GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE PSYCHOLOGISCHE GRONDSLAG VAN HET GE­LOOF DER WONDERWERKEN IN DE H. SCHRIFT.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE PSYCHOLOGISCHE GRONDSLAG VAN HET GE­LOOF DER WONDERWERKEN IN DE H. SCHRIFT.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Referaat gehouden op den Schooldag te Kamsen door Dr S. 0. Los te 's-Gravenhage.)

I.

In de roeping door Christus aan Zijn kerk gegeven, om het evangehe te prediken, ligt onze plicht, pm tegenover het woiord der mlensohen het Woord van God te stellen.

De bijzondere openbaring bestaat échter uit twee deelen, de woorden Gods en de daden Gods. Profetie en wonder staan daarin op één lijn. De proifetie werd bestreden door de mantiek, het wonder door de magie. En de H. Schrift toekent ons beiderlei strijd. Dus ook die van de daden der menschen en de daden Gods. Het zou "dus eene miskenning der Schrift zijn als tnen niet op deze tegenstelling acht gaf.

Hierbij komt, dat jeugdigen gewoionlijk meer woriiden aangetrokken door het concrete dan door het • abstracte betoog. Zoolang zij nog' niet de ijegrip^ pen, die het .Woord Gods biedt kunnen vatten, werpen zij zich met alle tojacht op de teekening van de daden Gods. Het zou dus onpaedagOigisch zijn dit deel der bijzondere openbaring te verwaarloozen.

Ook wordt de strijd tussohen kerk en wereld steeds meer anti-christelijk. De groote miassa voelt geen behoefte moer aan een Verlosser, ja ze kent zelfs geen Vader in de hemelen mteer. De strijd om Jiet Woord Gods gaat dus bij haar voorbij. Ook roept de 'moderne wetenschap om feiten. Alleen voor daden Gods heeft ze eerbied. Om het oor van dezen te treffen en om het hart van het volle voor Christus te veroveren moeten de daden Gods in onzen tijd krachtig verkondigd worden.

Bovendien nog staan wij voor het verschijnsel, dat de magie in deze dagen tot een ongekende hoogte is geklomim'en. Ze stelt h'aar biakerm'at Egypte verre in de schaduw, zoo sterk is ze, dat ze reeds hier en daar ten huwelijk gevraagd wordt door de wetenschap.

Om Ideze redenen is bovenstaand onderwerp thans urgent. Wie zal het öoen Gods beter kennen dan hij, die een wonder ontvangt? En wie' zal het wonder beter kennen dan hij, die Jiet geloiovig aanvaardt, of die zelf als instrument optreedt van Gods wondermaeht? Ook is deze menschelijke zijde van het wonder voor & en onderzoeker de meest toegankelijke.

De H. Schrift nu naaaikt onderscheid tusschen het openbaringswonder en het voojzienigjieidswonder. Als wij zingen: a, Gij zijt een God, Die d'ooren, wondren doet op wondren hooren, denken we daarbij jalleen aan buitengewone uitreddingen 'door Gods voorzienig bestel in ons leven, of in het leven der (volken. Maar als 'de H. Schrift b.v. Hand. 4:30 teekenen en wonderen op één lijn stelt, zoO' moet [daarbij gedaoht worden aan buitengewone daden Gods gewrocht tot onze verlossing door Cb.ristus. iOok breidt zich later het openbaringswonder uit, doordat de H. Geest komt wonen in de gemeente en getuigenis jiflegt van zijne tegenwoordigheid door de z.g.n. cjharismiatische wonderen.

Tegenover !het z.g.n. voorzienigPhleidswoInder als het getuigenis des Vaders nu komt 'jn de H. Schrift voor de op bedrog en nabootsing berustende tooverij bij afgodisohe volken.

Tegenover ïiet O'penbaringswonder in eng^ren zin of het getuigenis van God den Zoom vermeldt de H. Schnft het daemonisch wonder, 't welk! dient om de verlossing te bestrijden.

Tegenover het charismatisch' wonder of het ge­ tuigenis van God den H. Geest in de gemeente woaiend, komt voor het mystisch wonder of de eigenlijke magie.

Met deze onderscheidingen is reeds een definitie van het wonder gegeven, n.l. dat h^et een buitengewoon getuigenis is van den drieöenigen God. In christelijke Jcringen is van .deze definitie niet veel werk gemaakt. Bij Augustihus is het wonder een feit, dat boven de natuur verheven is. Thomas onderscheidt wonderen boven de natuur, zooals de vleeschwording des woords, tegen de natuur, zooals de bewaring van de drie jongelingien in den brandenden oven en volgens de natuur, zooals de verandering van water in wijn door Jezus.

Het geloo(£ _ der wonderwerken wordt door de dogmatici jmeest beschreven als het geloof, dat aan pf door ons leenig teeben zal geschieden. Voiorts wordt in de Dogmatiek er de nadruk opgelegd, dat dit geloof ongenoegzaam lis ter zaligheid, op' grond van 1 Cor. 13:2. ? Iaar aan "de zeven genadegaven des Geestes waaronder ook het geloof der wonderen voorkomt 1 Cpr. 12:9, wordt weinig aandacht geschonken.

Sommigen tellen hier negen genadegaven, m'aar bet is aannemelijker, om .met den Icantteekenaax' "aan te nenïéh7'dat""tiét'geloof der mirakelen hier gesplitst wordt in twee deelen, de genezing op gebed en de bestraffing der vij.anden van het evangehe. En dan blijven ier maar zeven over.

De wonderen van den Zaligmaker zijn reeds meer behandeld, laatst nog door de uitnemende studie van Ds G. Wielenga, . De sterfee uitspraak van Jezus: „Niets zal uonmogelijk zijn" (Matth. 17: '20), noopt echter tot een nader onderzoek van den wil desgenen, die het wonder ontvangt.

De apostelen hebben wonderen en teekenen beschouwd (als een getuigenis, dat God gaf aan het woord 'Zijner genade. (Hand. 14:3; 4:30).

Over het wonder als zoodanig is in de laatste jaren veel geschreven, vooral in Duitschland. Het wonder komt in deze geschriften meest voor als een element der bijzondere openbaring. Het onderzoek loopt in hoofdzaak over de vraag of eene bijzondere openbaring, die onfeilbaar is, mogelijk is. En al geeft men die mogelijkheid toe, zoo is het nog de vraag of ze kenbaar is.

De lapologeten van het wonder zijn intusschen 'steeds meer naar den subjectieven hoek gedrongen. Seeberg p, a. stelt drieërlei ervaring, n.l. de natuurkundige, de historische en de religieuse ervaring. Hiermede wordt het wonder verwezen naar het terrein der verlossing, dat slechts voor enkele kenners geopend is. De aanleg om wonderen te kennen is wel algemeen, mjaar ze is door de zonde verzwakt en moet door ascese en wedergebioorte weer ppgewekt worden. Doch met die redeneermg wischt pnen, zooals Prof. H. Bavinck zegt, de grenzen uit tusschen het natuurlijke en het bovennatuurlijke, tusschen de magie en Jhet wonder. (Dogml n p. 391). ,

Het goede in de apologetieb van het wonder is, dat ze onderscheid maakt tusschen het aanschouwen van het wonder en het beleven er van. Prof. J. Wendland zegt terecht:

„Ongeloovigen beleven de wonderen niet. Ze aanschouwen de feiten, doch ervaren niet de werking IGods. Het gaat hxui als een niet muzikaal a: angelegd persoon, die zekere muziek haat, terwijl het oor des kenners izwelgt van genot. Jezus discipelen geloofden in Hem, nadat zij het beginsel der teekenen gezien hadden, maar Jezus vijanden schreven Zijne teekeiien toe aan den dtdvel." (Der W'underglaube im Christenthmn 1910, p. 2.)

De zwakke zijde van 'de apologetiek van het wonder is, dat ze niet voldoende de H. Schrift heeft geraadpleegd. Wanneer de Dolg|matiek de hulp inroept van de exegese en de psych. bearbeiding van het Schriftmateriaal, komt ze tot uitbreiding en kan ze aan Se apologetiek deugdelijke wapenen verschaffen. Maar dan moet leerst haar eigen arbeid tot afronding worden gebracht.

Het exegetisch materiaal vindt men reeds verwerkt bij Kuyper en "Bavinok. Eerstgenoemde onderscheidt de wonderen, die betrekking hebben op den Middelaar en op 'de Kerk des Heeren.

Er worden in de H. Schrift wonderen vermeld, die maken, dat de Middelaar er komt, en die door Hem' gedaan zijn. Voorts wonderen ota' te makön dat - Gods volk er komt, en die aan of door dat volk zijn gedaan. Bavinck onderscheidt de voorzienigheidswonderen en de verlossingswonderen, welke laatste een tijdliang nog voortwerkten in de gemeente, mtor ten slotte ophielden. Hij verwacht een toekomst, waarin het wonder opnieuw zijne werking zal doen, totdat dn het Koninkrijk Gods, het wonder tot natuur ds geworden.

Aan de psychologischb hearbeiding van het 'gchriftmateriaal inzake het wonder is nog niet veel gedaan. Men kan dus niet voo-ruitzeggen, hoe die zal loopen. Enkele lijnen kunnen echter reeds dadelijk uitgestippeld worden.

Voor het patriarchale tijdvak kunnen we de lijn volgen van Hebreen 11. De moeilijkheid is echter, dat we aangaande Habel, Henoch en Noach zoo schaars zijn ingelicht op dit terrein. Bij Abraham 'liegiriT de beschrijving van' het beleven van' het wonder. Eerst verstomt hij, daaxna begint hij te lachen en émdelijk gaat hij over tot aanbidding bij de aankondiging van Izak's geboorte. Het lachen van Sara, de latere naamgeving „gelach" en het lachen van de vrienden vormon een achtergrond, waarop Abraham's zielstoestand des te duidelijker uitkomt. Bij hem is Se verwoiidering geen drang tot het mysterieuse, maar een verbazing, die na spanning overgaat in nieuwsgierigheid, en die eindigt in welbehagelijke aanschouwing (contemplatie) van het werk Gods.

Bij iMoizes treffen ons zijn verwondering, zijn eerbied, zijn zekerheid, zijn innerlijke strijd en alj'n overwinning. De strijd in Egypte zou gaan tegen de magie, die Mo-zes uit zijn vrooger leven kende. Dooir het O'mklemmen van den staf Gods aanvaardt hij zijn roeping, en erkent hij, dat de magie niet tegen Gods wondermaeht opgewassen is. Door zijn twijfel te Meriba wordt hij ongeschikt om Gods wonderen bij de inneming van (Kanaan iiit te voeren. Daarom moet hij in de woestijn sterven, evenals de tien verspieders en het oudere geslacht.

Bij Jozua, de verspieders van Jericho en 'de jongere generatie, treffen wij weer de volle overgave aan Gods wonderdoenden wil. Jozua valt bij eene ontmoeting met den Engel des Heeren op' zijn aangezicht, hij aanbidt en vraagt evenals Abraham: Wat spreekt mijn Heere tot Zijnen knecht? De verspieders gelooven, dat & e Heere Israël het gansche land Kanaan heeft gegeven. En het volk gehoorzaamt aan den oproep: „Heiligt u, want morgen zal de Heere wonderheden in het midden van ulieden doen".

Tegenover deze voorbeelden uit het O. Test., die nog 'met vele andere kunnen veimeerderd worden, staat dat van JLot's vrouw. „Allereerst is hare ibegeerte om terug te zien uit ongeloof voortgekomen, " zegt Calvijn. Voorts moet hder genoemd worden koning Achaz. „Zijn weigering van een teeken is een voorgeven, 'den Heere niet op de proef te willen stellen, wat een bewijs van ongeloof en daarom zonde is", zegt Prof. Ilidderbos ter plaatse. Ook moet nog genoemd worden koning Joas, die in plaats van al zijn pijlen te verschieten, slechts driemaal schoot, waaruit bleek, dat het 'hem ontbraik aan het geloof in de almacht en trouwe Gods in het vervullen Zijner beloften.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1922

De Reformatie | 4 Pagina's

DE PSYCHOLOGISCHE GRONDSLAG VAN HET GE­LOOF DER WONDERWERKEN IN DE H. SCHRIFT.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1922

De Reformatie | 4 Pagina's