GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

CII.

door J. C. RULLMANN.

Dr H. Bavinck bracht in De Vrije Kerk, jg. 9, 1883, eenige ernstige bedeiikïngen in tegen de denkbeelden van Dr Kuyper over de reformatie der 'Kerken. En aan het einde van zijn O'pstel besprak hij ook het verlangen van Dr Kuyper, dat de 'kerken der Scheiding, zoodra de oorsproirkelijfce kerken door geestelijke refonnatie, uitbanning van onware bestanddeelen en losmaking van elk verkeerd kerkverband, heur vrijheid van handelen herwonnen hadden, weer met dezen zouden samensmelten tof één plaatselijke kerk, zij het ook in onderscheidene parochiën.

In dit verlangen verklaarde Dr Biavinck nu Dr Kuyper gaarne ter wille te zijn. Maar hij voegde er hiy. „Zoover is het .nog niet. Er moet, zal het daartoe komen, nog heel wat gebeuren. Het kan bovendien óók zijn, dat de „oorspronkelijke" Kerken niet vrij worden door uitlDanning van onware bestanddeelen, maar door zelve uitgebannen te worden en dat zij dus met de reeds uitgeleide Kerken hebben saam te smelten tot ééne plaatselijke Keik. Zeker is het in elk geval niet; wat toch hier als zeker • aangenomen wordt, dat de Hervormde Kerken vrij zullen worden en gereformeerd door geleidelij'k 'kerkherstel. Als de geloovigen hun ambt weer gaan uitoefenen, zal het waarschijnlijk' blijken, als in de dagen der Scheiding, dat zij uitgezet en gebannen worden en tot eigen kerkformatie moeten komen. Maar hoe dit zij, hoe de „modus quo" ook wezen moge, ik zal mij hartelijk verblijden op. den dag, als wie nu „twee en nochtans een" zijn, eerlang oo'k' kerkelijk. een worden en saam weer vormen de Christelijke Gereformeerde Kerken in 'deze landen. Moge die dag spoedig aanbreken!"

De heer G. C. Gijben schreef naar aanleiding van het Tractaat twee brochures: Dankbaar, maar ni'e t v o 1 d a a n en Kerkorde en Ke rkwezen, na lezing waarvan Dr Kuyper schreef, dat het hem onbegrijpelijk was, dat deze scribent niet reeds lang met pak' en zak naar de gescheiden Kerken overliep (De Heraut, nr 323).

Op de vraag, waarom de volksuitgave van het Tractaat niet, óf enkele geïncrimineerde paragrafen had herzien, èf wel anticritiek' had geleverd, waaruit blij'ken kon, om wat reden het eens geschrevene tegen ingebrachte bedenking gehandhaafd werd, antwoordde Dr Kuyper in D' e Heraut (nr 330):

Het Tractaat van de Reformatie der kerken is geen vlugschrift, maar oen systematisch werk; en wel een zoodanig systematisch wevk. Waarin een stoffe is behandeld, die dusver nog nooit opzettelijk uiteen en in haar verbaad Av^as gezet. .

Voor zoover ons bekend is, ikan ^men noc, h uit de dagen der Reformatie, noch uit de jaren die daarna kwamen', een geschrift aanwijzen, waarin dit onderwerp uit zijn beginselen opgetrokken en met eenige volledigheid behandeld is.

Wel zijn er korte aanduidingen van deze materie, gelijk Voetius ze in zijn k.erkrecht biedt, maar die weinig meer doen dan de eerste lijnen trekken. Andere werken gelijk CalVijns geschrift: De reformanda Ecclesia is van gansch anderen inhoud, ook al zou men, op den titel afgaande, meenen een soortgelijk werk voor zich te hebben. ED wat voorts • over dit onderwerp het licht zag. waren uitsluitend èf historische overzichten óf gelegenheidsgeschriften, die op een bepaald jjeval doelden, maar boden geen van alle een syste.matische uiteenzetting van deze stof.

Nu ligt het in den aard der zaak, dat de vraag of de eerste bearbeider van zulk een stof al dan niet de zaak in het 'juiste spoor leidde, oersL na verloop van eenige jaren valt uit te maken.

Immers alleen principieele critiek kan dit uitmaken, en principieele critiek wordt slechts door hem geleverd, die dezelfde materie, even weten-• schappelijk, maar uit een ander 'beginsel, of langs , andere lijnen, behandelt. En tot zulk een tegenbouw is studie en voor die studie zijn jaren denkens noodig.

Zulk een werk als het Tractaat der Reformatie is niet uit de mouw geschud, maar zelf resultaat van tien jaren worstelens en denkens. Van lieverlee gerijpt, en eerst toen het rijp was ten papiere gehracht.

Bij de eerste ontvangst hebben we ons' dan ook niet anders vooi'gesteld dan wat geschied is, t. w, dat men aanvankelijk indrukken zou teruggeven: op enkele details of uitdrukkingen aanmerking zou maken; maar voorts 'tegenover het werk ten principieele slechts 6f van geestverwantschap zou doen - blijken, èf van tegengekeerdheid van' geest.

En zoo geschiedde het dan ook.

Met veel welwillendheid en sympathie eenerzijds, en met kwalijk verholen weerzin anderzijds, is in korte trekken de indruk weergegeven, dien de lectuur van dit werk gemaakt had.

Wie sympathie betoonde had toch een Ideine reeks bedenkingen, en wie antipathie voelde prikkelen bood toch een woord van lof.

Uitkomsten waarop elk schrijver zich heeft voor te bereiden.

Het degelijkst was de critiek die D'r Bavinck gaf. Maar bij hem natuurlijk over het leidend beginsel geen verschil.

De irenischen moeten nog aan het woord komen. Blijkbaar zit deze studie hun wel wat in dèn weg. Ze dienen toch óf een andere leer omtrent de kerk van Christus op te stellen, óf wel toe te geven dat hun eigen standpunt faalt.

De K e f k e 1 ij k e Courant plaatste zich vierkant tegenover ons, maar onthield zich' van principieel verweer.

Het zonderlingst van alles was de raad van zeker iemand in de Bazuin om het werk noch te koopen noch te lezen. Een soort van I n d ex dus! Tot tijd en wijle we' een herziene uitgave zagen verschijnen.

Nu die daarop wacht, heeft, 'gelijk men uit deze toelichting zien kan, dan nog itijd van bedenken.

Dit zal elk man van ihelderen zin toch inzien, dat het de aandacht slechts van de hoofdzaak •zon afleiden, bijaldien we ons in anticritiek op enkele detail-opmerkingen verliepen.

Dit mag niet om des beginsels wille.

Eerst dient in den kring van wie meeleven en meespreken uitgemaakt, of de hoofdlijnen in dit werk zuiver loopen.

Dat kan eerst büjken, als ; de legitimisten eeneczijds èn de irenischen anderzijds hun tegendenkbeelden zelven geformuleerd hebben, niet in los opstel, maar in systematisch betoog, l

En zoolang dit toeft, dient het geschïift zelf zijn ongestoorde werking te doen.

Niet enkel, dat geve de Heere, om veler kerkrechtelijke denkbeelden te zuiveren, maar ook, zoo Hij het geliengen wil, om de kerkrechtelijke toestanden te helpen verbeteren.

Ten antwoord *op een 'brief van docent D'. IKl Wielenga zette Dr Kuyper in De Heraut, nr 361, nog nader uiteen, dat de kerkelijke strijd tegen het stelsel van k'erkregeering moest gaan.

Maar zoo gevoelt men ook, waarom wij niets verwachten van persoonlijke conflicten, die bij het heerschend laisseg-aller haast niet kunne: .! voorkomen; noch ook van een stelselloos i-ukken aan de keten, wat nooit anders dan een bloedige striem aan de pols achterliet en meer smaad zelfs dan eere over 's Heeren naam bracht; on daarom bijna uitsluitend onze hope vestigen op oen afschudden door de kerk als zoodanig van het valschelijk weer opgelegde juk.

Dit neemt natuurlijk niet weg, dat er zich incidenten, kunnen voordoen, waarop niemand rekent, 's Heeren wegen zijn soms zoo heel anders dan onze wegen. Er is - een Syriër die den boog spant in zijn eenvoudigheid , en Achab valt doodelijk. gewond neer.

Maar een incident sluit juist als incident in. dat het niet uw gedragslijn bepaalt.

En daarom blijven we, voor wat onze gedragslijn aangaat, de meening toegedaan, dat 1.o. de toestand bijna overal zoo is, dat een gereformeerde thans in de oude kerken dezer landen; buiten persoonlijk conscientieconflict blijft; 2o. dat ds conflicten, waarin het kwaad schuilt, in formeele, 'collectieve, meest onbewuste daden van den karkeraad liggen; 3o. dat er overtuiging noodig is, om als kerkeraad in zulk een conflict te kun, nen en te mogen doortasten, zal niet fanatisme, maar vreeze Gods ons ten richtsnoer ziin; en 4o. dat zulk een conflict niet maar partieel kan doorgestreden, maar door moet snijden tot op de samenvoeging van kerk en stelsel van kerkregeering.

Omtrent het verkeerde van de organisatie moest echter , eerst overtuiging worden gewekt:

Onze organisatie is fataal, is vernederend, moet weg. Maar onder die organisatie, onder dat net zitten onze kerken, en die kerken voor zoover ze nog belijden en "dus nog kerken zijn, moeten niet onder het puin van die instortende organisatie begraven worden.

We zijn broeders onderling, we belijden leden van het ééne lichaam van Christus te zijn, ea voelen deswege betrekking op elkander, en mogen het daarom niet toelaten, dat we noodeloos van elkaar zouden raken.

De Synodale organisatie is een monsterlijk gedrocht, dat een ons dierbaar kind gegrepen heeft en omklemd houdt, en nu willen we dat Synodale gedro'cht kopje-onder houden en verdrinken, maar eer we dit kunnen en mogen moet ons kind uit zijn klauwen losgerukt.

Ons kind mag niet meê verdrinken.

Noodig, dringend noodig is het dus, dat Gods volk in deze landen tot het inzicht worde geleid, dat onze kerk en die synodale organisatie niet één, maar twee zijn. Dat onze kerk en die organisatie niets met elkander gemeen hebben. Dat die organisatie een woekerplant is, die onze kerk op den stam kroop. En dat al lijkt dat .gedrocht en mijn kind op zekeren afstand één massa te zijn, ik, als vader, toch wel terdege tusschen dat monster en en mijn kind moet en zal onderscheiden.

En wat'nu verder de gescheiden Kerken betrof, schreef Dr Kuypier in. D'e Heraut, nr 364:

Met allen die in of buiten de gescheiden kerken de zuivere, waarheid naar het Woord .G'-^ds belijden, voelen we ons organisch in het Lichaam van Christus één. In het gemeen genomen begroeten we hun kerken als een deel van het volk, waartoe we het ons zelven een vreugd en een eere rekenen, te behooren. We voelen ons met de echte belijders en belijderessen in beide kerken zielsinnig één en nauw in Christus verbonden. En het blijft onze hope voor kerk en volk en vaderland dat, eer dit geslacht wegsterft, de eenheid van alle deze echte belijders in deze landenook kerkelijk moge hersteld worden.

Deze hoop is, zoo men weet, zelfs boven verwachting, vervuld. Geen tien jaar zouden er meer verloopen, of de vereeniging van beide kerkengroepen was reeds een feit geworden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1924

De Reformatie | 8 Pagina's