GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vluchten en Vlieden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vluchten en Vlieden.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En de vrouw vluchtte in de woestijn.... En aan de vrouw zijn gegeven twee vleugelen van een grooten arend, opdat zij zou vliegen in de woesfijn .... Openb. 12:6 en 14.

„Als ik zwak ben, dan ben ik' macih, tig." Dat is de piaradox.^J; e, , - , ^plijdenis, die ons van Piaulus gebleven is.

En de ziener v, an Batnios, Jolbannes, die de Openbaiing ons gaf, heeft deze paradox tot katholieke, algemeene, belijdenis verheven.

Want van hem is de dramatische uitbeelding, die dit Pjaulinisch woord als onderschrift gaarne verdragen zou, wanneer hij de handen strekt naa< r de zon, en daar de vrouw u toont, die in nood is en dus zwaik, doch die ook baart en. daarom, sterk is in ha, ar gevende leven.

Want straks wijst hij in horizontale rithtïüg 'over de a, aide heen. Zie, zegt hij, zie de vrouw vluchten. Maar haar vluchten (vs 6) wordt vliegen (vs 14); en in haar angst wordt 'G-eesteskracht, in haar hulpeloosheid adelaarstrots openbaar. Als zij vlucht, dan vliegt zij.

Als zij zwak is, dan is zij machtig.

Wie is die v r o u w ? En waarheen is haar vlucht?

Zoo, gelijk ze de ziener aanschouwt in haar bestrijding en benauwing, is zij de kerk, de verkorene van God. Tegenover haax staat de draak — nu-is de tegenstelling volkomen. Want de vrouw baart; van hiaar de macht, die leven geeft. De dra, ak verslindt; in hem de brute kracht, die leven beneemt. De oude slang, zegt Johannes, die is de draak; hij is de geest van het kwade; de geest, die afbreekt en vernielt; Satan, duivel, menschenmoorder.

En die draak is in vreeselije spanning: want tusschen „vrouwenzaad" en „slangenzaad" is nu de strijd losgebroken. Het kind, dat de vrouw baart, is de Christus zelf. Hij, mannelijk in. Zijn kracht, volkenbeheerscher (vs 5). Is Christus niet de zoon der kerk. Hij, die mensch' is onder de menschen ? Zijn geboorte is het keerpunt der tijden. Hèm wil daarom de draak verslinden. Maar — en Ihier zingt de jonge verheuging van de christelijke kerk' haar morgenlied — de strijd wordt voor den draak een nederlaag. Straks is de groote Zoon der vrouw, de Christus, ten hemel weggerukt. Het is Zijn hemelvaart, die hem aan alle bestrijding onttrekt.

Toen is gekomen over de kerk' de diepe ontroering: 'de Zoon des menschen in een paxadijs. Zijn kerk naar de woestijn. Zijn beveiliging be-teekent voor de kerk' het groeiende gevaar. Want als de draak niet aan de kerk haar Christus ontnemen kan, dan tracht hij den Christus Zijn kerls' te ontrooven.

Zijn woede keert zich nu tegen die vrouw, tegen de thans Nieuwtestamentische gemeente. — En hier schreit de jonge schuchterheid der christelijke kerk haar morgengebed; , uit; ; de diepten roept zij tot u, o God.

Want de Satan is tot haar aïgekomen. En hij heeft „grooten toon, wetende, dat hij maar een kleinen tijd heeft”.

Nu is de vrouw zwak. Want zij vlucht in de woestijn. Ze vliedt, omdat ze niet kan staan tegen de machit, die haar verderf wil.

Doch ais ze zwak is, dan is ze machtig. In haar vluchten komt over haar de kracht van den Allerhoogste. Aan de vrouw zijn gegeven twee vleugelen, waarmee ze vliegen kan. Haar vluchten wordt vliegen. Het zijn a r e n d s vleugelen, die haar gegeven worden; en de arend is het symbool van kracht. Vleugelen van een grooten arend ziet de apostel in zijn visioen; Kj stapelt de woorden opeen, om toch vooral dit ééne te zeggen aan wie hem lezen: dat forsch' en machtig en zeker en sterk is de gang der vrouw naar de woestijn. Zie, hoe ze gaat: ze vlucht, maar ook: ze vliegt — als een arend.

Vlucihten is zwakheid; vliegen-is kracht. Vluchten is moeten; vliegen is willen. Vluchjten is overhiaasting; vliegen met arendsvleugelen, dat is: gaan in rustige kracht. In het vluchten ligt de onzekeiiheid; in het vliegen de zekere doelstelling. In het vluchten de vermoeienis; in het vliegen de gterke, bewuste daad. Bij de vrouw, die vlucht, denkt ge aan een schichtige, angstige ziel; doch wie thaar met arendsvleugt^len vliegen ziet, ontdekt in' haar een wonder: ze maakt van haar lot haar keuze; wat opgelegd is, wordt in vrijen wil aanvaard.

In die vrouw brandt het onlustgevoel, dat verteert: zij moet vluchten. En dat is het negatieve, het afgescheiden zijn: zij is niet van de wereld; zij, die immers op de vlucht is. 'Zij m, oet vlieden, mijden, bang zijn.

Maar in haar binnenste groeit ook de Lust, die j a zegt: zij kan vliegen, als een adelaar, zoo rustig en sterk. En dat is het positieve; dat is het leven, de handeling, de beweging uit eigen drift en drijving, uit eigen Geestesdrang. De vrouw is niet enkel niet van de wereld; zij gaat ook, in haar hooge vlucht, boven die wereld uit. Zij kan gaan, en heerschen en sterk zijn.

En is het niet, alsof ge den Pinkstergeest ziet, die de vrouw, de kerk, tooit met de adelaarsvleugelen van zijn kracht, zijn energie, zijn Geestesgaven? AVat is de kerk na de hemelvaart in zichzelf anders dan een kudde zonder herder; een zwak hoopje, dat geen Helper heeft, dat wijs doet, als het op de vlucht slaat? Maar is de Geest, do Pinkstergeest, niet gekomen? Ja, , Hij kwam over haar; en h.aar daden waren groot; zij heeft de woestijn gekozen, doch haar gang was' zegetocht, arendsvlucht.

Vluchten ën vliegen.

Ons hedendaagsche christendom moge dan nu ophouden te twisten over de vraag, wanneer wij dragers zijn van christelijke religie" indien wij vluchten, dan wel, wanneer wij vliegen — met axendsvleugelen.

O, zegt de een, mijden, vlieden, vluchten, daarin worden alle eischen vei-vuld, welke God ons stelt. En zoo komt de levenshouding opi, die klaagt over den sterken vijand, en die zich 'vooral niet „vergezelschapt" met 'de wereld, die maar in het booze ligt. Kunst en cultuur, natuur en leven, spel en genot, evolutie en eruditie, het is alles van die slechte wereld, en het komt niet op uit de wedergeboorte en daarom — vlied deze dingen, wees asceet en raak niet, smaak niet, roer niet aan Vluchtend christendom.

Neen, antwoordt de ander, met ontüouding zijn we niet gereed. Laat uw arendsvleugelen zien en laat uw drift, die alle hoogten in en alle breedten óver wil, zich vrij doen gelden! Wees niet bang, doch doe wat. Spreek niet altijd van gevaren, doch treed op uwé hoogten. Vlucht niet voor de kunst, omdat de „wereld" er aan doet, doöh bouw zelf uw schouwburg; en het verbond', dat gij met uwe oogen hebt gesloten, kome van. het negatieve, dat ze geen kwaad willen zien, tot het positieve toe, idat ze zich willen weiden aan eigen doorleefde en belichte schoonheid. Trek u niet terug, maiai' zie de gevaren onder de oogen, en dan. ... vlieg, rustig als de adelaar, waaifieen uw souvereine keuze wil... „Vliegend" christendom.

Nu moge ons terechtwijzen de oude man van 'Pjatmos.

Hij had, gevangene van Jezus Christus, aan den lijve gevoeld, wat „woestijn" beteekent en wat „de wereld" is en hoe men vluohten moet om de getuigenis van Jezus Christus.

Maar zijn gedwongen ballingschap wordt hem vrije liturgie; en het opgelegde ballingsoord aanvaardt hij als de plaats, voor hem besproken door zijn God.

Vluchten en vliegen, moeten en willen, machteloosheid en kracht, ze vallen b ij hem samen.

En nóg moet óók voor ons, vluchten vliegen zijn en vliegen vluchten.

Wie niet bang is, bang voor de wereld, bang voor de zonde, die kent zichzelf niet en kent zijn zonde niet. Al zijn spreken over „vliegen", over de vrije daad en den eigen opbouw uit eigen beginsel, loopt buiten de wezenlijke sfeer der Christel ij ke religie om: want bekeering, dat is ook: bang zijn, vluchten, vlieden.

Maar aan de andere zijde: wie met vreezen en vlieden en vluchten tevreden is, heeft de roeping die van boven is, nog niet verstaan. Zijn cultuurverachting is niet kracht, maar'zwakheid; is geen vrije keus, die om Gods wille zich ontzegt, doch ressentiment: hij kan niet meedoen en vloekt nu die wereld, voor wie hij de macht niet heeft om te bidden. Zijn pelgrimsliederen over voeten, die wond geloopen zijn en over handen, die den reisstaf niet meer houden kunnen, zijn bedelaarsgebeden: hij ziet zijn weg vol ellenden, maar weet niet, dat plaatsbespreking, die God voor ons doet.'i-) recht op erfenis, en zoo zekerheid van wereldbezit door wereidoverwinning bevestigt en verkondigt. Hij is altijd arm, en zegt niet tot zijn ziel: alles is uwe. Hij bepaalt niet zelf zijn gang, en kiest niet zelf de plaats, ' waar hij zal opzien naar de Zon, gelijk de adelaar doet, doch hij laat zich dringen door die wereld, die hij dacht ontvloden te zijn; elke plek, die zij in bezit neemt. !*eeft hij op; iedere stelling, waar de booze satan komt, wordt door hem verlaten. Straks maakt hij alle zig-zagbewegingen van den tijdgeest mee, al is het in tegenovergestelde richting. Vloekende op den tijdgeest, waarop' hij hooghartig smaalt, is hij daarvan het meest gedupeerde slachtoffer. Hij heeft geen eigen richting, als de arend, die vliegt. Hij • vlucht, naar den bodem, dien de „wereld" voor hem vrij wil laten...., totdat ze niets meer vrij laat. Als dan zijn vluchten ophoudt, is zijn arme „christendom" uitgeleefd.

Zoo laat ons dan voorzichtig zijn en de eenzijdigheid opgeven, zoowel ter eener als ter anderer zijde.

Wie alleen maar van vliegen spreekt, en van adelaarskracht en niet bang is, zal den vijand niet meer zien komen, en zie, toch komt hij. En als dan de antichrist er is, dan wordt hij in diens leger ingelijfd, eer hij het weet.

En omgekeerd : — wie slechts heeft geleerd te vluchten naar elk hoekje, waar hem de wereld ongemoeid laat, die heeft geen standplaats meer, als heel de wereld strijdperk wordt in de worsteling tegen den Christus. Zijn land was „niem.andsland" en dat blijft niet altijd onveroverd.

Wilt gij den schoenen christen groeten?

Zie, overal waar een mensch Gods bang is, doch óók tegelijkertijd de vleugelen durft uitslaan, die de Geest hem geeft, daar is hij. Daar wordt

ervaren, soms bezongen, dat een woestijn, die de vluchtende vrouw vindt, het oord wel is van baar vreemdelingschappen, doch óók, dat een woestijn, die om Gods wille in v r ij w i 11 i g e adejaarsvlucht aanvaard is, aanvangsmoment in wereldverovering zal blijken. Want, laat de plaats der vrouw een woestijn zijn — .a, ls het haar plaa.ts ' is, dan hééft zij eigendomsrecht; die woestijn is haar het begin der nieuwe wereld.

En ja, , dan is het wat eens iemand noemde: „een wonderbeeld”:

Die vrouwenvorm, ' van 't wijde kleed omgeven. Begeesterd in haar liefde en haar gelooven, Als kon geen strijd haar kalme fierheid roovcn, Schoon door de lucht slechts doodsgevaren zweven; Wat wondei' beeld in deze marteldreven Bij 't sluipend licht der nauwgespteten kloven!

De bruid van Christus tart èn dood èn lijden, Versmading, pijn en oneer zija haar glorie, Hoogbruisend 'klinkt haar jubelend belijden Met reuzenkracht den kring door der historie: Wie Christus en Zijti Keit zich toe komt wijlden, Hem wacht de kroon en de eeuwig© victorie. 2)


¹) De woestijn heet ten opziclile van de vrouw: haar plaats, (vs G en 14).

2) H. J. A. M. Schaepman.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

Vluchten en Vlieden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1923

De Reformatie | 8 Pagina's