GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERK EN STAAT.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK EN STAAT.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Wanneer de Overheid maatregelen neemt om tot oplossing te' komen van het vraagstuk Kerk eu Sitaat, ziet ze zich in hoofdzaak geplaatst voor een tweetal kwesties, de regeling van het uiterlijke en het rekening houclen met de geestelijke beteekenis vaji de kerk.

Bij beide heeft ze uit te gaan, van wat nu bestaat.

Er is nog altijd een, zij het betrekkelijk losse', linantiëele baad tusschein Kerk en Staat. De Overheid keert bijdragen uit aan verschillende kerken, die voor een deel niet anders zijn dan rentebetaling van genaaste goederen, voor een ander deel onafhankelijk daarvan zijn toegestaan. Een oplossing van dit vraagstuk' zal eenvoudig zóó plaats moeten hebben, dat de Overheid blijft uitkeeren aan wie ze nu uitkeert, liefst de uitkeeringen kapitaliseert om van de finantiëele verplichtingen te zijn ontslagen.

Men zal inzien, dat alleen de Qverheid een dergelijken maatregel nemen kan. De Roomsche kerk beweert recht te hebben op veel, van hetgeen de Hervormde thans bezit, Iaat ons zeggen opi alle vóór de Reformatie gestichte kerkgebouwen. De Gereformeerde kerken maken aanspraak op-tal van eigendommen van de Hervormde kerk en zijn niet van plan, die aanspraken prijs te geven. Maar hier is een strijd der kerken onderling, niet een verschil van elk van hen met de Overheid. Een nieuwe wet kan hier nooit beslissing brengen. Hoogstens zou bij den bestaandein toestand', stel er was aanleiding toe, de Staat voor Üen rechter gedaagd kunnen worden, omdat hij niet uitkeerde aan de waarlijk rechthebbenden. Rekent de Staat met de kerken af, dan wo-rdt het nog eenvouldiger, want dan zou de eene kerk de andere bij' d'en rechter bepaalde gelden moeten betwisten en wordt het zuiver een Ziaak tussohen de kerken.

Verschil kan slechts blijven over één pUnt. M.n. van Roomsche en van Confessioneele zijde, die beiden gaan in dit opzicht steeds samen, zial gevraagd worden, dat de Staat de kerk finantiëel blijve steunen. Men zal handhaven, dat het de plicht van de Overheid is de stichting van nieuwe predikantsplaatsen door hulp uit de staatskas naogelijk te maken. Evenwel, ook dit punt hoort hier niet thuis. Immers het raakt de principiëele vraag, hoe behoort de verhouding tusschen Kerk en Staat idealiter geregeld te zijn. De bestaande toestand is, dat de Slaat geen gelden voor nieuwe predikantsplaatsen meer verleent. Of dit toeh zijn roeping is, moet door Kerk-en Staatsrecht worden uitgemaakt en dan kan da^^ma pias d'e Staatkunde trachten, wat eisch bleek van beginsel, in de praktijk te verwezenlijken. Nu kan men over het al of niet uitgemaakt zijn van deze kwestie denken zoo men wil, wij Gereformeerden aaxaelen in dit opzicht niet, voor onszelf begeeren we geen staatsgelden en we meènen, dat die evenmin aan Heryormden of Roomschen mogen worden uitgekeerd!, in elk geval deze gehe& le kwestie is een onderwerp van afzonderlijken principiëelen en eventueel poiitieken strijd.

Veel moeilijker is het andere onderwerp', dat we nu nog hebben te bespreken, hoe zal de Overheidl recht laten wedervaren aan de taak, d'ie de kerk ook tegenoveir de Overheid heeft te vervullen. V\fij voor ons aanvaarden geen absolute neutraliteit. Uok de Overheid heeft te rekenen met het Woord trods en met de kerk., Ze mag niet doen, alsof die niet bestaan of van geenerlei beteekenis zijn. Maar zelfs de ongeloovigen kunnen niet aan deze kwestii voorbij gaan. Wanneer de Overheid maatregelen neemt in zake de visscherij, hoort zij de visscbers; sticht ze een academie voor beeldende kunsteaa, dan doet ze het niet zonder de kimstenaars. Bij de regeling van het maatgchapplelijk leven, rekent ze met de maatschappij. Zelfs wie tot geen enkele kerk wil behooren, moet toch erkennen, dat de kerk een belangrijk maatschappelijk verschijnsel is. Van duizenden kansels wordt den menschen ook gepredikt, hoe ze zich in het piublieke leven liebben te gedragen, hoe ze tegenover de Overheiidi hebben te staan. En wat er gepredikt wordt, dat" wordt in praktijk gebracht. Dat kan niemand ontkennen en daarom heeft ieder er mee te rekeaieu.

AVij Christenen staan er op, dat in een Christenland de Overheid in de eerste plaats zal rekenen met de wet des Heeren. Wie dien wil G-ods niet als maatgevend erkent, moet toch begeeren, dat de Overheid voldoende kennis draagt, van wat er in ZOO' belangrijke kringen als de kerken-omgaat en w'at daar wordt geleerd en begeerd.

Daarom is, hoe men het ook zie, verstandhouding tüsschen Kerk en Sta'at noodzakelijk.

Wij zoudeaa de gedachte aan de hand willen doen, dat dooT de Rijkswet werd' ingesteld een raadgevend college, waarin alle erkende kerken waren vertegenwoordigd. Om in dit opzicht mee te tellen en te worfej; ; erkend, zoudeai de kerkei^ aan enkele vereischteil moeten voldoen, "die in dit geval niet van geestelijken doch van uiterlijfcen aard zouden moeten zijn als b.v. dat een kerk minstens 10.000 leden zou moeten tellen en minstens 10 jaren zou moeten hebben bestaan. Wil men wat meer of wat minder, dan is daarover te praten. In het raadgevend college zouden opi verzoek van de Overheid, door alle erkende kerken of groepen van kerken twee leden kunnen (niet moeten) worden afgevaardigd.

Verder zouden in het raadgevend college zitting moeten hebben enkele hooggeplaatste regeeringsambtenaren, de VooTzitter zou uit hen door de Overheid moeten worden, aangewezt: n.

Het college , zou worden samengeroepen, wanneer de Overheid begeerde over eenig pjunt de kerken te hoeren of wanneer de kerken begeerden wenschen aan de Overheid kenbaar te maken.

In het college zou niet over adviezen aan de Overheid kunnen worden gestemd dan binnen zekere grenzen, ik noem den datum van een uit te schrijven bededag, in geen geval over geestelijke zaken. De OveTheid zou den raaid moeten hooren in dingen als huwelijkswetgeving, Zondagswet, "loterijwet, kortom in allerlei kwesties, waarover de belijdenis der kerk rechtstreeks of zijdelings uitspraak doet. We stellen ons voor, dat in vele gevallen de adviezen eenparig zouden zijn. Met de adviezen zou dan door de Overheid bij' het maken van wetsvoorstellen ernstig rekening kunnen worden gehouden.

Buiten de bemoeiingen van het college zouden vallen zulke dingen, waarin de Overhead tegenover de kerken eenvoudig optreedt als handhaaf ster van orde en wet, dus b.v. vragen, als hoever kerkgebouwen van elkaar moeten staan, of door kerkgebouwen grondbelasting moét worden betaald', ko'rtom al zulke punten, wa; arin de. kerk niet krachtens haar eigen aard opi bijzonder wijze opitreedt, d, och staat als elke kring en elke onderdaan. Hier is het terrein, waarop; de Overheid' als zoodanig zeggingsebap heeft.

Wat zijn 'de voo'rdeelen van het bestaan van een adviseerend lichaam? Dit, dat de kerken een gemakkelijk middel hebben om hun begeerten aan de Overheid kenbaar te maken, tervnjl O'mgekeerd de Overheid op vlotte wijze te weten kan komen, wat er leeft in de kerken. Een belajig zoo' groot, dat het de instelling van een nieuw Staatsorgaan wettigt.

Bezwaren kunnen er van de'n kant der Overheid nauwelijks rijzein. Ze kan slechts gedié'nd' zijn door vertrouwde raadgevingen en inlichtingen.

Een andere vraag is, of er van den kant der kerken geen moeilijkheden zullen ko'men O'm aan de instelling van een dergelijk lichaam mode te werken.

We spreken nu niet van bezwaren, die elke regeling medebrengt, kleine bezwaren, die met wat goeden wil wel te O'udervangen zijn. Zien we daarvan af, dan blijven twee moeilijkheden van ernstiger karakter.

De eerste is deze, die we al onder allerlei vormen eerder ontmoetten. Kunnen kerken aldus met elkander samengaan, dat ze naast elkaar doo'r hun vertegenwoordigers zitting nemen in een adviseerend college, als werd beschreven? Daarop moet geantwoord, het college is staatscommissie, de kerken treden niet met elkander in verbinding, maar elk vaai hen met den staat. ZoO' min als er bezwaar tegen kan zijn, dat verschillende kerken zich in hun vertegenwoordigers aanm^elden op één _en dezelfde audiëntie-bij H. M. de Koningin óf aanwezig zijn bij één of andere openbare plechtigheid, zoo min kan er bezwaar-tegen zijn, dat ze cyp uitnoodiging van den Staat zitting nemen in een adviseerend lichaam.

Ernstiger is daarentegen een ander bezwaar. Kan op de wijze als door ons we; rd voorgesteld worden bereikt wat de kerken begeeren, kunnen opi deze wijze aangewezen vertegenwO'Ordigers ooit spreken namens de kerken, die ze zenden?

Wat bet eerste betreft, het hangt er van af wat men begeert. Verlangt men, dat de kerk over den Staat heerschen zal, dat één kerk als de eenig ware zal worden erkend, dan moet de vraag zeker ontkennend wo'rden beantwoord. Maar van zulke punten geldt, wat we bo-ven schreven, dat ze eerst theoretisch dienen te worden behandeld en ; dan praktisch in maatregelen omgezet. Begeert men daarentegen, wat toch altijd de hoofdzaak zal 'Èijn, dat de kerk voor 't minst opi officieuze wijze haar woord, haar mee'Uing aan de Overheid kan doen ho'Oren, 'dat de Overheid officieel rekent met de kerk, dan is in den aangegeven weg heel wat te bereiken.

Minder bevredigd zal men wellicht zijn bij het andere piunt. Hoe k'an ooit een vertege'nwoordiger in een adviseerend college met gezag sp-reken namens zijn kerk? Dat kan wellicht een Roomsche bisschop doen, die zijn wil aan zijn diocese oplegt, nooit een protestant, die steeds als d'eputaat van zijn kerk, die hem zendt, spreekt uit haar naam.

Hier is een bezwaar. Alleen het is meer van theoretischen dan van praktischen aax'd. Kwesties, waarin de Overheid de stem der kerk wil hoo'ren, ontstaan doorgaans niet plotseling. Er is gelegenheid genoeg om zich te uiten, zaodat de vertegenwoordiger van een kerk weten kan, wat in zijn kerk wordt geo'O'rd'eeld. Als de Overheid de kerk wat vrij Iaat in de wijze, waaropi ze haar vertegenwoordigers aanwijst, kan de kerk gemakkelijk minder gewe'nschten vervangen. Bovendien de Overheid zal de kerken niet willen hoorren over centrale vragen van belijdenis. Het zullen niet de dingen zijn, die in het" middelpunt liggO'U, het zal steeds meer om de buitenzijde gaaji-

W-e gelO'O'Ven dan ook niet, dat het, al blijven er theoretische bezwaren, praktisclh voo'r een vertegenwoo'rdiger van een kerk zoo-moeilijk zal zijn, om aan de Overheid mede te deelen wat het oordeel van zijn kerk is. Er is dan binnen den aangegeven weg altijd nog meer kans op., een objectief oordeel, dan wanneer de Overheid, gelijk thans soms geschiedt, enkele dooi jiaar zelf gekoKen personen vraagt om advies.

F. W. GROSHEID'E.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

KERK EN STAAT.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 1927

De Reformatie | 8 Pagina's