GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de school der wijsbegeerte.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het r ij k' d e r z i e 1.

Ook Bergson's verschijning heeft iets van een apostel der wijsbegeerte. Hij doet ons, heel in de verte, denken aan de profeten, die oudtijds het volk terugriepen van den vorm naar den geest, van de geleerdheid naar den eenvoud, van den hoogmoed naar den deemoed, van de kerk naaï de persoonlijkheid.

Bergson's filosofie is reactie, maar ook! reformatie, en positieve bouw.

Door het zwaartepunt van de wijsgeerige bemoeienis te verplaatsen van het ontledend verstand naar het begrijpend hart, van de rede na; ar de intuïtie, van de afmeting naar den duur, heeft hij wezenlijk meegewerkt tot het vrij-maken van het ik, hetgeen zoowel - vrucht als voorwaarde is in het werk der wijsbegeerte.

Natuurlijk was Bergson éénzijdig.

WelJke zoekers der waarheid zijn trouwens volkomen harmonisch geweest?

En weïïi'e reactie miskent niet eenigermate de actie?

Bij Bergson is de eenzijdigheid echter ook onevenwichtigheid.

Men heeft tegen hem het bezwaar aangevoerd, dat hij, bij de bep^aling van den samenhaïig en van de samenwerking tusschen verstand en instinct, het organisch verband tusschen die twee teveel uit het oog verliest, en daardoor verwaarloosd heeft de waarheid, die er ligt in de beroemde spreuk van Kant: „Begrippen zonder aanschouwingen zijn leeg, maar aanschouwingen zonder begrippen zijn blind".

Heelemaal onjuist schijnt ons deze beschuldiging niet. In zijn verwerping van het primaat van het verstand, is Bergson zeker te ver dóórgeslagen naar de tegengestelde zijde.

Maar deze overdrijving is een verschijnsel, dat verband houdt met de groote en algemeene kentering in de filosofie.

Anderen zijn nog verder gegaan dan Bergson en hebben het verstand enkel een functie genoemd van het instinct, of wel het verstand ppi non-aotiviteit willen stellen, teneinde het alléén-recht te laten aan het mystieke aanschouwen.

Wat voor ons in deze beweging het belangrijkste blijkt is het feit, dat de moderne mensch in de wijsbegeerte weer bezig is tot zelfkennis te ontwaken. Door weer belangstelling te toonen in het leven als mysterie, door weer eerbiedig te erkennen, dat er meer dingen zijn tusschen hemel en aarde, dan die hij vterstandelijk benaderen kan, heeft hij (in wijsgeerigen zin) zich ook meer vatbaar gemaakt voor de waarheid.

Ook voor de filosofie geldt het woord, dat, wie niet wordt als een kindeke het koninkrijk niet kan binnengaan.

Een gevolg van dit tenigvinden van het leven achter de verschijnselen is ook geweest, dat de mensch, in zékeren zin, zichzelf teruggevonden heeft.

De openbaring van het wonder van het leven sluit in zich de openbaring van het wonder der ziel.

Toen de mensch voelde, dat hij met zijn verstand machteloos staat tegenover het groote wereldgeheim, en daarom zocht naar andere vermogens, om dit geheim van binnenuit op. te lossen, gingen zijn oogen als vanzelf voor zijn eigen persoonlijkheid open.

Bergson wijdt in zijn filosofie een belangrijk' gedeelte aan het probleem van het ik, en beschouwt het karakter als de samenv; atting van al het geleefde, terwijl dan bij hem lev*en niet is een onderworpen zijn aan, of óp'gesleten worden door, den tijd, maar een voortdurenden scheppingsdrang, een vrije ontwikkeling.

Simmel gaat nog een stapje 'v'erder en beschouwt het leven als een zich ontwikkelen boven de leven^strooming uit, als een oj)klimmen uit het worden tot de idee, als een transcendatie van het iE De mensch wil niet slechts mèèr-leven, maar meerdan-leven. In dezen weg ontstaat uit de natuur de cultuiu-, wetenschap, kunst, religie, in één woord, het g e e s t e 1 ij k leven.

In tegenstelling met de wetenschapsfilosofie-, die de religie tot wetenschap maakt, wordt door. de levensfilosofie de wetenschap omgezet in (een soort) religie.

In de bonte verscheidenheid en tegenstrijdigheid van de moderne geestesstroomingen is kennelijk deze, uit de ziel gesprotene en tot de ziel gekeerde, richting een opdringende macht.

Prof. Bavinck' had zeker het recht de opkomst van deze, uit de diepte van het zieleleven gewelde, filosofie te karakteriseeren als „De overwinning der zieF'i).

Men heeft tegen deze rede indertijd het bezwaar gemaakt, dat ze aan het christelijk beginsel geen ruimte geeft.

Misschien is de kritiek rechtvaardig.

Maar zeker is, dat, door het uitschaikelen van de positieve christelijke wijsbegeerte, des te meer treft het feit, dat de moderne mensch, op zijn weg, in de schemering - v^an het licht der algemeene genade, wijsheden vindt, die nauw a.sai het christendom verwant zijn.

Het is of sommige wijsgeeren 'v'an den nieuwen tijd echo's hebben opgevangen van tlezus' woord: Wat baat het den mensch — dus ook den denker — of hij de geheele wereld - wint, en hij lijdt schade zijner ziel.

Wordt het mooi-ori-enteerende boekje van Dr Bavinck nog gelezen?

De overwinning der ziel, — dat is immers een teeken des tijds!

Dr Bavinck karakteriseert den strijd om de ware wereldbeschouwing (zeer in het algemeen!) als een worsteling tusschen idealisme en naturalisme, die beurtelings overwinningen behalen.

JNia het materialisme is thans de overwinning l ^ ^ K 209 weer aai^e filosofie, die de ziel tot uitgangspmit kiest.

Maar, zegt Bavinck (en deze verbreeding van het thema is het juist wat ons bizonder interesseert) — „deze overwinning staat niet op 'zichzelve; ze is de openbaring en bevestiging van die, welke de ziel als geesteswezen over de zinnelijkheid, in de cultuur over 'de stoffelijke wereld, en in den ethischen strijd over zichzelve behaald".

Een viervoudige overwinning dus!

Wat de eerste, de wijsgeerige, betreft, schildert Bavinck in enkele groote schetslijnen de nederlaag, die de mechanische wereldbeschouwing, a la Haeckel, leed, toen de psychologie zich uit de windselen der natuurwetenschap losmaakte en de souvereiniteit in haar eigen kring herwon.

Naast de psychologie hief ook de geschiedwetenschap het hoofd op en wierp, geleid door Windelband, het materialistische juk' af.

De knnst volgde haar voorbeeld. De bevrijde ziel der kunstenaars school eerst nog wel weg in het, pessimisme, maar allengs vond ze, o.a. bij Maeterlinck, haar eigen plaats in het leven. Zelfs is in de nieuwste kunstrichting de ziel dermate geëmancipeerd, dat de zij de kunst zelfstandig uit eigen ontroering wil scheppen.

Ook de natuurwetenschap onderging een omwenteling, doordat zij de atomen in k'rachten oploste en zelfs de physische prooessen tot psychische herleidde (pan-psychisme = alles is ziel-lijk).

De tweede overwinning betreft het levensproces in den mensch, en bestaat in de kentering van de waarneming der buitenwereld naar de zelf-bezinning en zelf-ontwikkeling. Het denken is hierbij niet slechts een verzamelen en opbouwen van voorstellingen, maar een gansch eigensoortige werkzaamheid van de ziel, verwant aan het dichten, en in dezen weg klimt de mensch op tot een „geestelijk' 'burgerschap", dat persoonlijkheid heet, en zich boven den stroom der veranderlijke dingen verheft en handhaaft.

Een derde fase van ontwikkeling en triomf der ziel betreft de cultuur. De cultuur zelve is vraclit van de geestelijke beheersching en opbouw der natuur, onderwerping van de stof aan den geest. Door de cultuur arbeidt de mensch dus ook aan zijn eigen verheffing, en ontwaak't het besef, dat hij, als geestelijk wezen, boven haar uitblinkt. Vooral in de kunst onderscheidt hij zich van haar als de schepper van een ideëele werkelijkheid.

Maar van nog veel meer beteekenis is de overwinning, die de ziel behaald heeft in haar eigen gebied, namelijk tegenover de haar inklevende en omlaag-houdende zinnelijkheid.

Schiller heeft beproefd de tegenstelling te verzoenen door het schoonheidsleven.

Kant heeft de tegenstelling zoozeer verdiept, door de leer van het radicaal-booze, dat een harmoniseering onmogelijk scheen, en moedeloosheid zich van den mensch moest meester maken.

Maar de moderne mensch heeft weer een open oog gekregen voor de noodzakelijkheid, en ook mogelijkheid, van de zedelijke worsteling. Na een tijdper'k van puur verstandelijke opvoeding, heeft de zedelijke opvoeding, bestaande in sterking van den wil en vorming van het karakter, in het onderwijs weer haar intocht gedaan.

„De schoonste en rijkste overwinning", zegt Bavinck', „is toch die, welke de ziel over zichzelf behaalt, en de beste opvoeding zal deze zijn, welk'e tot dien strijd tegen zichzelve den lust wekt en de k'rachten schenkt."

Maar, zoo laat hij' er op volgen — en hier schemert weleenigszins het christelijk beginsel door, — cultuur en kunst, ook al beoogen zij de loutering der ziel door de verzoening der tegenstrijdigheden, brengen het niet verder dan tO't een profetie der overwinning. „De kunst kan ons, lals Mozes van Nebo's top', het beloofde land uit de verte doen zien, maar zij neemt ons niet bij' de hand, om er ons heen te voeren en binnen te leiden."


1) Rede uitgesproken in de algem. vergadering van het achtste Nederl-. Philologencongres te ük-echt, .26 April 1916. — J. H. Kok, te Kampen'.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 1924

De Reformatie | 8 Pagina's