GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De „Zeventig” jaren. Iets uit de ballinoschap van Gods volk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De „Zeventig” jaren. Iets uit de ballinoschap van Gods volk.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daar is een tijd geweest, em laat ons hopen dat deze nu allengs tot het verleden gaat behooren, waarin men sprekende of schrijvende over die ballingschap, louter het oog op Juda's verblijf in Bahel had gevestigd, en 'dat wel met de opvatting alsof zij daar zeventig jaren hadden gewoond.

Voor een recht begrip van deze zaak is noodig, dat wij in herinnering braigen dat de tien stammen reeds circa 140 jaren eerder zijn weggevoierd, en dat het volk terecht is gekomen in Assyrië, Medië, Babylonië, Perzië, Egypte en Griekenland.

Aangezien de Heilige Schrift ons echter meer verhaalt van de Judeesche ballingen in Babel dan van de anderen, hoewel zij over dezen ook niet zwijgt, spreken wij het meest van do „Babylonische" ballingschap, daar immers dit van het grootste belang is, aangezien de Christus zou voortspruiten uit Davids huis, dat in Judea had geregeerd.

De Judeesche ballingen dan hadden de verzekeiring van een zeventigjarige gevangeaischap. Daarna zouden zij worden verlost. Deze verlossing had haar grond in de verkiezing en het verbond en was aan vijf voorwaarden gebonden. Ie de wedergeboorte des volks, 2B. de bekeering, 3e. de Middelaar, 4e Babels val, 5e. de vervulling des tijd's. Wij hopen op een en ander wel eens nader terug te komen, en niemand zoeke in de rangschikking dezer vijf voorwaarden eenige dogmatische misvatting. Heitwordt louter als historisch materiaal naast elkander hier neergeschreven.

Wu heeft men gepoogd eene oplossing te vinden van het getal zeventig, genoemd in Jeremia 25 VS 11 en 12, en later te vinden in 29 vs 10. Voorts Daniël 9 vs 2 en 2 Kron. 36 vs 21. Ook Zacharia gebruikt dit getal (7 vs 5).

Ik zal nu zoo vrij zijn een bladzijde uit mojn werk te citeeren, d«el II, W. 206 en 207. '

Leviticus legt verband tusschen de bekeering, het verbond en den tijd, waarin het land braak ligt totdat het aan zijne sabbathen een welgevallen heeft, tegen welk gebod de Joden vroeger gezondigd hadden. Ezechiël voorspelt, dat het land; „weldra" weer zijne vruchten zal geven, doch zwijgt overigens van het tijdsbestek. Jesaja noemt ook het getal zeventig jaren in verband met Tyrus. Amos zegt dat de Heere niets werkt of Hij openbaart het Zijnen profeten. Zoo naderen wij tot de vraag wat met de zeventig jaren mag zijn bedoeld. De Septuaginta heeft door invloed van de Kerkvaders de meening ingeburgerd dat de „Babylonische" ballingschap zeventig jaren heeft geduurd. Dit komt omdat de Septuaginta aldus leest: „en het geheel© land zal tot eene woestenij worden en zij zullen dienstbaar worden onder de volken zeventig jaren". De Staten-Vertaling heeft er nog tusschen „den Koning van Babel", zoodat de Judeërs den Koning van Babel zeventig jaren zullen dienen. Nu is Jojachin met de 10.000 in 597 weggevoerd en zestig jaren later komt men in Palestina aan. Het getal komt dus met 597 niet uit. Daarom wil men voorslaan dat de zeventig jaren slaan op Babels wereldheerschappij, die geduurd zou hebben van 607 tot 538. Maar ook dit kan niet, daar Nineveh niet in, 607 of 606, doch in 612 is gevallen. Men kan ook denken aan een zeventig Jaren woest liggen van den tempel 586—516, doch dit zal door Jeremia wel niet bedoeld zijn. Niettemin was'dit feit voor de Joden het bewijs van de Goddelijke straf. Tenslotte hebben de tijdsbepalingen dikwijls een zinnebeeldige beteekenis: de zeventig jaren van Tyrus zijn gelijk aam „de dagen eens konings"; drie Jaren zijn „de jaren eens huurlings"; een jaar „da jaren eens daglooners". In ieder geval komt de verlossing als de tijd is vervuld, en wij eindigen dit onderzoek met de erkenning 'dat tot beden geen oplossing is gevonden en ook wel niet gevonden zal worden, gedachtig zijnde aan Handelingen

1 vers 7; Het komt u niet toe te weten de tijden of gelegenheden, die de Vader in Zijne eigene niacht gesteld heeft. Desgelijks verging het 't oude volk, dat wel de belofte had van de komst van den Messias. Alles was voorspeld. Zijn Wezen, ambten, wijze van geboorte, ja. zelfs de plaats. Zijne namen, werk, lijdai en heerlijkheid, alleen de tijd niet.

Slechts Simeon wist dat hij niet sterven zou róór hij den Christus des Heeren gezien had, doch het jaar en de dag bleven hem tot het laatste oogenblik verborgen.

Tot zoover rnijn boek. Daar valt echter ook nog met iets anders te rekenen en wel met de jaartelling (Zie pok deel II bl. 85—87). Ezeciiiël moet 390 dagen de ongerechtigheid Israels (onderscheiden van Juda) dragen naar het getal der jaren. Er staat net andersom, dat de , Heere hem geeft de jaren der ongerechtigheid naar het getal dter dagen. Wanneer we nu gaan optellen de regeeringsjaren der 19 koningen Israels, en wel naar Bijbelsche gegevens, dan komen we op 241 jaren en ruim' 7 maanden, plus de periode van Samaria's val tot Jeruzalems val is ruim 148 jaren, samen 390. jaren. Maar dat klopt niet met de nieuwe zienswijze, of beter, met de door alle geleerden gevolgde Assyrische jaartelling. Deze stelt volgens andere berekening Jerobeam I op 933 v. Chr. inplaats van op 9'76. Zoo krijgen we op een periode van 976—586 (het jaar van Jeruzalems val) is 390 jaren een verschil van 43 jaren.

Als we nu bedenken dat Jeremia het oog heeft op de wegvoering van 597 v. Chr. en dat de terugkeer der eerste groep omstreeks 537 valt, dan zijn dit geen zeventig, doch zestig jaren. Maar aangezien Ezechiël anders telt, en met ons op een periode van 390 jaren 43 jaren verschilt, dan zou een laatste poging te wagen zijn het in deze richting te zoeken, hoewel het verschil van '10 jaren op 70 iets grooter is dan van 43 op 390. Ik houd het er voor, dat alle berekening faalt, aangezien de profeten ook nergens vermanen: wacht tot de zeventig jaren om zijn I doch Bekeert U1 En als God hun dan de verlossing heeft beloofd, waaraan de menigte dikwijls twijfelt, dan geeft Hij echter op Zijn tijd gebed om terugkeer, en doet op Zijn tijd alle taktoren harmonisch samenwerken, want terugkeer tot God is terugkeer tot het vaderland.

Ds G. V. d. ZEE'.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

De „Zeventig” jaren. Iets uit de ballinoschap van Gods volk.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1931

De Reformatie | 8 Pagina's