. Dan zal Gods zegen ons zeker begeleiden, ook in het sociale leven.

Ten slotte:

Ik weet niet zeker of ik' velen een genoegen heb gedaan met mijn verhandeling en m'et deze ])eantwoording. Ik hoorde, toen de artikelen in „Do Reformatie" stonden, nog al eens, „daar ben ik het niet met eens", 't is nogal kras, „hij durft veel zeggen".

Maar de bestrijding viel mee, en daarom tegen. Men kan zwijgen als bewijs van instemiming uit gemakzucht, maar ook uit berekening. Ik' miaak-mij geen illusie hieromtrent.

„En reken de uitkomst niet, maar tel het doel alleen". Mijn doel was: Er aan te herinneren of er op te wijzen, dat de kerk voor het sociale leven en het sociale leven voor de kerk groote beteekenis heeft, en dat de prediking des Woords en de daden der kerk daar rekening mede moeten houden. En dat getrouwe volledige Schriftprediking een billijke éisch' mag genoemd, welks inwilliging alleen tot schade van ons volk, tot onheil der kerken, en tot beschimping van den Koning der kerk kan v.j^orden uitgesteld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 mei 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

De Kerk en de Sociale kwestie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 mei 1922

De Reformatie | 8 Pagina's