GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het laatste woord.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het laatste woord.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van den heer Heijns ontving ik het volgend schrijven, dat ik terstond een plaats wil geven:

Geachte Redactie,

Hoewel ik het voornemen niet had, terug te komen op de. kwestie: „de kerk en het soc. vraagstiik", nadat Dr Dijk het slot-artikel had geschreven, vind ik, mi de hooggeachte redacteur van uw rubriek „Pol. en Soc. Leven" opnieuw en nu naar aanleiding van een agenda-punt op Patrimoaium's jaarvergadering, deze zaak bespreekt, aanleiding om enkele opmerkingen te maken. Ik vertrouw dat mij dat wel vergund zal zijn.

Dr Dijk zegt, dat Patrimonium's Verbondsbestüur voorzichtiger is dan de Haagsche afdeeling. Nu, ik meen, dat Dr Dijk nog weer voorzichtiger is dan het Verbondsbestuur. iWaar ik geloof, dat Dr D. ongelijk heeft. Wat kan de-bedoeling en het resultaat iZijn van de behandeling van een vooirstel op een Bondsvergadering? De bedoeling kan djn propaganda te maken voor bepaalde dingen. Dan wordt een voorstel eerst op 'n bestuursvergadering onder de loupe genomen, vervolgens ondergaat het de critiek der ledenvergadering, daarna beziet het Bondsbestuur het met argus-oogen en bepraeadviseert het. Eindelijk komt het in het Bondsorgaan en andere Christelijke bladen, (aooals nu, in „De Reformatie" b.v. Het is mogelijk, dat de afgevaardigde van Den Haag dankbaar gebruik zal maken van de opmerkingen van Dr l3ijk en misschien door 'n heel kleine redactiewijziging en 'n nadere toelichting öök aan Dr Dijks wensch zal kunnen tegemoet komen) en wordt het besproken in de andere afdeelingen van het Verbond op bestuurs-en ledenvergadering en ten slotte op de jaarvergadering. Hij, die meent een goede gedachte te moeten aanbevelen, , ziet dus die gedachte aan breede discussie onderworpen en reeds dat is een schoon resultaat. Indien dan nog het succes mag , zajn, dat de Bondsvergadering het voorstel aanneemt en de besloten stappen worden gedaan, kan er iets goeds zijn bereikt. De afd. Den Haag zal misschien wel tevreden zijn als een deputatie uit het Verbondsbestuur wenschen uitspreekt ter bevoegder plaatse. Gioede, goed Uitgesproken, goed geargumenteerde wenschen kunnen door wijize menschen op den duur niet onvervnld worden gelaten.

En waarlijk ik ben nog van meening, dat èn wat ik in mijn inleiding .zeide èn wat nu de afd. Den Haag voorstelt, goed is. Ik heb mij angstvallig gewacht voor 'n locale of persoonlijke behandeling van de vraag en heb als Patrimoniumman getracht de kerk in het midden te laten, bij spreken en schrijven. (De afd. Den Haag ook.) Ik heb geschreven, zooals ik meende dat 'n Calvinist moet schrijven, niet vragende wat willen de menschen graag, wat is de gangbare meening, doch naar den eisch die m.i. Gods Woord zelf stelde. I k h e b in de lijn van Dr De JWoor en Dr DIJK gevraagd oim getr; oi'aw er e, volledigere prediking van Gods Woord. Ik heb er op gewezen, dat het Woord des Heeren zoo onschatbaar rijk is, ook voor bet rijke maatschappelijke leven. Ik heb niet gevraagd om „sociale preeken".

Voorts heb ik gewezen op het feit, dat vele predikanten geen oog en geen hart schijnen te hebben voor het sociale leven en dat dit het gevolg kon zijn van het miüieu waaruit zij kwamen en de opleiding die .zij genoten. Citeerde een prachtige passage uit Slotémaker's Studiën, welke ik dringend ter lezing aanbeveel (bladz. 440 over de kerk). Niet i k, maar 'n student van de „Vrije" oiordeelde aldus over de sociale opleiding. Hoe zou ik kunnen veroordeelen als ik niet weet?

Wèl heb ik, mijn inleiding behandelend voor de sktdenten aan de V. U., de overtuiging gekregen, dat hetgeen ik zeide, ter zake was. Mr Van Beeck Calkoen zou met mij kunnen getuigen, dat na de behandeling de unaniem uitgesproken meening was: Daar weten wij, studenten, bijna niets van. En ik verbaasde mij er over, dat studenten z; eer aarizelend met vragen kwamen en betuigden: ja, wij staan zoo'n eind van het gewone leven af. Ik, die met vreezen en beven ging omdat ik verwachtte / felle critiek, ontnuchterde door de werkelijkheid, die was zooals ik had gegist.

En ik izeg nog eens: er zitten vele moeilijkheden en bezwaren aan vast, maar ik kan mij niet voorstellen, dat b.v. een predikanten-vergadering en een - predikanten-commissie die niet izou overwinnen, a 1 s men van oordeel was, dat het naar den eisch van Gods Woord izoo moet.

Mijn waardeering voor - de predikanten is niet klein, maar groot. Ik s^a a r d e e r daarbij niet naai-het al of niet s i(rö ï a 1 e karakter, ik acht de dienaars des Woords zéér hoog. Ik tracht mij telkens voor te stellen hoe groot hunne verantwoordeüjkheid, hoe moeilijk hun taak, hoe veelomvattend hun arbeid, boe onjuist dikwerf de critiek over hen is, en weet hoe rijk hunne kennis is, ook ai , zijn het „maar gemoedelijke" predikers.

Maar zij hebben hunne individueele en algemeene fouten toch? Op een daarvan waagde ik het te wijzen. Ik heb dit gedaan omdat ik meende dat het mijn plicht was. Zoo bet ook tot een resultaat mocht leiden, ik zou dat als een rijken en onverdienden zegen beschouwen, waar ik Gode den dank voor zöu brengen.

Met dank voor de plaatsing, hoogachtend.

Uw dw. dn.,

W. HEIJNS.

Met een enkel woord wil ik den heer Heijns beantwoorden. Wat ik met mijn slotstuk op zijn artikelen bedoelde, was allerminst de noodzakelijkheid van socialen zin en sociaal medeleven bij i.le predikanten te ontkennen, doch alleen te pleiten voor een billijke beoordoeling, omdat van ons reeds zooveel gevraagd wordt. Ten volle ben ik ervan overtuigd, dat de heer H. aan zulk een onwelwillende critiek niet meedoet, doch we weten allen wel, dat anderen in hun oordeel niet altoos het evenwicht bewaren, en ik meende tegen zulk eon overdrijving te moeten waarschuwen. Wat nu de opleiding betreft, en de mededeelingen, die de heer H. hier doet, wil ik opmerken, dat, wanneer de slndenten een eind van het gewone leven afstaan, dit niet alleen, en niet in de eerste plaats aan hun leermeesters mag. geweten worden. In mijn stu-j denten tijd hebben we kostelijke colleges in de KO-; ciale ethiek kunnen volgen, en ik kan niet geloo ven, dat onze hoogleeraren hun leerlingen van de praktijk onkundig houden. Ook sociaal niet. Zeker, er kon meer worden gedaan, maar moet de diepste oorzaak niet hierin worden gezocht, dat in den tegenwoordigen tijd alle aandacht gewijd wordt aan de wijsgeerige problemen, en zoo weinig interesse de hoofden en harten spant voor de zuiver dogmatische vragen en ons practisch gereformeerd leven? Het verschijnsel is niet vreemd, dat men over al'erlei philosophische quaesties „boomt", maar in de gereformeerde dogmatiek een vreemdeling is, en zich met de practijk niet inlaat. Deze toestand moet verkeerd werken. Hij is ons kerkelijk leven allerminst bevorderlijk, en op deze wijze krijgen we een geslacht, dat, hoezeer ook de wijs.; ecrige scholing noodig is, voor onze gereformeerde actie weinig waard is. En die actie roept, roept ora krachten. Wanneer het voorstel van de Haagsche 277 afdeeling van Patrimonium mede mag werken, d: a, t de oogen voor dit euvel opengaan, zal ik mij verheugen, en ik hoiop van harte, dat onze studenten weer vlak bij het volle leven komen te staan.

En laat ik nu nog ten slotte mogen herinneren aan wat eens de bekende Arnhemsche predikant Ds H. Hoekstra, sprak in zijn kostelijk' refera.rt over: , , De Dienst des Woords èn de sociale vraagstukken":

„Het komt dus hierop neer: De dienaar des Woords spitse er zich niet steeds op, sociale onderwerpen te gaan bepreeken, want dan ontaardt de Dienst des Woords licht in m o tto-preeken; dat wil zeggen, dat een tekst genomen wordt als kapstok, om er een zekere redevoering over een zeker onderwerp aan op te hangen. Het is ook slechts een tijdelijk lokaas voor nieuwtjesjagers. Licht komt het zoo tot een verkalking van de geestelijke aderen in den Dienst des Woords. Het g e e s t e 1 ij k element, het voedende voor 't geestelijk leven, dat een hoofdzaak in de prediking moet zijn, verdort dan licht, en het geestelijk leven van de gemeente lijdt schade.

Maar de dienaar des Woords leve meer, dan wel eens het geval geweest is, i n, in hetgeen onzen tijd beweegt, ook in de gisting der sociale toestanden. Hij neme kennis daarvan; bij zie helder en klaar in, wat Gods ordinantiën vereischen en moeten medebrengen in het maatschappelijk leven. Hij zij zelf met den Heiligen Geest, den Geest van Christus, aangedaan, de gerechtigheid, goedertierenheid en barmhartigheid zij hem niet vreemd. En dan predike hij het volle en rijke Woord Gods; den vollen raad Gods, waartoe ook behoort, hoe God wil dat wij wandelen zullen in de zaken van het gemeenschappelijk leven. Dan zal g e e s t e - 1 ij k e zin gewekt en aangemoedigd worden. Gierigheid, Plutocratie, Mammondienst, machtsmisbruik en geweldpleging aullen bestraft worden door het Woord Gods, ook zonder dat men dat opzettelijk izoekt. Want het is aan de e ene zijde wel waar, dat de vreeze des Heeren leert vergenoegd te zijn met onzen staat en stand, dankbaar te zijn, niet te murmureeren, niet inhalig te zijn, niet de verzenen te verhefien tegen degenen, die boven ons gesteld zijn, geen kwaad met kwaad te vergelden, en in druk lijdzaam te zijn en God te verbeiden.

Maar aan de andere zijde is het ook waar, dat de minder bedeelden o zooveel missen, dat anderen genieten; dat er, niet zonder Gods bestel, een werking is, een opschuiving, in onze tijden, om het levensgeluli van de lagere standen te verhoogen; en dat nu een ieder, die een wat meer bevoorrechte plaats inneemt, dit gul heeft te aanvaarden, in gerechtigheid, goedertierenheid, barmhartigheid en liefde, opdat hij ook hierin den raad Gods niet weersta, maar meer opheffe wie in minder goede conditie waren. Dan zal hij ondervinden, dat de liefde de harten wint, en dat het doen van recht en de bewijzing van liefde aan de op aarde minder bevoorrechte een der beste middelen is om de zonde van opstand, klassenstrijd en anarchie te voorkomen of te overwinnen."

Hieraan behoef ik niets toe te voegen. God make ons allen getrouw.

DIJK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Het laatste woord.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's