GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Erfgenamen en Erfenis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Erfgenamen en Erfenis.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op verzoek geef ik hier het persverslag van mijn rede, gehouden op den Vrije-Universiteitsdag te Arnhem. Het luidt als volgt:

Wat Brom in zijn „Katholiek" opmerkt, dat u.l. „de kerk op haar kinderen lemien moet, zooals Maria bij het kruis", wordt van veel kanten thans weersproken. De weg der waarheid wordt als kruisweg voorgesteld; en het opnemen van het kruis wordt zoozeer als absolute eisch gesteld, dat men den zoeker naar de waarheid verbiedt, ook maar een spaander van het kruis aan anderen te dragen te geven. Een ander kan voor mij niet denken, is de leus, althans wanneer het gaat niet om wetenschap maar om geloof en geloofskennis. Goethe's: „was du ererbt von deinen Vatern liast, erwerb es, um es zu besitzen" wordt bij voorkeur geciteerd; en met name in de religieuze sfeer. Men houdt zich liever met den eisch „koop de waarheid" bezig, dan met den toch ook bijbelschen troost, dat men een grootmoeder kan hebben als Timotheus.

Toen de V. ü, opgericht werd, vond men over het algemeen het j, erven" niet verkeerd; men moest slechts onzerzijds de „erfgoederen" weer uit de handen van de modernisten rukken. Maar tegenwoordig verlegt zich de strijd. Het „erven" zelf wordt verworpen als traagheid en zonde; en de strijd keert zich niet tegen modernisten, maar tegen de herauten van de opperste orthodoxie. Het „erfgenaamsbesef" wordt veracht en bestreden. De vaderen groeven slechts kanalen, en „wat helpt een kanaal, als het leeg is? " Men moet niet van de vaderen willen erven, maar zelf van voren af aan beginnen. Zoo luidt de leus hier en daar. En haar bekoring vangt ook in den kring der in breedsten zin bedoelde gereformeerde orthodoxie menige ziel.

Dit is wel te verstaan. Verschillende oorzaken zijn aan te wijzen. De door Bavinck aangewezen algemeenheid van het conflict tusschen oud en jong kan ook worden gezien als conflict tusschen erflater en erfgenaam. Dat het geroep om de vaderen velen afstoot, is ook soms een verzet tegen de onwaarachtigheid bij hen, die van „de" vaderen maar een paar naar believen uitkiezen, en voorts hun werk laten liggen, maar toch om de „vaderen" roepen. Hier komt nog bij, dat de geestelijke erflaters, vooral als zij aan het begin van een nieuwe periode stonden, gemakkelijker kunnen decreteeren, hoe de erfgenamen slraks hebben te werken, dan dezen zelf dien soms imaginair lijkenden wensch in daad kunnen omzetten. Neem b.v. den eisch, om een eigen wetenschap te bouwen uit kracht van de palingenesie. Wie smaalt op het niet altijd even snel bereikte resultaat, moge toezien; er zijn er onder de schimpers, die de lasten met geen vinger aanraken. Het is nu eenmaal gemakkelijker erflater te zijn, dan erfgenaam in de religie.

Hier komt nog bü, dat factoren van buiten .hierop inwerken. Onder invloed van de fundamenteele critiek, op bestaande theologie en kerk en christendom (Zwitserland, Duitschland) uitgebracht, heeft men de traditie leeren verachten. Niet zoozeer nog om haar inhoud, als wel om haar wezen. De denker, die niet naar paradoxenjaagt, en daardoor zich als denker opheft, heet den minnaar zonder Leidenschaft gelijk. Wat helpen de kanalen dei-vaderen. ... in het gericht? En het gericht is actueel, het is er altijd, het is er vandaag. God is dat gericht (Barth, Kierkegaard, e. a.). De prediking van het onrustige, een waagstuk blijvend geloof, moet wel conflicten openen tegen de aanvaarding van de vaderen en hun traditie: daar is de onrust uit en de spanning kwam tot ontspanning. God, zoo zegt men, is niet gekend, Hü wordt alleen gekend. En dat is weer een afvoeren van het ver-, leden, reeds omdat het verleden is. De christelijke ootmoed raakt zelfs zoo ver verdoold, dat men van het geloof opzettelijk weer „ergernis" en „dwaasheid" maakt, waarbij dan de rustige „Sionieten" van eertijds met de' Grieken en de Joden van Paulus' brieven, ja, met Amalek en Edom op één Itjn gesteld worden, wat aangaat de verhouding tegen de „ergernis" en „dwaasheid" van de openbaringsprediking. De blijdschap, waarmee om verschillende redenen (met name de vooropstelling van het objectieve in de religie) de eerste klanken uit d^eze school werden opgevangen onder ons, heeft wel eens doen vergeten, dat ze ons tenslotte met het subject verlegen laat. Het is een merkwaardig ding, dat Sohleiermacher met zijn leus: „gevoel is alles, een naam is slechts klank en damp" als 't erop aankomt tenslotte nog in de schaduw komt te staan bij deze school met haar leus: , , contrast, onrust is alles, de Steligkeit is slechts klank en damp". Begonnen met den strijd tegen Sohleiermacher, nam ze ons meer af, dan hij deed.

Hier komen nog andere factoren bij: het probleem van „Woord" en „Geest" zooals het in het buitenland aan de orde gesteld is, met den eisch van onophoudelijke en ongebroken spanningsvolle relatie tusschen Woord en Geest (heel iets anders dan Kuyper leerde in zijn Encycl. als hij sprak over palingenesie en wetenschap en over de analogie tusschen wetenschap, die niet en die wel uit de palingenesie opkwam). Men trekt een streep: vóór die streep ligt heel de bezinning, de formuleering der vaderen, het stereotiepe en daarom geoordeelde resultaat, en daar achter ligt God, het.wonder, of.... de fabel. Technische, organisatorische bezigheid, ook van de vaderen, blijft, zegt men, aan den omtrek werken en werkt daar ijdelheid, maar in het centrum moet de geloovige, die deze school aanvaardt, werken, op de plaats en onder den druk van het z, ün of niet-zijn van kerk en christendom-De continuiteitsgedachte, zoo gepredikt, wordt als nietvroom, en onvruchtbaar, ja slecht, verbannen.

Gevolg is ook de rivaliteit tusschen de faculteiten en

het conflict tusschen sommige discipelen van de theologische en die van een andere faculteit (nu in het algemeen gesproken). De theologie heeft nu eenmaal het meest aan erf lating gedaan; en dat wordt temeer als argument aangevoerd, om de andere faculteiten aan haar greep zich te laten ontworstelen.' Voor de gereformeerden heeft dit vraagstuk bizondere beteekenis, omdat hot hier gaat om de relatie tusschen algemeene en bizondere openbaring, om Schrift en natuur, om theologie en natuurfilosofie ook.

Tegen dit streven moeten wij, met erkenning van enkele goede elementen, ons scherp verzetten. Het „erfgenaamsbesef" moet niet worden verworpen, maar opgescherpt. Reeds de gedachte, de idee der V. II., staat of valt ermee. Tenminste, als we niet probeeren willen, of eu-inhoeverre de gereformeerde gedachte voor alle wetenschap iets te zeggen heeft, maar uitgaan van den wil, om dat zeker bestaande verband te doen zien en uit te werken. Van boven genoemde rivaliteit mag onder ons geen sprake zijn. D e suprematie van bizondere boven algemeene openbaring (en dus de erkenning van het recht van de theologische faculteit om aandacht te vragen voor een patrimonium) is niet een vondst die de theoloog als studieman aan andere studiemenschen opleggen wil, maar is voor alle faculteiten een christelijk gemeenschappelijk geloofsbezit, dat men als christenen meeneemt, ieder vóór dat men aan eigen werk toekomt (theologie en natuurfilosofie).

Men moet zich niet in tegenstrijdigheden verwarren. Men zegt zich te wenden van de massa met haar vlakke belijdenis, naar het christelijk genie, dat profeteert. Maar „het christelijk genie profeteerde altijd in de belijdenis; Waar geen christelijk genie was, kwam het niet tot een belijdenis (18e eeuw). Men toornt tegen verstandelijkheid, schematiseering (Barth, enz.). Men wil weei „schrikken" voor. God. Men wil hoogstens nog wel met de vaderen beven voor geestelijk bazuingeschal, doch „buit verdeelen" , heet een geestelijke ruwheid, een zonde (Kierkegaard). Maar men ziet voorbij den mystieken factor in de geboortegeschiedenis der belijdenis en miskent de spanning der vaderen, zoowel onder het blazen van de bazuin als bij het verdeelen van den roof (Kierkegaard). Paradoxenwellust is, als hij, zóó als geschetst werd, tot beginsel verheven werd, in strijd met Pinksterfeest, dat ook klaarheid en waarheid vraagt. De liefde streeft niet, paradoxaal, naar den ondergang van het denken; eerder omgekeerd. Dus kan de zoon van den vader erven; den „sprong" in „het ledige" waagt hij niet; de vaste zetel der vaderen is om zijn vastheid niet' te verwerpen; al blijft de noodzaak tot plaatsbepaling altijd bestaan. Gods werk en dat van Christus en de apostelen brengt geen nieuws zonder het oude te vervullen; en het „erfgenaamsbewustzijn" was de apologie van den vurigen Pinkstergetuige Petrus. Kierkegaards onderscheiding van „leer" en „geloof" is valsch; ziJn begrippen van den leerling der „gelijktijdigheid" en van den leerling , , van de tweede hand" deugen niet. En wat die „gelijktijdigheid" betreft, men moet ook hier niet van den mensch, maar van God beginnen: Christus profeteert en is onder ons aanwezig met zijn godheid, majesteit, genade en geest. Dat is ook een „gelijktijdigheid", maar anders dan Kierkegaard wilde. En het eschatologisch besef heeft in het N. T. de „leerlingen der gelijktijdigheid" doen zoeken den leerling der laatste eeuw. In deze christelijke erfenis-lating en - aanvaarding worden die twee tot één; en is „naastenliefde" vereenigd met „liefde tot den allerverste". Het erfgenaamsbesef is juist Nieuw-Testamentisch en j u i s It eschatologisch.

De handhaving van den eiscli der „erfgenaamsroeroeping" is geen verlichting van onzen arbeid (gelijk gesmaald wordt) maar verzwaring. Wie de school van daar straks volgt, blijft bij de algemeene begrippen (meer dan in „het centrum"); de ander kan komen tot de uit-werking, de specificatie der ideeën. Men heeft den mond vol van het eschatologisch moment in het christelijk geloofs-bezit; welnu: in do school van hen, die geen erfgenaam willen zijn, blijft het een staan bij het begin, maar hier alleen komt het werken aan de lijn, die op de eschatologische verscherping van these en antithese uitloopen zal. Men moet naar de erfenis terug; met aanlegging van den maatstaf, o zeker, maar terug moet men; men moet ook naar het verbond terug. „Ergernis" en dwaasheid is het evangelie Jood en Griek; maar men moet den moed hebben, verder te gaan en zich te rekenen tot de niet-Joden, niet-Grieken, niet-Edomieten, die een kracht en wijsheid Gods zien in wat voor het „vleesch" *is: ergernis en dwaasheid. De idee der erfenis-aanvaarding moet niet ingeprent worden i n het schisma (als ieder zijn best doet te bewijzen, dat hij toch heusch de voortzetting van de oude lijn is) maar moet het schisma vóór zijn; of anders daarna in dagen van vrede worden ingehamerd. „Wat helpt een kanaal, als het leeg is"? Heel veel. Al is het niet genoeg.

Men heeft gezegd: een tabernakel kan nog, maar elke tempel (vast sediment, erfstuk der vaderen) wordt zeker , en spoedig mikpunt voor Gods bliksemvuur. Maar Ezechiel, worstelend met het probleem van zijn dagen (waar is Gods volk? ) krijgt zh'n gezicht: het voert hem naar den steenen tempel weer: en het gericht begint van het huis Gods. Petrus neemt dat woord over: het is de tijd, dat het oordeel beginne van het huis Gods. Juist zij, die van het „oordeel", het „gericht" den mond vol hebben, moesten daaraan denken. Oordeel en zegen zijn beide aan „Gods huis" gebonden, en dat is zichtbaar, tastbaar, erfgoed, in deze wereld. De kinderen moeten de vaderen verloochenen, althans niet op hen leunen, willen ze vroom zijn en profeteeren, zegt men. Maar op het keerpunt van Oud en Nieuw Verbond staat de belofte van het hart der kinderen dat tot dat der vaderen bekeerd is. En toen kwam er profetie: de Dooper, en.... Jezus Christus. Wie de rivier Gods liefheeft, versmade het kanaal, dat de vaderen groe­ ven, niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1927

De Reformatie | 4 Pagina's

Erfgenamen en Erfenis.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1927

De Reformatie | 4 Pagina's