GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS - SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS - SCHOUW.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aanvulling en rectificatie¹)

Een lezer vestigt mijn aandacht er op, dat het artikel, overgenomen uit _„De Open Roort", niet rechtstreeks uit de pen van een Roomsche gevloeid is, maar min of meer op' ironische wijzie in het Roomsche schuitje geschreven is door een nietroomsche, om aan te geven, met welke argumenten de Roomsche Lebbekers soms kwebbelers kunnen worden, wanneer zij tegen de Ptotestanten waarschuwen. De lezer heeft gelijk. Inzage van het artikel bevestigt zijn opmerking: want er staat:

Gij hebt dadelijk gevoeld, achtbare lezer, dat . bovenstaande regelen door een Evangelisch. Christen — een Protestant zoo men zegt, — geschreven •w'erden ten einde in dien vorm aan Snuffelaar die in „De Lebbefcenaar" schrijft te antwoorden.

Toch is de overname van het stukje niet 'vergeefsch geweest, inzooverre het duidelijk' laat zien, op welk peil de Roomsche polemiek daar staat. Trouwens, dat blijkt ten overvloede uit dit authentieke Lebbekianisme:

Wees ook vooïzichtig, Katholieke Lebbekenaren, voor die protestanten, welke sedert eenige dagen, onze gemeente overrompelen met hunne slechte geschriften. Goed de volgende vraag van den catechismus in 't hoofd gehouden: Is het waar dat een iegelijk in zijn geloof kan zalig worden? — Zoo leeren de ketters, maar zij dolen, want zonder het één waarachtig Geloof is de zaligheid onmogelijk. — Is 't niet jammer; terwijl een protestantsche vereeniging in de Vereenigde Staten een eerste Bttdget stemt van één milliard drie honderd millioen dollars om al de katholieke landen riiet hare zendelingen en geschriften te vergeven, wordt de katholieke missionaris door weinigen gesteund. Oppassen is de boodschap. Houdt voor de protestanten altijd 't volgend kr: inig antwoord klaar, hetwelk eens een oud moederken hun te slikken gaf: Ja, zei ze, als protestant leven is gemakkelijk, maar als protestant sterven is heel wat moeilijker.

Het is verre-van fraai: te insinueeren, dat de gereformeerde protestanten ieder in zijn geloof laten zalig worden! Over die bewering van één milliard drie honderd dollars schrijft Ds Lauwers:

Het stemmen van een eerste budget van een milliard drie honderd milhoen dollars, d. w. z. 25.000.000.000 franken, is louter onzin 1 „Maak dat aan de ganzen - wijs", zeiden onze Vlaamsche voorvaderen ... 'Wij kunnen den achtbaren lezers verzekeren, dat wij voor ons part er nooit een dollar van zagen. „De Snuffelaar" schijnt er meer van te weten dan wij...

Hij jammert over de nalatigheid der Katholieken in het steunen van hun missionnarissen. Dat betreur ik met hem. Het pleit niet ten voordeele van , , • den geloofsijver onzer Katholieke medechristenen...

Tot zoover de aanvulling, die ten deele ook rectificatie is.

Een andere lezer merkt op, dat het verhaal van Hendrik de Coek en de advertentie, waarmee de tegenstanders hem vervolgden in de dagen van huiselijken rouw, te lezien is in het boek van D'S Rullmann over De Afscheiding. Indien hij daarmee wil zeggen, dat ik niet had moeten schrijven, dat wij die dingen te weinig gehoord hebben (maar de boeken van Ds R. zijn nog niet naar waarde her-en her-en her-drukt), z'aï'Ky moeten toegeven, dat dan ook des te meer blijken kan, welke waiarheid er ligt in mijn daaropi volgende opmerking, dat 'we die dingen te weinig onthouden hebben. Want, hoewel ik de 3 werken van Ds; Rullmann goed bestudeerd heb, voorzoover dat in mijn beschikbaren tijd mogelijk was, en mijn catechisanten altijd die drie boeken aanbeveel tegen Sintnicolaas en voor hun verjaardag, was ik zelf het ook al weer vergeten....

Aan beide correspondenten intusschen mijn weigemeenden dank!

Lijkverbranding.

Over de tegenstrijdigheid tusschen theorie en praktijk bij: voorstanders van lijkverbranding, gelijk die in bepaalde gevallen tot uiting komt, schrijft Dr A. Kuyper in de „Rott. Kerkbode":

Maar wat zeer eigenaardig aandoet in verband met de actueele vraag der lijkverbranding is dit, dat zij die in hun kring' er het meest on het vurigst voor ijveren, als het er op aankomt er toch voor terugdeinzen.

Daar hebt ge de SociaHsten en de Gommuaiston. Zij voeren een vurig pleidooi er voor om hun lijic niet a-an het langzaam proces der ontbinding prijs te geven. Als de dood eenmaal is ingetreden dan moet het proces der vernietiging in een minimum van tijd zijn afgeloopen. Met de crematie is het al heel spoedig gebeurd. Zoo gaat hel lijk niet in den lijkoven, of na eenige oogenblikken hebt go de asch in uw vaas. Konden de Socialisten en de Communisten het gedaan krijgen ze zouden de lijkverbranding.^ met dwang overal invoeren, on er zou zelfs geen vrijheid meer zijn om uw dooden van voor uw aangezicht te begraven.

Maar .... Lenin stierf. Hij is ook een nietig menschenkind, en moet het ondervinden dat tegen den dood geen geweer is. Het zielloos lijk van Lenin ligt op den aardbodem. Zal men dat 'nu ook verbranden in het land waar het Socialisme en het Communisme hoogtij vieren?

Geen sprake van. Niemand die er aan denkt. Ieder Communist zegt: daar was Lenin te goed voor. Crematie is voor hem te minderwaardig. Het lichaam van Lenin, die namelooze ellende over duizenden, over millioenen gebracht heeft, is daar te goed voor.

En al de kunst en al de wetenschap is te hulp geroepen, om het lijk van Lenin te balsemen, opdat 'het in een glazen doodkist tot in lengte van dagen bewaard kan blijven, en het navolgende geslacht kunne zien hoe de man in zijn leven er heeft uitgezien • die de hel over zijn vaderland heeft losgelaten!

Ontzet-motieven ²).

Onder den gewonen, maar ietwat vreemden naam van .„ontzet-feesten" heeft Leiden dit jaar bizonderlijk herdacht de afwerpirig van het Spaansche juk na het „beroemde" beleg. Aan eventueele can-'didaten voor een gereformeerde speech over de ontzèt-inzetting en de ontzet-vréugde, heeft in de „Groene Amsterdammer" Prof. H. Brugmans stof trachten te leveren. Aldus:

Het ligt voor de hand, dat die bevolking zeer verschillend op die ellende reageerde. 'Wij wezen er reeds op, dat de stad in 1574 economisch en sociaal zeer in verval was, dat de bevolking voor een niet gering deel bestond uit een ai-mlastigi proletariaat, gevolg en overblijfsel van een voor jaren bloeiende industrie. Dat proletariaat, verarmd en lichamelijk ook wel a'fgetakeld, kreeg de zwarte ellende van het beleg te ondergaan. Voor een deel heeft de bevolking getracht aan die ellende te ontkomen door de overgave, waartoe de vijand waarlijk wel aannemelijke voorwaarden wist te stellen. Wij weten van oproeren in de stad tijdens het beleg; beroemd is juist in die omstandiglieden gebleven de onversaagde moed van een man als Pieter Adriaensz. van der Werff. Maar daar waren ook anderen. De misère van het dagelijksche aardsche leven kan verstompen tot onverschilligheid en kwaadwihigbeid. Maar de sociale nood kan ook de gedachten afleiden naar hooger, geestelijk geluk, dat veel grooter heil brengt dan ooit door drukkende armoede kan worden weggenomen. Het is in de zestiende eeuw het gewone verschijnsel, dat de maatschappelijke druk de menschen tot hooger leven perst, dat zij van onder dien druk uit het oog vol vertrouwen richten naar de hoogere macht, die souverein over menschen en dingen beschikt en dat doet naar zijn welbehagen en naai-het heil van het menschdom. Vandaar dan ook, dat het Calvinisme, dat rotsvast gelooft aan Gods voorbeschikking en aan 's menschen heilsbestemming, in breede lagen der bevolking aanhang vond. Zoo was het ook te Leiden: de Calvinisten vormden het harde staal, waarop 'het Spaansche geweld zou breken.

Hier wordt dus het Calvinisme als een opvoedende macht geteekend. Of de logische orde' tusschen de reactie op de doorstane ellende en de opkomst van het Calvinisme hier juist gezien 'is, valt inmiddels nog te bezien. Maar in ieder geval doet een dergelijke waardeering v^m het Calvinisme beter aan dan die van Dr S. 'B. Liljegren, |die onlangs in een studie over Miltons persoonlijkheid (Neophilologus, IX, 2, 121) beweerde, dat het Calvinisme zoo bij uitstek zich er toe leende, den hoogmoed aan te kweeken. Over dezie bewering heeft Dr J. Veldkamp van Hilversum in een kort, maar pittig artikel in' hetzelfde tijdschrift dr Liljegren onder handen genomen, o.i. volkomen terecht.

„Gods Woord” in de vergadering.

Onder dit opschrift schrijft Dr H. T. de Graaf van Zutphen in „De Hervorming" het volgende:

Zou het niet gewenscht wezen, ietv/at krachtiger dan wij in onze kringen den laatsten tijd gewoon zijn, op te komen tegen het gescherm met Gods Woord in allerlei vergaderingen van politieken aard? 't Zal ons wel niet altijd mogelijk zijn op de vergadering zelf, want de vragen die gesteld mogen Worden en de personen die aanwezig mogen zijn, Worden dikwijls eerst gekeurd. D|e toegans is niet vvi\. Maar er is buitendien toch ook nog gelegenheid, tegen dit zonderling gebruik op te komen.

Wij zeggen het nu eens^ omdat het vérkiezingswerk in de vergaderingen al aan den gang is. En daarbij komen ook reeds weer de dierbare klanken over „Gods Woord" te voorschijn. Wij en ons gelijken heeten dan „vijanden van Gods. Woord". Is dan de spreker ook nog „een redenaar", dan stijgt de aandoening ten top en golft nog lang na.

En dan voegt hij er in het slot van zijn artikel aan toe: ,

En nu zouden wij wel willen vragen: wat beteekent dat? Is dat „Woord Gods" de Bijbel? En welk gezag heeft die dan? Heeft die een gezag in ziijn teksten, of in zijn geest? En zoo in zijn geest, ' wie heeft aan de christelijk-historischen het monopohe gegeven, dat zij den Bijbel zoo goed kunnen uitleggen, dat zij inderdaad haar uitlegging „gezag" mogen toekennen?

En verder zouden wij wel willen vragen, of de spreker overtuigd is, hetzelfde te meenen als zijn hoorders, wanneer hij het heeft over „Gods Woord"? Of hij ook dit Bijbelboek van begin tot einde voor onfeilbaar houdt, of dat hij er over denkt ongeveer zooals prof. Bavinck? Mocht het laatste het geval zijn, dan zouden wij vragen, of de hoorders er ook zoo over denken. Prof. Bavinck namelijk schreef in zijn dogmatiek (I 475): „De berichten over de voornaamste gebeurtenissen, bijv. over den tijd van Jezus' geboorte, over den duur van zijne openbare werkzaamlieid, over de woorden door Hem bij de instelling van het avondmaal gesproken, over zijne opstanding enz. zijn ver van eensluidend en laten voor verschillende opvattingen ruimte."

Dr De Graaf zou vollediger geweest zijn, als hij erbij verteld had, dat Prof. Bavinck' hier een betoog levert voor de stelling, dat de bijbel geheel andere geschiedbeschrijving geeft dan de „profane" historiebeschrijving. Tegenover hen, die den bijbel zouden willen beoordeelen met den maatstaf van gewone geschiedbeschrijving, en dan zijn goddelijk karakter als Woord Gods zouden willen ontkennen, handhaaft hij het eigen karakter en het eigen doel der bijbelsche geschiedbeschrijving o.m. ook met deze door Dr de Graaf aangehaalde woorden. Zoodat zij juist bedoelen een betoog te steunen, dat precies den anderen kant uitgaat als DT de Graaf hier in dit artikel. Wie Bavinck in dezen zin citeert, moet het goed doen. Vooral, als hij kiest uit een paragraaf, die bij Bavinck aldus eindigt:

„Op menschelijke wijze spreekt zij (de H. S.) altijd van de hoogste en heihgste, van de eeuwige •en onzienlijke dingen. Zij acht, als Christus, niets menschehjks zich vreemd. Maar daarom is zij ook een boek voor de menschheid en duurt zij tot bet einde der eeuwen. Zij is oud, zonder ooit te verouderen. Zij blijft altijd jong.-en frisch, zij is sprake des levens." mmmms:

Dat is wat anders, - dan een Ijetoog, om op vergaderingen en in verkiezings-en .partij-programs den term „Woord Gods" maar te schrappen voortaan.

Sadhoe Soenda r Singh.

In „De Hervorming" wijst v. Wijngaarden er op, dat de Roomscbeir zelf veel heiligen erop nahouden, maar aan de protestanten soortgelijke weelde eigenlijk niet gunnen. Komt er onder die protestanten een soort van heilige voor den dag, dan gaan ze critiseeren. Ge-reformeerde lezers, die den Sadhoe niet direct onder de „heiligen" in den hier bedoelden zin zich denken, mogen zich, ter rechtvaardiging van „De Hervorming", herinneren, dat er heusch wel menschen geweest zijn, die den Sadhoe in die mate 'hebben vfre-erd, dat voor hen het overigens minder gelukkige vers van Charivarius een afstraffing wa, s, toen hij rijmde:

Ding, dong, ding, Sadhoe Soendar Singh.... Al die vreemde troosters Zijn zoo heerlijk oostersch ... Ding, dong, ding, Sadhoe Soendar Singh.

Hier volgt het artikel van „De Hervorming":

Nu doet zich het geval voor, dat ook een heilige is verschenen met min of meer protestantsche 'tendenzen: Sadhu Soendar Singh, bij velen ook in Holland door zijne lezingen goed bekend. Men vereert hem hoog. Prof. Heiier in Marburg heeft zelfs 'n boekje aan hem gewijd, een van de vele tientaUen, die over hem verschenen. En aartsbisschop Söderblom ziet in hem een man, die te gebruiken is voor zijn Evangelisch Kathohcisme.

Men zou denken dat de Roomschen, geneigd om heiligen-verhalen te gelooven en gewoon aan haar bijgondere sfeer, zich bijzonder zouden vergasten aan het wonderlijke leven van dezen Indiër. Niets ligt hun evenwel meer ver. In „Stimmen der

Zeit" van September 1924 schrijft een Jezuiet, Heinr. Sierp, over hem. Hij bhjkt sterk jaloersch o.p de ontdekking van dezen Indiër. Ware hij iemand, wiens Christendom 'den roomschen 'kant uitging, het zou wat anders zijn. Maar nu hij meer protestantsch georiënteerd is en hovengenoemden en andere protestanten hem zoo naar voren brengen, hu is het ontoelaatbaar van hem te erkennen, dat hij ook maar eenigszins op een roomsche heihge zou gelijken. Hij verheugt zich dan ook zeer over de artikelen van een roomschen zendeling, H. Horten, in „The Catholic Herald", die historischkritische studiën aan 't leven van S. S. Singh heeft gewijd en die aantoont, dat hij een bedrieger is. Als voorbeeld neemt hij het verhaal van het veertigdaagsche vasten van Singh. Drie levensberichten over hem maken melding er van, dat van Zatier, van mevr. Parker en van B. H. Steetes. Vergelijkt men ze met elkaar, dan blijken allerlei verschilpunten. Rekent men de data nauwkeurig na, dan blijft er van de 40 dagen haast niets over. En wat het ergste is: het bericht alsof een vriend van Singh, 'n roomsch medicus, telegrammen zou hebben verzonden dat Singh zeker dood moest zijn, nu men in 40 dagen niets van hem gehoord had, is volkomen verzonnen, want 'n roomsch medicus met den door Singh opgegeven naam was niet in Indië.

Hij besluit dan ook: „Van de heele stichtelijke igeschiedenis blijft aldus nieis over als een sluw opgezette en uitgewerkte misleiding van lichtgeloovigen met de bedoeling den Sadhu in den roep van een heilige te brengen".

Terecht merkt het blad op, 'dat het met de Roomsche heiligen er raar uit zou gaan zien, als zóó scrupuleus naar hen onderzoek werd gedaan. Overigens kunnen de belangstellenden onder ons zich vermeien en ook stichten met de lezing van het boekje van W. Muller e.a. (vertaling J. Schouten), dat onder den titel „Leven en Arbeid van Soendar Singh" bij den heer J. H. Kok verschenen is en zeer waard, gelezen te worden.


¹), Zeer tot mijn spijt bleet ook dit gedeelte van. de Pers-.schouw liggen; het was bestemd geweest voor het bUd van de vorige week.

²) Ook deze copie was voor het nummer van verleden week bestemd;

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS - SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1924

De Reformatie | 8 Pagina's