GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Apocriefe Kerstgedacbten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Apocriefe Kerstgedacbten.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Zoo dikwijls als wij met het Kerstfeest onze ziel in arbeid laten zijn, krijgen wij te . doen met den Christus; met God, die Hem zendt; met de (advents)-.proletie, die Hem voorzegt en Zijn wbgien bereidt; en met het 'wierk, dat Hij doet.

Op elk der vier punten wtll'en wij, bij wijze van illustratie, het diepgaand verschil tusschen „kanoniek" en „apolcrief" verhaal, doen zien.

Allereerst is daar de persoon van den Christus. Het kanonieke evangelie houdt zich met Hem zelf bezig. Van heel de Schrift is Jezus Christus, in wien God zich apembaart, het middelpunt. En inzonderheid de kanonieke evangeliën spreken van Hem; en worden in heel hun T> ouW, in hun indeeling en methode van beschrijving beheerscht door wat van dien Christus en van Zijn werk valt te zeggen. Het kan niet anders, of ook de kanonieke evangeliën groepeeren om Jezus Christus allerlei neven-figuren; doch hoofd^ figuur blijft toch Hij zelf. Het is in de kanonieke evangeliën als op de schilderijen van Rembrandt: sterke belichting, valt op den hoofdpersoon; en heel de schilderij is voorts dienstbaar aan het voornemen van den kunstenaar, om dien hoofdpersoon ook to laten overhéérschen.

Maar kom nu eens tot de apokriefe evangeliën.

Daar is het juist andersom.

Niet Christus is hier het centrum, noch de inhoiid van het verhaal, doch hoogstens iets, dat met dien Christus in verband te brengen is. In het z.g. protevangelie van Jakobus is meer de maagdelijklieid van Jezus' moeder dan de zuiverheid en heiligheid van Maria's kind de kern van het verhaal. De smarten van Maria Worden niet geschetst om te toonen, wat in Christus aan de wereld gegeven is; doch het bericht omtrent Gods groote gave in Jezus Christus is meer een moment in het verhaal omtrent Maria's temptatiën en glorieuse victoriën. En de Pseudo-Mattheus, over wien wij ' reeds spraken, maakt het niet beter. Die consequentie van de prediking van den! „afgehouwen tronk" durft hij niet aan; hij ziet de kwestie niet eens, welke in dit profetisch gegeven aan de orde gesteld wordt. De drie-jarige Maria trekt bij hem r ©eds de bewondering van heel Israël: zij loopt reeds met vasten tred, spreelrf perfect en is toonbeeld van vroomheid en diep theologisch inzicht. In haar kinderlijke jaren herinnert haar vroomheid reeds aan een 30-jarige vrouw. Trouwens, ze is niet alleen met geestelijke deugden gesierd; wie kon zoo mooi wol spinnen als zij?

Men voelt het, deze auteur kan niet wachten op Gods uur en heeft niet genoeg aan den gezondeng Gods: Jezus Christus. De afgehouwen tronk van David moet reeds, vóórdat het rijteje der belofte eruit te voorschijn treedt, van God geteefcend zijn en ©en won-! derboom blijken. Waarheen de oogen gietrokken worden, de oogen van duizenden. In de sfeer van deze Mariaverheerlijking is geen enkele mogelijkheid van «M synthese met Openbaring 12; dat is óók een KerBtprediking, doch ze heeft een apokalyptiscb karakter. Dienovereenkomstig wordt in Openbaring' 12 de heel groote Maria, die in het kanonieke veirhaal op 3en beganen grond naast u gaat als gebenedijde onder de vrouWen, geprezene van alle geslachten, o zoo klein. Wiordt ze niet opgenomen-in dat groote 'geheel der kerk? En is zij niet versclnompeld tot één Hd onder zooveel leden, één lid van dat groot© lichaam der kerk? Tusschen kanonieke evangeliën en de Openbaring van Johannes is de synthese te 4©ggen; Maria baart, doen eigenlijk baart de" Kerk. Maar de apokalyptiek van. den ziener op Patmos laai zich niet verbinden aan W gedweep van den verheerlijker van Maria, den. schrgver van het apokriefe evangelie.

Toevallige piooiïngten van den geest mag meu hiet niet tei' verontschuldiging constateeren. Het apokrie'e evangelie wil immers wel degelijk „tendenz-ge' schrift" zijn. Hetzelfde woord is ook van den bijbeli van de kanonieke boeken, gebruikt. Maar dit maa» het Voor de apokriefen te erger. Want als het k^i> ' nieke verhaal den Christus wü doen zien, dï«| grijlpt het naar het hart der openbaring'. Doch het apokriefe evangelie, dat ook tendenz-geschrift zij"-^' verlegt met bewustheid het accent van bet centrum naar de pereferie. Het hoeft daarom te grooter zonde, en is niet alleen in dogmatisch, maar vooral' in ethisc

opzicht, een verzwakking, een vergroving, een verarming. Bet is decadent.

En niet aUeen met betrekking tot Maria is deze verlegging van het accent te oonstateeren. Het apokriefa Kerstevangelie kan óók zich dienstbaar stellen aan de propaganda, niet zoozeer van de maagdelijke geboorte, als wel van de ontvangenis van den H. Geest; b.v. als Jozef leen grijsaard is, en op reis in den tijd, die Maria's! geheimenis bereidt. Maar in welken vorm ook het apocriefe „evangelie" zich aandiene, het is steeids een, scheefgetrokken, opzettelijk gegeven maakwerk, waarin geen plaats is voor de machtige boodschap van „het "Oord, dat vleesch geworden is", en dat onder ons gewoond heeft. Want de omstandigheden van den. Christus zijn het evangelie niet, ook al zouden ze zuiver zijn weergegeven. Christusis het evangelie; enandersi niets en niemand in de wereld-

Dat heeft de apokriefe schrijver niet voelen branden m zijn hart.

Heeft voorts de apokriefe „evangeliebeschrijving" de grootheid en de geweldigheid van God kunnen toonen, ]a-zelfs maar doen vermoeden in haar geschriften? ' . Het is er ver vandaan, zegt ieder, die met zijn ziel 'tt den tempel der kanonische prediking is ingeleid en tot zwijgen gebracht voor God-geopenbaard-in-Jezus-Christus.

„Zwijg voor Hem, gij gansche aarde." Men zou geaeigd zijn, te denken, dat men in het aandoenlijk© verhaal van de zwijgende onbeweeglijke omgeving van Bethlehem in het uur, dat het Kind Jezus geboren wordt, al is het dan apokrief, toch een passend onderschrift in dien oproep tot het „numineuse" zwijgen voor God zou kunnen vinden. Maar men vergist zich. De stilte is een zwijgende, devote hulde, niet zoozeer voor het kind, als wel voor zijn moeder.

En dat Christus niets is, zonder God, die zich in hem' - openbaart, dat heeft het apokrief verhaal zich niet kunnen realiseer-en. In het kanonieke evangelie loopt de openbaring slijn; en die gaat altijd van boven naar beneden. De engelen weten daar wel van een beerhjkheid, die in de hoogste plaatsen is, doch die is transcedent; de dingen die beneden zijn, kunnen dien hemel met zijn hoogste plaatsen niet verrijken, noch eenig - ornament aan Gods troon bevestigen. Juist omgekeerd, moet beneden de 'Vrede dagen; en die vrede is ©en geschenk van b-oven; en de weg, waarlangs hij schrijden zal tot de menschen, die weg zal weer door het w-elbehagen gebaand worden. Het is alles een werken van boven naar beneden; souverein de hemel, onderworpen de aarde. De rijkdom komt van de hoogste naar. de laagste plaatsen toe; doch hoe zou de aarde Gode voordeelig zijn?

Maar pseudo-Mattheus weet ons te vertellen van een palm, die door engelenhand aangeraakt wordt. Eén van zijn takken wordt door den engel afgeplukt en overgeplant in het paradijs des Vaders. Gods zaligen mogen zich in z'n schoonheid verlustigen en het kind Jezus, nog wel op z'n vlucht naar Egypte, heeft het alzoo gewild en alzoo oók^ bevolen.

Doch wat blijft hier over van een God die de wereld vloekt om der zonde wil? Die de aarde, al het schepsel, hoort zuchten in groeten nood? Wat blijft er hier over van het transcendente welbehagen, dat actief zich een wereld herschept naar dat Gods wil die herschepping! ziet ©n zich voor oogen stelt? Hier in het apokriefe verdichtsel — hier is de aarde vrucht Hem welbehaaiglijk; hier is de engelenzang niet meer twee-deelig, want de hoogste plaatsen en de lage aarde beneden ruilen haar schoone gaven uit en Gods eigen troon verdraagt, — dat is al zoo heel veel voor een kanonieken geest — verdraagt het ornament, dat van beneden is.

Hier is de Ujn van beneden naar boven; maar daarmee is de theo-logie van den apökriefen schrijver in helj wezen valsch-Niemand heeft ooit God gezien; en de apokriefe Christen heeft hem ook niet ver k 1 a a r dj

Waarom zou Hij gegroet worden als de e e n i g e profeet, die kan getuigen, wat hij gezien en gehoord heeft daarboven? (Joh. 3). Zijn kindermond draagt reeds met speelsch gebaar het ornament der aarde den hemel in; en de hemel mag zich evengoed vermeien over de aarde als dat de aarde wordt gezien tegen den h©mel, in smeekiag en in geween

(Slot volgt.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Apocriefe Kerstgedacbten.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926

De Reformatie | 8 Pagina's