GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ADVENT.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ADVENT.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Al de historie van de menschheid valt onder jal ééne woord: Advent.

De „komst", de „aankomst", „de nadering" van ien Christus Gods, typeert de 'histod© aller eeuwen. Steeds is er voor het geloof een wachtend voorizien geweest naar Hem, die komen zal.

Maar wanneer we zóó de historie zien in betrekng tot Christus, dan .rerstaan we ook, dat we spieken van tweeërlei „advent". Daar was het „adfent" in het begin van de historie. De geschiedenis raói' het kruis, die het kruis in zich droeg, werd ielre door dat kruis gedragen, üit Israël werd de Christus geboren, en Israël droeg den Christus |ii zich naar zijn menschheid, en toch ook werd Israël zelf weer gedragen "door „het Heilige Zaad", kt het „steunsel" was. En de geschiedenis |der ralkeren is tenslotte weer niet anders dan de his-i orie van het baringsproces van het Wonder Gods. in daarom juist weer wordt de historie gedragen ioor Gods almacht, wijl die historie voeren moet , ot de hoogte van den heuvel Golgotha.

Zóó is er vóór Christus komst één machtig Adfent, dat het begin der historie is. De historie zelve, laar hoogtepunt en haar verklaring ligt in Golgolia's Kruis.

Maar steeds is er alzoo vóór dat kruis te handelen 'aii een „begin", te spreken oiver een naderend «est, te peinzen over het „Advent"; immers Chrisiis komt.

En vóór Christus is er slechts te spreken van een egin der dingen; hèt groote moet komen. En Jezus Ihristus komt om aan dat begin het einde te naken, wijl Hij het is óm Wien heel dat begin was.

Niet alleen het einde van het begin, ook '5'begin van het einde is onze Jezus.

In Hém wordt een andere, eene nieuwe hedeeling logelijk, ^aarin de dingen niet meer óploopien tor öolgoitha, maar óv; er den k'ruisheuvel afloop^en Ie vrereld door. En wanneer die historie dienstig iweest is om heel de wereld te bevruchten met * zegeai van het Geesteswerk, door Golgotha ieboren, dan komt , ; de dag" andermaal, de dag, 'aarop Jezus verschijnt. En wij' zijn in „het laatst * dagen", dat zelfde „laatst", 'dat door Golgoka's werk werd ingeluid, door Piinkster werd ge-ÏPeerd naar Joel's profetie, en door de tweedje j"iist van den Gezalfde Gods zal worden afgeli*'™. Alzoo leven we in het einde der historie, het "'TO, waaiT-an Jezus het begin is, en waarvan zijn '^erkomst het einde zal inluiden.

Haar dat is nog niet het einde van het einde.

Het einde van het einde is eerst dan aanwezig, "^ de Zoon zijn Middelaarswerk beëindigt, zijn 'Mdelaarskroon aan den Vader overreikt (1 Cor. . en God is alles in allen. Djat is het Einde 'fjliet einde.

Maar dat einde wordt ook' door een „Advent" geleid.

Zoo leeft dan de Gemeente van Christus pp' I rae ia het bewustzijn, dat de historie gedragen .^•dt en bepaald woidt door tweeërlei komst van ; , fistus. En er is tweeërlei „Advent". Onder de Wr van het laatste „advent" ligt heel het 'enTv^ vanuit het standpunt van dat laatste ad-' san de Christen alleen de historie verklaren •'et leven aanvaarden.

Doch, zie, nu is het zóó, dat dit laatste komen van '''fistus nimmer kan worden Vierstaaa zonder het Het feit van het laatste tomem ligt in dat van het eerste vast; maar het verstaan en juist waardeeren van het laatste verschijnen van den Christus is alleen daar mogelijk, waar de éérste komst van Gods Zoon in óns vleesch op aarde juist wordt .gekend en beleefd.

Leven naar het Einde door het geloof; leven met Christus in de verwachting van Zijn heerlijkheid; Troost ontvangen door de wetenschap; van de uiteindelijke zege van het Koninkrijk onzes Gods — dat alles kan alleen daar aanwezig zijn, waar de eerste komst van Christus gezien wordt als de sleutel ter verklaring van zijn wederkomst.

Maar nu loopen wij, als Christepen van het historie-eind, zoo telkens weer gevaar dat eind los te maken van het begin; we loopen zoodoende gevaar, het einde ook los te maken van zijn eigen wezen, als einde, door het ook los te maken van dé historie. We loopen gevaar de geschiedenis van onzen tijd te zien als de geschiedenis. En dan gaan we het accent verleggen. Dan verliezen we het wezen, ; dan wordt het yezen en het doel der dingen, die gebeuren zoo spoedig gezocht in 'datgene, wat slechts van voorbijgaande beteekenis is. Dan komen wij in het centrum; wij met-onze belangen; dan, komt het tijdelijke naar voren; dan wordt de vorm voor het wezen aangezien; dan acht men ook het middel der historie voor het doel der geschiedenis. En dan zinkt het leven lenslo«, te ineen. Omdat de tijd dan niet meer oorzaak en doel vindt in de eeuwigheid.

En dan is de tijd niet meer te verstaan. En dan komen we midden in de raadselen.

En dan worden we klagers en zuchters; en danroepen we misschien nog even: „Kom, Heere Jezus... "; maar onze stem verklinkt door onze zwakte, omdat we alleen maar wachten, en niet achteromzien naar datgene, wat we niet meer behoeven te wachten, maar dat reeds is.

De eerste verschijning, de eerste komst van Christus is.­

En die komst is het knooppunt der historie.

Zullen we alzoo het einde der historie op do juiste wijze zien en beleven, dan is het oiqk telkens weer noodig, dat we heenjeven haar den Christus Gods, die het Centrum der historie is.

Dan is het alzoo noodig, dat wij als behjdende Christenen, telkens weer Christus feest vieren; dat we kerstfeest hebben om telkens opnieuw in den geest te aanschouwen het eind van liet begin der historie, opdat wij ónze historie leeren zien als hét eind en Christus zelf leeren vinden, al meer, als het Begin van dat einde, en als de Bewerker van het Einde van het einde.

Advent vieren is voor hen, die het al meer belijdend wenschen te verstaan, wat het zeggen wil: uit God, door God en tot God zijn aUe dingen, zoo noodig, omdat ze die leuze zoo licht immediatoir, zoo maar rechtstreeks, zouden wenschen te zien als realiteit. Maar de werkelijkheid van die belijdenis wordt in haar volle beteekenis en in haar volle historie eerst begrepen daar, waar we uit 's werelds duistre wolken zien opgaan het Licht. Daar zien v/e het Licht in de duisternis schijnen; ja, op Kerstfeest moeten we leeren verstaan, dat Jezus Christus inderdaad het recht op al het Zijne doe-t gelden; Hij, die het Woord is, komt to-thet Zijine. Hij komt om de historie te verklaren met Zijn éeuwigheidswerk in den tijd. Zijn werk in den tijd vóór de eeuwigheid óók.

Eeuwigheidswerk vóór den tijd; zoodat zonder dit werk de tijd niet kan worden verstaan, en de wereld, die alleen als wereld' door het Woord medegemaakt kan worden verklaard, zonder dit werk wegzinkt in de armoede van haar eigen raadselen; ja, zO'Odat ook de belijdenis vanden Christen 'tuitzegt, dat eeuwigheidswerk noodig was, om hem, kind van den tijd, met een onsterfelijk zielsbestand en een eeuwige bestemming, de eeuwigheid in zaligheid te doen vinden.

En zóó is Christus' .werk ook werk in den tijd voor de eeuwigheid. De eeuwigheid Gcrf's bergt het geheim van den Vrede-raad, die het werk van den Zoon in den tijd vraagt, zal de eeuwigheid zelve het vervuld zijn van het eenwigheidsplan kunnen zien. Dat is de waarde van den tijd, dat hij door Kerstmis-feit heen, eeuwigheidsgedachte eeuwig dient. Dat is de waarde van 'het schepsel tenslotte, dat het door de komst van Christus in den tijd, uit den tijd wo^rdt opgeheven voor en naar de eeuwigheid. Zoo dient de tijd de eeuwigheid.

Wat hebben w.ij dan noodig, telkens weei', 'de opheffing van ons leven te zien. Dei opheffing van héél ons leven naar de eeuwigheid. Juist door dte beteekenis van de komst van Christus te zien, door „advent" te vieren, door de belofte, die er in Christus ligt in aanbidding te bewonderen, en geloovig te aanvaarden, worden we bereid gemaakt tot het leven naar de wederkomst van Christus; door het vieren van de eerste „advent", leeren we de tweede recht te beleven.

Onze tijd sterft aan bekrompen blik. Zij is doodelijk krank aan de eenzijdigheid; de ziekte, die men ook wel „bewustzijnsverenging" noemt; daarom sterft er zooveel geesteüjk levöi; daarom dreigt er zooveel, dat rijke vrucht beloofde en in lentebeloffce bloeide, glorieloos onder te gaan, omdat het te grcotsch gedacht, te breed gezien, naar, voor onzen tijd, te verren horizont was, geprojecteerd.

Wij hebben „Advent" zoo noodig. Opdat levensverrijking weer groeie, doordien Hij; , die dé Historie zelve is, weer worde opgeheven als het Licht over alle gebeuren, over alle leven.

Dat maakt Gods Kerk de rijke Kerk; de Kerk, die in de wereld heeft te brengen de prediking van de eeuwigheid; de Kerk, die die wereld ook heeft te openbaren haar eigen waarde; haar waadde, gezien in eeuwigheidsslicht.

Laten wij ons dan opmaken om Kerstfeest , te vieren.

Ja ook, om, gelijk we een volgende week hoepen te zien, in de binnenkamer, om perso< on-1 ij k voor de komst van den Christus, om p e r - soonlijk op Kerstfeest te worden voorbereid.

Maar laten we ook „Advent" vieren onder den w ij d e n h e m e 1 G od s. De koepel boven ons hoofd is in haar machtige omspanningsgreepi over deze aarde, een zwak beeld, maar dan toch een beeld en een herinnering daaraan, dat de eeuwigheidi zóó ook' den tijd overspant.

En zal ónze tijd, z; al de historie, zaJ óns leven, zal onze vreugd en onze smart, zullen al onze kleine en onze groote belevenissen worden opgeheven naar höoger plan, dan moeten we er mee naar de kribbe van Bethlehem, dan moeten we er mee naar den voet van het kruis; dan moeteii we ermee naar de Historie van de historie.

En dan vieren we Kerstfeest, Christusfeest, wanneer we ootmoedig eerst onszelf zien naderen naax de kribbe.

Eerst wij naar 't Licht Bethlehems stal.

En dan wij, met al het onze, al ons leven len onze levensbeschouwing, in het Licht van Gods eeuwigheid.

Dat is de orde in Gods koninkrijk.

Eerst 'het begin.... Ja óók het begin van het begin: God, die ons gemaakt heeft; en wij, die God verwierp: en

Dan het einde van het begin: Immanuel

Dan het begin van het einde: God met ons.

Tot het Einde van het einde er is: God alles in allen. '

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1925

De Reformatie | 6 Pagina's

ADVENT.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1925

De Reformatie | 6 Pagina's