GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Spanning en Humor in de Verhaalkunst. ')

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Spanning en Humor in de Verhaalkunst. ')

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II. (Slot.)

' In de Nederlaadsohe letterkuade van vóór '80 was van naïef realisme niet veel overgebleven. Men verplaatste de werkelijkheid liever eeuwen terug en vervalschte haar dan nog mia of meer, of zeer. Om dit te demonstreeren, zou het voldoende zijn, een illustratie te laten zien uit die tijd, b.v. een ridder met eea epileptische blik of een bezwijmende dame met oneindige rokkea. '•) En op zulk een plaatje, aog netjes uitgespaard, een sympathiek maantje.

Door haar gemis aan werkelijkheidszin kon noch de slechte, noch ook de goede romantiek zuiverepische kunst geven. Maar daar kwam omstreeks 1870 het naturalisme in de litteratuur op, dat slechts de werkelijkheid en niets dan de werkelijkheid wilde weergeven, nog al liefst met behulp van wetenschappelijke methoden. Nu zou de verhaalkunst haar kans krijgen als nooit te voreal Geen wonder, dat Van Deyssel het uitjubelde en alvast ongeveer de geheele litteratuur „kadoo" gaf voor de nieuwe, naturahstische epiek van Zola. Hij bemerkte toen iiog niet, dat de nieuwe werkelijkheidszin o.a. ©ea soort geestelijke bi, jziendheid was, die zich niet verder daa een minimum van 3e meest evidente werkelijkheid dorst verwijderea. Men had God als Schepper en 'Regeerder der wereld losgelaten en kon nu ia zijn beschouwing der werkelijkheid nooit boven haar uitstijgen. Zelfs een denkbeeldig „punt in de ruimte" ontbrak. De schrijver werd boekhouder, vaak van duistere zaken. egistreerder, chroniqueur, ea de epiek koa iJich lleen haadhavea bij zekere gelukkige inconsequenie, als de natuur ging boven de leer.

Het naturalisme in zija volle coasequentie was oor het haastige leven van alle dag eigenlijk nog van te degelijk kaliber. Daarvoor bood zich het impressionisme aan, dat voorloopig het groote leven van de uiterste buiteakant ging bekijken en ao-teerea in tallooze impressies, schetsea ea krabbels, wat al spoedig zelfdoel werd. De epiek werd nog slechts fragmentarisch en experimeatéêl beoefend. Zoo is ook Van Deyssels „Kleine Republiek" met zijn groote omvang, één groot, ingespannen exeriment en, uit een oogpmit van architectuur beschouwd, niets dan een fragment.

Omstreeks 1890 ontdekte men in de litteratuur weer, dat de mensch ook ziel is en die ontdekking leidde allengs tot een soort overwinning. De roimaa werd psychologisch. Van episch staadpunt beschouwd, was dit slechts een van de regen in de drop geraken. Want nu veranderde het levea in een sphiax. De romaa werd goeddeels prolemenroman.2) Deschrijverwas thans te zeer epreoccupeerd, om een levende spanaiag te kuaea scheppen. En hij zag over het hoofd, dat de bedoelde tendenz niet altijd met de onuitesproken, w e r k e 1 ij k e s trekking samenvalt. Want (Van Deyssel heeft dit eens voor al scherp geforuleerd) het kunstwerk beeldt onfeilbaar zijn maer af en 'daarbij komen soms wonderlijke dingen an 't licht.

Eerst zat de schrijver dus aan de w©rk©lijkheid, ater aan ©en bepaalde meening bver een stuk van die werkelijkheid gebonden. 'Eerst was 'het experimenteeren, daarna tobben. In geea der beide evallen was de constellatie voor het oatstaan van groote epiek gunstig.

Door het individualisme der 80ers was intusschen het levend coatact met het volk verloren gegaan. Dit evolueerde dan ook niet mede met de veranderende richtingen; het bleef zich in hoofdzaak gelijk. Zoo kwam er tusschen de schrijver en het groote publiek, dat tooh zijn Cats en zijn Van Lennep had weten te waardeeren, een vervreemding, tot groote schade van 'beide partijen. Het publiek bleef doorvragea om spaaniag — ea die vraag verwekte automatisch aaabod. Het kreeg zija detective-roman, op tijd geïmporteerd, om vaa de film niet te sprekea.,

Het is voor de joage, "Christelijke litteratuur vaa belaag, zich thaas zuiver in te stellen. Eea groot volksdeel wacht op, hunkert half bewust naar epiek. De stap van het feuilleton naar de litteraire novelle, die voornamelijk aristocratische kleiakuast, is voor vel© lezers te groot. De echt volksche typologie van eea boek als „Neveldijk" b.v. is weer aiet opgenomea ia ©ea doorgaande verhaalontwikkeling. En over het algemeen is het verhalend proza van oaze hedeadaagsche auteurs en „femmes auteurs", dat nadrukkelijk „Christelijk" wil zijn, nog niet vrij van apologetische of polemische opzettelijkheden. Vergete men toch niet: de basis van alle ware epiek is: verteller en hoorder z ij a het stilzwijgend over de dingea eens. Homerus debatteert niet over de vraag, of een schoon aafdsch leven oader de gunst der goden op een eigen, liefelijke plek grond het hoogste goed is. Hij veronderstelt het niet eens; het spreekt voor hem vanzelf. Zoo moet ook onze Christelijke levensbeschouwing de basis onzer epiek zijn, niet de inzet. Maar i s zij waarachtig de grondslag, dan gaat van haar een overtuigende en strijdende kracht uit, die voor de wetenschappelijke apölogetiek diet onderdoet. Zoo alleen wordt de Christelijke kunst een Christelijke getuigenis. Pro Rege.

Ziehier het nut der reflectie: we stellen niet achteraf een theorie op, om oaze 'practijk te re'chtvaardigen, maar we zien en zeggen het ideaal.

ook al is dat een vernietigend oordeel over onze practijk. Ook dit is Christelijk.

De humor behoort tot het „welwezen" der «piek. Zij kan niet worden bereikt: zij is een geschenk. In haar edelste vorm is zij de glimlach van de na-schepper over zijn eigen wereldje en over zichzelf, omdat hij daar zoo zit. Er is ook heilige humor, die we liefst met woorden niet beroeren.

De dood voor de humor is het humoristisdio genre. Wanneer zij een genre wordt, ontaardt zij, omdat zij de opzettelijkheid schuwt. In het zuivere drama past zij wegens haar bevrijdende aard, slechts incidenteel, als contrast. In de lyriek zaJ zij zich moeten vermommen. In alle soorten van epiek is zij volkomen op haar plaats.

Of op een bepaalde tijd de verhaalkunst humor zal vertoonen, hangt minder af van de heerschende kunstrichting, dan van de persoon van do auteur. Wie humor in zich heeft, verloochent die nooit, Wèl is de letterkundige constellatie van invloed op de wijze, hoe die humor z'ich openbaart. Zij kan n.l. een zoodanige zijn, dat de schrijver zijn humor voor onlitterair aanziet en verloochent, of die humor gaat uitleven in een afzonderlijk genre. 3) Natuurlijk zal ook de 'tijdgeest van invloed zijn op de aard der humor, zoodat we allerlei onderscheidingen in verband hiermede zouden kunnen maken, wat ditmaal ons doel echter niet is.

In de naturalistische, pseudo-objectieve roman was zij alleen indirect, als een spiegeling, op haar plaats. De psychologische roman was te uitpluizerig, de problemenroman te to'bberig, om veel ruimte voor de humor over te laten. Zoo trok zij zich terug in de kleinere epïek, de novelle en de schets, of zij werd hetzij in "dialect geschreven of in Algemeen Beschaafd beschreven gewestelijke boert. 1 f.ggajt-ifï; -.

Zoo is de litteratuur een ernstig vak geworden. Nemen wij b.v. Erts 1930, waarin een zeker deel der jongeren van heden publiceert. Na lezing verzucht men: Het essay blijkt een ernstige en daarbij ijzingwekkend geleerde en bereisde kunstsoort te zijn. De verzen zijn zeer ernstig. De inleidingen op de verzen en de essays zijn buitengewoon ernstig. De dichters hebben het blijkbaar niet gemakkelijk in 't leven; om dit in te zien, iDehoeft men alleen maar hier en daar van hun verzen de laatste regel te lezen. En de essayisten, die litteraire medici, die hen bedokteren, zijn zelf ook patiënt; de essays "knarsen trouwens van spijt, dat ze geen gedichten zijn. — Overal rimpels van groote ernst — en van de lach alleen de schijn van een sneer, die voorwendsel is voor de des te grootere ernst van een "dramatische laatste-regel, (bijv. op bl. 45). De 'litteratuur heeft blijkbaar de zuivere glimlach verloren.

Zoo zijn zoowel de spanning als de humor sinds '80 verloren kinderen van de litteratuur. Hun deel eischten ze nimmer op, mlaiaT ze werden de deur uitgeworpen, in naam der „Schoonheid". Nu leven ze benoden hun stand — de humor op z'n best 'in ge-of beschreven gewestelijke boert — op srijn slechtst in dat afgrijselijke product, dat de „humoristische roman" heet; de verhaalsspanning op z'n best in amusementswerk als van Ivans — op z'n slechtst in zekere treinlectuur.

Deze constellatie plaatst de doorsneelezer voor een conflict, waarvan geen enkele oplossing bevredigt. Kiest hij voor de litteratuur, "dan voelt hij, dat hij bij die krampachtige ernst iets moois verliest; kiest hij voor De Sinclair en Ivans, dan voelt hij zich verarmen; houdt hij het met beide, dan schaamt hij zich als voor een soort geestelijke bigamie. *)

Het is een gunstige bizonderheid, dat onze jonge, Christelijke, verhalende litteratuur, rij het dan iu

novelle en schets, (over de poëzie spreken we hier niet verder) zooal niet in volle zin spanning, dan toch humor bezit en niet verloochent, krachtens een blijmoedigheid, die tot zelfs in sommige titels tot uitdrukking komt. We noemen slechts de gevoelige blijheid van 'Wilma, de met ironie en sarcasme ommantelde menschenlieïde van Ds Heynes, de rake typeeringen van 'Ds Hogenbirk en de meer gereserveerde, maar daardoor juist zoo zuivere en fijne humor van Mevr. Kuyper—Van 'Oordt.

Gelukkig durven zij in dit opzicht zichzelf zijn en hun stem in , hun werk te doen doorklinken. Wel is er een "fijn en geoefend vormgevoel noodig, om precies te weten, hoever men daarin mag gaan, welk gevoel niet elke schrijver m. gelijke mate bezit:

Toch maken deze dankbaar geprezen letterkundige soli ons zeer verlangend naar een meer'breede, symphonische verhaalkunst, vrij van objectivisme, van haarkloverijen en tobberijen, met een positief-Christehjke levensbeschouwing als basis. Wij hopen op een epiek, architectonisch van hjn, in vrije gebondenheid aan de werkelijkheid en zaciitjes doorschokt van levensvreugde, als harmoniummuziek door het vox humana-register.

En vermogen we niet, of mislukken we, 'dan moeten we toch ertoe medewerken, dat een meer geschikte constellatie geschapen worde en "dat gedachteloos zich instellen op het bestaande niet langer als iets vanzëlfsprekends wordt beschouwd.

C. RIJNSDORP.


1) Die onzichtbaarheid der voeten is, evenals bij de fijne Fra Angelico, typisch eu onbedoeld symbolisch.

-) In dit verband mag niet verzuimd worden te verw^'zen naar „Het Huwelijksprobleem iu Leven en Literatuur" door

Dr C. J. Honig en Dr C. Tazelaar, Amsterdam 1930. 3) Bedoeld is b.v. de causerie.

^) We ontleenen deze passage aan 't geen we schreven in „Opvvaartsche Wiegen", 7e Jaargang, Afl. 12.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Spanning en Humor in de Verhaalkunst. ')

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1930

De Reformatie | 8 Pagina's