GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Geschiedenis der Vrije Universiteit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Geschiedenis der Vrije Universiteit.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Een TNTagel aan de heilige Plaats.

De Heraut van 31 October 1880, het Feestnummer , bij de stichting der Vrije Universiteit, bevatte een hoofdartikel van Dr Kuypers hand, dat nog waard is gelezen te worden.

Na de bekende dichtregels: „O volk van God, dat zonkt in smaad", enz. en het opschrift „Soli Deo Gloria", kwamen als motto's de teksten Psalm 107 VS 4—8 en 1 Cor. 1 vs 25—29; en dan vervolgt Dr Kuyper aldus:

Er is in ^e jongst verloopene week door het volk van God in deze landen gevoeld en bekend, dat de Heere goedertieren is!

Hem zij de dank. Hem de aanbiddenisse toegebracht!

Want al beliefde het den Machtige Jacobs, óók bij de stichting dezer hoogere School, belijders als instrumenten te gebruiken, Gods echte volk houdt zich bij die instrumenten niet op', maar klimt door tot den Schenker en Bewerker, den Bezieler en Ingever, om te weten, en er in te jubelen, dat het door Hem is rijk gemaakt.

Diep, zeer diep, heeft vooral de kern van dat volk geleden. Het is geploegd op den rug. Het is vertreden onder smaad. Het is door schoonpraters in den hoek gedrongen, en door spotters bespet met venijn.

Wat anderen voorbijvloog, dat was hun "een pijl door de lever.

Hun trok het bloeid; het Moed der ziele; dat ze de versmadingen van 'sHeeren heiligen Naam als de heffe van den alsem, in de bitterheid hunner eigen ziel, hebben uitgedronken.

Zij konden niet meejubelen, als anderen die de breuke Zions op het lichtst genazen, reeds lofzongen van geweken gevaar.

Hun oog drong door tot den ontaettenden achtergrond der dingen, waar Satan; zij' het ook voor de einduitkomst doelloos; nog nooit afliet in te rennen tegen de heiligheden Gods.

De doodelijke stooten der worstelingen in het rijk der geesten hebben nagedreund in de angstig'e beving van hun eigen hart.

Het Is niet uit te meten noch uit te spreken, wat in de verborgen schuilhoeken der ziel nu deze halve eeuw lang doorworsteld is aan smaad en smart.

Aan smarte bovenal, omdat God den Heere, ook in dien smaad, te belijden als ©en God die naar recht do«t, de overtuigende inspraak der consciëntie |was.

Neen, we leden niet als de heiligen, enkel om des Heeren Naam.

Maar zonde, maar ontrouw, maar liefdebreuk en diepverborgen laival werd onder dat over ons komen van de Philistijnen aan het zwervenslieve Israël thuis gezocht.

Het werd bekend dat er een oordeel over Gods huis ging. Dat het oordeel van dat huis begon.

En dat vernederde.

Dat verleerde den hoogen waan des roemens, en het ijlen van dat valsch gebed, dat wel een wonder uit den hemel wilde, om zonder zielsverbrijzeling , en zonder inspanning van alle zielskracht, weer uit dien smaad met de kerke Gods te komen tot een staat van ©er en luister!

Zoo zocht men weer de diepe wegen.

Walgende van dit zeer lichte brood, ging men weer vragen naar de vaste spijs waar spieren van aan de ziel komen.

Uit de valsch-geestelijke rust, die zich zelf behaagde in een opgewreven vernis van teuvelende vroomheid, joeg de wind des Geestes weer op; weer uit; naar buiten; door de doornen en de distelen heen.

Zoo kwam men in de w; oestijn. Men werd ontledigd. De nood benarde en neep. Men voelde zich klein gemaakt en vernederd.

Toen riepen ze tot den Heere in de angsten, die ze hadden, en Hij zond een geest uit van x^rootmoediging, en toen er nederigheid door nederheid kwam, daalde er genade uit den Hooge neer.

En zie, toen schoot er een vezel uit den zaadkorrel, en die vezel zoog sappen op, en! de kiem sproot uit, en er kwam weer een opleven, een nagel aan de heilige plaats door Zijn groote ontfermingen.

Dat is de zin, dat de beteekenis van wat 'sfïeeren • volk de week die verliep, bij het openen der „Vrije Gereformeerde School van hooger onderwijs" gevoeld; waaronder dat volk zich zelf verootmoedigd; waarvoor het den trouwen Ontfermer gedankt heeft.

Och, dat nu alle hoogheid geweerd bleve!

Dat het gegeven pand door ons volk met vrijwilligheid wierde gesteund!

Niet enkel voor ons kleine landje, maar voor alle Gereformeerde kerken kan deze Stichting een gunste Gods worden.

Bid dan, o mijn volk, bid, om mannen vol van kracht en des Heiligen Geestes, die staan kunnen in deze Voorhoven van de Wietenschappen des Heeren.

Laat er een roepen zijn al den da@ en al detn nacht, óm vrede; vrede ook in de wereld der gedachten; voor het Jeruzalem Gods.

En is, ter gedachtenisse aan zoo heuglijke gebeurtenis, in dit gedenkblad saamgevat wat deze Stichting voorafging, weervoer eer ze optrad en bij haar optreden verzeilen mocht; trekke dit geen onzer te sterk naar wat menschen deden, maar hlijve èn voor bouwmeesters èn voor wie den bouw kwamen aanstaren, de diepste zielstoon ook te midden van het heiligst enthousiasme: God alleen zij de eer!

2. Receptie bij d'en heer Hovy.

Na afloop van den Dankstond in de Schotsche Zendingskerk, waarmee aan den avond van 20 October de Inwijding van de Vrije Universiteit besloten werd, spoedden zich velen naar de woning van den President-Directeur der Vrije Universiteit, den heer W. Hovy, die met de hem eigene gastvrijheid tal van uitnoodigingen had verzonden, om het verdere deel van dien avond ten zijhent door te brengen. Zeer aangenaam was het samenzijn als gasten van den man, wiens naam voor twee jaar zoo herhaaldelijk werd genoemd, toen deze op de lijst van het Volkspetitionnem'ent bovenaan stond geschreven; die zoo krachtig ook aan het tot stand komen der Vrije Universiteit had medegewerkt; wien het in 's Heeren kracht had mogen gelukken der bloeiende Azijnmakerij en Bierbrouwerij „De Gekroonde Valk", aan wier hoofd hij stond', een Christelijken stempel op te drukken; en die door zijne offervaardigheid, waar Tiet de bevordering van Christelijke belangen betrof, ook door het medeoprichten van „De Standaard" reeds zoO' menigeen voor de in hem geschonken gaven den Heere had doen danken.

De ruime vertrekken en de smaakvol met planten versierde, breede corridor van dezen vriendolijken

gastheer leenden zich uitnemend tot het voorgestelde doel van aan de uit alle oorden des land's saamgekomenen eene geschikte gelegenheid te bieden om elkaar te begroeten. Een honderdtal gasten was, naar wij meenen, in deze woning bijeen. Onder hen bevond zich ook de predikant Paulus Geyser uit Elberfeld, die aldaar den feestgroet uitbracht, aan het einde van het Feestnummer vermeld, en welke door den heer Dr A. H. de Hartog, als 'Curator der Universiteit, in de Duitsche taai beantwoord werd. Van de leden der Tweede Kametr merkte men onder de aanwezigen op de heeren De Jonge en De Savomin Liohman. Nadat onder begeleiding van het orgelspel door de geachte gastvrouw gezamenlijk een Psalmvers gezongen was, begomien ongeveer te elf uren de gasten zich huiswaarts te spoeden, gewis allen het echtpaar dankbaar, dat op zoo vriendelijke wijze velen had onthaald.

Gedurende de reeks van jaren — zoo schreef Ds Ferwerda — waarin de Heer Hovy als presidentdirecteur de Vereenigiug voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag diende, heeft hij ook op de hartelijkste wijze met de leerlingen onzer Universiteit meegeleefd. Telken jare stelde hij op een avond meestal kort vóór of na den dies^ de salons van zijn kapitale woning op de Nieuwe Heerengracht open ter receptie van de studenten, en leerde hij hen zich aldus thuis te, gevoelen in dan kring die aan onze Hoogeschool het naast verbonden was. Wie des Zondagsavonds tegen het theeuur aanbelde, kon er zeker van zijn met een hartelijk welkom begroet te worden in den gezelHgen, opgewekten familiekring. Dat aan den huiselijken disch die, met bijna meer dan Oostersche hospitaliteit, altijd ook voor genoode gasten was gedekt, menig student heeft aangezeten, behoeft nauwelijks gezegd. Zoo leefde Hovy mede met onze Universiteit, ook nog in de latere jaren, toen de persoonlijke band met haar iets losser was geworden. Want wel was hij breed in zijn sympathieën, maar de Gereformeerde waarheid ging hem toch bovenal omdat zij zoo door en door bijbelsch is, en de School die voor de eere dier waarheid op heel het levensterrein wenscht op te komen, had de warme liefde van zijn hart.

RULLMANN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Uit de Geschiedenis der Vrije Universiteit.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1930

De Reformatie | 8 Pagina's