GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Getallensymboliek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Getallensymboliek.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is, gelijk ieder verstaat, geen toeval geweest, maar opzet, dat Christus juist twaalf apostelen gekozen heeft. Dit twaalftal had zijn beteekenis. Het is een herinnering aan de twaalf stammen van Israël en aan de twaalf aartsvaders of patriarchen. Dat Jezus juist twaalf apostelen koos, en dat het twaalftal geen onverschillige zaak was, dat zelfs dat twaalftal noodzakelijk was voor de heilige orde van Zijn Messiaswerk, is ons duidelijk, als wij letten op Zijn messiaansch bewustzijn. Dit heldere, zelfverzekerde bewustzijn van den Messias is bij de roeping van de twaalf apostelen gansch inwendig verzekerd, dat Hij de vader, de verwekker, is van Jong-Israël. Gelijk Vader Jacob met zijn twaalf zonen, de twaalf patriarchen, de vader is van Oud-Israël, van Israël naar het vleesoh, zoo scheurt nu Christus, dat wil zeggen de Messias, naar het recht, dat Hij heeft, uit Israels leven een ander leven los, en maakt het vrij. Hij verzamelt om zich, en baart uit Zijnen wil, een nieuw Israël, Jong-Israël, Israël naar den Geest, dat niet optreedt met uiterlijt gelaat, doch dat Zijn wezen heeft in een inwendig schoon, en zijn kracht heeft, niet in vleesohelijke afstamming uit de twaalf patriarchen, maar uit een geestelijken bouw op het fundament der twaalf apostelen. Aldus stelt Jezus tegenover de twaalf patriarchen, die 'de aanvang zijn van de oudtestamentische bedeeUng van het genadeverbond, de twaalf apostelen als de aanvang van de Nieuw-testamentische bedeeling van het genadeverbond. De roeping, juist van die twaalf, is geweest een forsch teruggrijpen naar de geboorten in de tent van vader Jacob. Het was een schudding in het Rijk der Hemelen, het was een geestelijke geboorte, tot twaalf maal toe, als Jezus Christus naar de bevoegdheid, die Hem gegeven is, in Zijn messiaansch bewustzijn twaalf apostelen kiest, op wier fundament — het „fundament immers van apostelen en profeten" — heel de gemeenschap van het Nieuwe Verbond wordt opgebouwd.

En, niet alleen greep de Messias terug naar Vader Jacob — Israël met zijn twaalf vleesohelijke zonen, om zich als Messias tegenover hèm te plaatsen als Gewinner van twaalf geestelijke stamdragers, — maar ook grijpt Jezus vooruit naar den troon des Almachtigen en zegt: „Vader ik wil, Vader ik wil ! Mijn wil, o Vader, plaatst nu om Uw troon heen naast de twaalf tronen van het Oude Testament, de andere twaalf tronen van het Nieuwe Testament. En wederom, hemelsohe Vader, mijn wil voegt nu naast de twaalf stammen Israels de twaalf maal twaalf duizend. de honderdvierenveertig duizend, verzegelden van het Nieuwe Testament. En waar de twaalf patriarchen hun namen hebben geschreven in de fundamenten van de stad van Vader Jacob en op het aardsohe Sionshuis, daar wil Ik als de Vader van het nieuwe Israël mijn twaalftal apostelnamen schrijven in de fundamenten van het nieuwe Jeruzalem daar boven".

Werkelij'k, de keuze van het twaalftal is geweest de fiere daad van den Messias, de daad van heerschappij en sterk geloof.

Ja, ook van sterk geloof.

Want het twaalftal is niet alleen repetitie, maar ook expansie.

Gelijk het Oude Testament zijn twaalftal heeft in de patriarchen, zoo kiest Jezus zijn 12 apostelen; dat is repetitie.

Maar, daar is ook expansie zucht in Jezus' twaalftal. Want 12 = 3 X4. Nu is 3 het getal van God en 4 het getal der wereld. Zoo hoopt de Christus door dit twaalftal God met de wereld in verbintenis te brengen. Hij wil met en door die twaalf de wereld door gaan. Door het apostolaat van die twaalf zal Hij de wereld voor God door zichzelf veroveren.

Is dat geen sterk geloof geweest? Hier stelt de Messias, als Hij er twaalf roept, de expansiezucht van het geestelijke koninkrijk tegenover de expansiezucht van het vleesohelijke koninkrijk.

'Ook O u d-Israël wilde graag de wereld beheersohen; het wil dat trouwens nog. Maar Christus stelt van Zijn zijde daar tegenover de missie, de wereld-missie, van Z ij n koninkrijk, wanneer Hij er twaalf roept. En Zijn koninkrijk is niet van deze wereld.

Aan dit twaalftal hing dan ook, met name wat het getal betreft. Zijn heele Ziel, en ook Zijn sterke geest. Met dat twaalftal, ook als getal, staat of valt Zijn pretentie als Messias. In de keuze van die twaalf lag immers de sterke, bewuste opvaart van Zijn wil ? Zijn w i 1 is duizend maal steïker dan die van Israels aardschen vader, den vader van de twaalf patriarchen. Want aan dien aardschen vader, aan Jacob, zijn twaalf zonen geboren, maar hij ontving ze langs kromme wegen; en tenslotte was het ook niet eens zijn wil, maar de wil van God, uit wien ze hem geboren zijn. Trouwens, zelf heeft Jacob niet ten voHe verstaan, wat dit twaalftal, dat hem geboren werd, in de wereld zou beteekenen. Maar als nu Christus komt, dan baart Hij door Zijn wil zichzelf deze twaalf, hij trekt ze door Zijn wil, in bewust verkeer met den gevonden God. Hij trekt ze. Hij neemt ze. Hü dwingt ze in een oogenblik. En daarom is de keuze van deze twaalf één van de glanzende hoogte-punten geweest van Zijn messiaansohe taak. Dat twaalftal kan Hij niet missen. Zijn ambt. Zijn rijk. Zijn profetie. Zijn vervulling van het Oude door het Nieuwe Testament staat of valt met de ongereptheid van het twaalftal Zijner messiaansohe keuze.

Wie meenen mocht, dat de symboliek, waarvan boven sprake was, willekeurig is, of niets te maken heeft met de pijn van Jezus, nu het twaalftal wordt geschonden, die leze nog eens na het zoogenaamde „wordingsboek", of de geslachtsrol van Jezus. 'Christus in Matth. 1. Daar wordt ook, reeds vóórdat de Messias komt, uit de lijst van de geslachten van het Oude Verbond een aantal namen zóó samen gelezen en gerangschikt, dat de symboliek der getallen aan de profetie, die de historie op eigen w ij z e belicht, zich dienstbaar stelt. De namen worden in dit hoofdstuk zóó gekozen, en de getallen worden zóó afgesloten, dat de bijbelschrijver van Matth. 1 kan profeteeren over de geschiedenissen van het Oude Testament, waaruit immers Christus Jezus wettig is gesproten. Drie tijdperken teeken't hij: den tijd van Abraham tot David, den tijd van Da'vid tot de ballingschap, den tijd van de ballingschap tot Christus' geboorte. En elk van die perioden wordt afgerond met 14 geslachten. Drie maal veertien is clus het getal van Abraham to't Christus. Dat wil zeggen: daar is ten eerste het zevental weer terug (de helft van 14). „Zeven" is weer het heilige getal, en ook een getal der volledigheid, het getal ook van de gemeenschap tusschen God en de wereld, want tegenover 12 als het product van 3 en 4 staat nu 7 als de som van 3 en 4. In Israël is dus God en wereld vereenigd. Het zevental is het getal van Immanuel; want Immanuel beteekent: God (3) met ons (4). Waar Israël is, daar is dus de wet van Immanuel, want Immanuel beteekent: God met ons. De historie van Israël loopt dus uit op Jezus Christus als den waren Immanuel; want Hij is de kroon, in persoon en werk, van alle geslachten, en dus de verklaring van de getallen-symboliek van zuivere harmonie, welke het geheim is van Gods 'koninkrijk.

Ja, nog verder gaat Matth. 1. Het zevental komt in Israël in elke periode twee maal terug. Want iedere periode heeft 2X7 geslachten. De Immanuelswet treedt dus in de volledigheid (het tweetal) op. En wederom, dit loopt uit^ en spitst zich toe, in 'Christus Jezus. Bij Hem is harmonie in hoogste zuiverheid.

En, nóg is de getallen-symboliek niet uitgeput. Immers, er zün 3 X 14 geslachten. Dat wil dus zeggen 6X7. Wanneer nu eerst zes zeventallen zijn voorbij gegaan, dan komt het 7e zevental. Dit vangt, zoo wil Mattheus dus zeggen, dit vangt dus aan met Jezus Christus. Gelijk na 6 tijdperken een 7e sabbathstijdperk 'komt, zoo vangt dus met het Nieuwe Verbond de sabatsrust volkomen aan. En gelijk na 6 X 7 jaareenheden het 7e zevental van jaren aanbreekt, waarmee het jubeljaar wordt ingeluid, het jaar van de vrijlating der gebondenen, van de zegening der armen, van de verrijking der gevangenen in de ellende, zoo zal Christus' komst in de wereld ook zijn de verrijking van de armen, die nu met goederen vervuld worden, de ont-

binding van de slaven, de zegening van alles, wat berooid is en door het leven neergebeukt. Alles is hier vol van een getallensymboliek, die Christus aanwijst als de opperste regelmaat en als den waren rustaanbrenger.

Dit wordt nog versterkt, als men bedenkt, dat de ordening, in Matth. 1, van 3 X 14 geslachten, behalve getallen-symboliek, ook nog een naamsaanduiding is. Immers, in de Hebreeuwsche taal kan men letters ook als cijfers lezen. Wanneer nu de letters van den naam van koning David als de overeenkomstige cijfers gelezen worden, dan is de uitkomst van deze eenvoudige rekensom:14. De term:3 X 14 geslachten wil dus zeggen: rie maal de glorie van David.

David in zijn opkomst (het eerste tijdperk, van Abraham tot David).

Daarna: David in zijn bloei (2e tijdperk, de koningen tot aan de ballingschap).

Ten slotte: David als de afgehouwen tronk (3e tijdperk, van de ballingsohap naar Christus).

Maar dan is weer de kroon op dit alles: Christus, als de scheut uit den afgehouwen tronk van David, Christus als Davids vervulling, die Davids huis tot rust brengt, en het sohoone verborgen wezen uit zijn zichtbare vormen te voorschijn weet te brengen.

Dit alles is geen ongeoorloofde allegorie en geen valsch gegoochel met getallen; want ook voor de wetenschappelijke pnderzoekingen van schriftgeloovigen staat vast, dat dit alles ligt besloten in de groepeering van namen, en de opzettelijke beperking daarvan tot het geikozen getal van 3 X 14, in Matth. 1. *)

Zoo staat dus vast, dat reeds vóór Zijn geboorte Christus in de wereld aangekondigd werd als degene, in wien de ordeningen van het Rijk der Hemelen harmonie en rust verkrijgen zullen.

Vooral nu, als wij er aan denken, dat reeds het wordingsboek van Jezus Christus in Matth. 1 een getallen-symboliek aandurft, die geen willekeur is, maar die profeteert, vooral dan zien wij, dat Christus niet bij wijze van toeval, maar met opzet zijn twaalftal heelt gekozen. Toen Hij da; t deed bij den aanvang van Zijn messiaanschen arbeid, heeft Hij getoond, den zin van Zijn eigen wordings-boek zelf te verstaan, en heeft Hij eveneens zich zelf getoond als den waren rust-aanbrenger, als den Immanuël, als den aanvang van Israels waren ko!menden sabbaths-vrede. Denk nu terug aan den kus van Judas, — dan vóélt gij de wreed© pijn, en dan proeft ge het raadsel ook; hier wordt het twaalftal geschonden, hier schijnt de harmonie verbroken. De kus van Judas knerpt door al de luchten heen. Een schaterlach spot met de getallen-symboliek van heel den bijbel, en ook met die van Jezus Christus zelf. Voor het oog van moordenaren, voor het front van zwaard-en knuppeldi-agers, en voor het oog der duivelen, haalt Judas in het openbaar een streep door Jezus' geliefkoosde harmonie. Want de twaalf leidt Hij terug tot elf. Het getal der volledigheid wordt, in een elftal veranderd, een dwaas getal, den lof der zotheid.

En met zulk een gebroken getal, met zulk •een afgehouwen tronk (andermaa: l de afgehouwen t r o n k I!) voor oogen moetJezus nu gaan sterven! Is dit „David"? (14). Is de scheut uit Davids afgeho'uwen tronk niet wederom afgehouwen? Is Hij, die greep naar aan heilig getal, ©n die daarin Zijn Messias-geest liet spreken, niet gestruikeld over Judas? Struikelt over Judas niet , het heele Oude verbond, heel de Christelijke prediking? Is Judas' kus geen ergernis, geen aanstoot voor Jezus' messiaansche bewustz^n?

Ach, dit is lijden.

Het is voor Jezus even zwaar als het lijden van Abraham, die met een meszwaai een breuk moest slaan in een eindelijk gevonden harmonie. Neen, het is zwaarder nog. Het is de afgehouwen tronk. Het is de mislukldng, naar het schijnt. Het groote jubeljaar wordt disputabel gesteld in den Judaskus. Heel het vraagstuk van openbaring, en heel de Christologie hangt met dien verraders-kus ten nauwsta samen. En het schijnt, dat Christus niet alleen maar als koning, immers als de Groote David (3 x 14) mislalct is, maar Hij schijnt ook als priester mislukt te zijn. Aaron tenminste draagt zijn borstlap met de twaalf edelsteenen ongeschonden over in zijn dood; maar als Christus sterven gaiat, dan wordt er één gemist van de 12 steeuen, die de Vader 'Hem „gegeven" heeft...

Waarlijk, de kus van Judas is wel wat meer, dan een sinistere verraders-daad van „vriend" tegen „vriend".

En men behoeft nu nog niet eens mee te gaan met de dwaze verzekering van de zoogenaamde Godsdienst-historische school die in het bijbelsch bericht over de twaalf apostelen heeft meenen te ontdeldcen, een soort van uitwerking van wetten van haiimonie, die aan de sterrenwereld zouden ontleend zijn.

Men heeft gezegd, in deze school, dat de keus der twaalf berustte op de gedachte, dat het licht van de wereld Zijn gebied verdeeld heeft onder zooveel heerschers; en men heeft dan; ook niet nagelaten do „twaalf apostelen voor te stellen als da twaalf sterrebeeldeo, of als de twaalf sa: menstellende deelen van den dierenriem, met Christus als het licht der wereld, in het midden.

Want, zoo ver als wij ai zijn, en ai willen blijven staan, van deze onberedeneerde en ongeoorloofde speculaties, zoio sterk houden wij vast aan de profetische vorming van d© getallen-symboliek in den bijbel zelf, ook in het twaalftal der apostelen.

En dit geloof maakt voor ons de twestio niet makkelijker, maar moeilijker. De godsdienst-historische school die wij daareven noemden, meent, dat slechts langzamerhand, tientallen jaren later, die gedachten opgekomen zijn bij de Christenen, de gedaditen, waarvan hier boven iets aangeduid werd. Voor haar besef komt het er dus weinig op aan, of Judas al of niet uitgevallen is uit den kring der twaalf. Want, zooi zegt men, later heeft men den ontbrekenden twaalfde toch weer ingevoegd in het geheel, door n.l. Matthias, of ook Paulus, in de plaats van Judas te stellen. Het komt er dus vglgens deze wijsheid niet eens op aan, of Jezus zélf geleefd heeft; want bet Christendom, al.3 een' samenvoegsel van heidensche en Joodsche elementen, heeft immers toch uit zichzelf al deze mythologieën uitgevonden en op eigen maaier in die twaalf apostelen een voorstelling gegeven, waarbij de „aistraalgedachte" werd belichaamd in twaalf visschers, die apostelen werden.

Voor de mensohen, die zóó spreken over den bijbel, is het dus volstrekt geen kruis, dat Judas uit het twaalftal weggevallen is, of dat Jezus sterven moest met het gezicht op een geschonden twaalftal. Maar voor ons, die de Schrift gelooven, juist ook in haar historische berichten, is het heel erg. Wanneer wij Judas in Christus' licht plaatsen, en zijn uitvallen zien in het licht van de keuze van het twaalftal door Jezus, dan is de Judaskus niets minder dan een martelend raadsel. Want voor ons heeft Jezus wel degelijk geleefd. De gedachte van dat twaalftal is geen product geweest van een half heidensche, half Joodsche, fantasie der eerste Christenen, maar ze is in Jezus' eigen geest en ziel geweest. De idee van de harmonie van het twaalftal is niet maar in het brein der kerk opgekomen, na Jezus' dood, doch in Zijn eigen ziel geweest bij den aanvang van Zijn messiaansche taak. De roeping van de twaalf, en de afronding van het twaalftal, begint trouwens niet pas na het Pinksterfeest, want de officieele plaatsing van de 12 in het apostelambt wordt reeds beschreven in Matth. 10:1. ^)


1) Dit hoofdstuk is dan ook volstrekt niet een tabellarische geslachts-i-elcening, waarbij het aan zou kjomen op preciese weergave van de vaders en voor\'aders, zonder iemand over te slaan. ïrouwons, dit is ook de bedoeling niet. W; ant boven bet hoofds'tuk staat: boek' der wording. Het eerste hoofdstuk van Mattheus is „genesis", Vniet van het Oude, maar van het Nieuwe .Testament; het laat de wetten zien, de gesstelijke wetten, van Gods harmonie, gelijld de profetische geest die ontdekt in de w o r d i n g s-h i s t o r i e van Jezus Christus.

2) Grosheide, Commentaar Mattheus, blz. 120, 121.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

Getallensymboliek.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1929

De Reformatie | 8 Pagina's