GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Candidaten-nood.

Van Ds L. Oranje te Laren ontvingen we onderstaand stuk, dat we gaarne hier een plaats geven:

De noodvlag is geheschen!

Er is candidaten-nood! Er zijn candidaten... te veel!

En nu - yordt er alom in den lande gepuzzled, hoe dezen nood te lenigen, of zoo mogelijk te elimineeren! Na Utrecht (de predikanten-vergadering) zal er wel niemand onder ons te vinden zijn, die niet overtuigd is van de dwingende noodzaak om met man en macht aan den arbeid te gaan.

Welnu, ook ik wil een zwakke poging wagen!

Allereerst dan: — wat heeft Utrecht ons geleerd ? Of beter, wat is de wettige conclusie na de causerie van Dr Los van 's Gravenhage over: „Is de oprichting van een advies-comité voor proponenten zonder beroep wenschelijk? ', '

M.i. deze: dat er voor zulk een advies-comité weinig of geen rendable werk zal zijn; dat ze hoogstens zal zijn: een getuigenis van goeden wil en gepaste collegialiteit jegens onze a.s. collegae.

Want, wat bleek altijd weer de ééne alleene oplossing, om uit deze netelige positie te geraken? Mij dunkt dit, dat men kome tot vermeerdering van predikantsplaatsen, èn door heroeping van meerdere predikanten in grootere plaatsen naar de ideale norm van één predikant per duizend zielen, èn door combinatie van meerdere kleine hulpbehoevende kerken!

Van al de overige voorstellen — ik kan het helaas niet anders zien — blijft er geen enkel over, dat eenige genoegzame vrucht zou kunnen afwerpen.

Naast datgene, wat Dr Los heeft gesteld, moet. dan nog worden genoemd het advies van Prof. Dr Waterink, om uit te zien naar allerlei mogelijkheden, waardoor een Candidatus Theologiae tot een anderen eervollen levensstaat zou kunnen komen, als b.v. tot dien van directeur van een Staatsinrichting voor opvoeding, of (laten wij dichter bij huis blijven dan de , pro> f..) als leeraar in het godsdienst-onderwijs aan onze Christelijke Scholen voor meer uitgebreid lager-, middelbaar-en voorbereidend hooger onderwijs.. Allicht zullen déze mq.gelijkheden nog wel uit te breiden zijn.

Maar — hiertegen blijft toch het zeer ernstige bezwaar, dat dit zijn wegen, niet naar het ambt van dienaar des Woords, maar daar van af! Hoogstens maken sommige van deze betrekkingen het mogelijk, om nog tijdelijk het consent om te proponeeren te behouden, maar al heel spoedig zal de vraag nijpend worden, óf eerlijkheidshalve niet erkend moet worden, dat men feitelijk reeds tot een anderen staat des levens is overgegaan, vóór dat men den gewenschten staat zelf heeft bereikt.

In allen gevalle geeft déze oplossing geen weg naar het ambt.

Daarom — stri.cto sensu blijft alleen: Vermeerdering van predikantsplaatsen in bovenbedoelden zin. Is er nog een andere mogelijkheid?

Voorzoover ik zien kan, naar de wetten der logica: Neen! Meerdere proponenten eischen nu eenmaal: meerdere predikantsplaatsen!

eenmaal: meerdere predikantsplaatsen! • Dus dan maar berusten? En dan ons natuurlijk toeleggen op „splitsing''' en „combinatie"? "Meer niet?

Ik meen, dat er mogelijk nog wel een andere weg is, dan die van „splitsing" en „combinatie", om tot de zoo gewenschte „vermeerdering" te komen. Natuurlijk zijn er wel bezwaren, en misschien wel groote bezwaren, die eerst eens terdege onder de oogen moeten worden gezien. Maar — wellicht is het de overweging waard, om dien „weg"(? ) —• ik ben heel voorzichtig — eens te noemen. Blijft er straks onder den moker van de kritiek nieta van over, dan wat stof, welnu — ik troost me dan gaarne met de gedachte: „het was ook maar een poging, maar dan: een eerlijke poging!"

Mij is opgevallen, dat in Utrecht en ook elders, „den Hulppredikers" een nog niet eens „eervolle" begrafenis is toegedacht. Waarom toch? '

'Omdat er ernstige bezwaren zijn tegen dit instituut: principiëele, kerkrechtelijke, praktische bezwaren, en wie weet niet wat voor grieven men al meer heeft weten aan te voeren!

Deze be'zwaren deel ik natuurlijk van ganscher harte, ook al moet ik meteen bekennen, dat het mij mijn heele ambtelijke leven een oorzaak van groote vreugde en oprechte dankbaarheid zal blijven, dat ik ook een poosje tot die gedisqualificeerden heb behoord. Ik zou den zegen, dien ik nog telkens ervan geniet, niet graag willen missen.

Maar dat nu daargelaten! De bekende rechte slag van den krommen stok is er ook! Is het nu echter zoo onmogelijk, dat hulppredikerschap van al die wettige bezwaren te ontdoen, en het dan, geheel gemetamorphoseerd, toch als bruikbaar instituut

Dat kan ik nu nog maar niet inzien!

Als eerste, en naar ik meen, als grootste bezwaar tegen het hulppredikerschap geldt, dat het, zooals iemand het eens schreef „kerkrechtelijk een onding" is; of wil men, dat hij geen ambtsdrager is en toch ambtelijk werk moet verrichten. Ook al is het waar, dat de classis zoo iemand recht heeft verleend om te proponeeren, waaronder men de catechese ook wel zal kunnen thuisbrengen, — dit blijft een enorm bezwaar.

Daarom — is het nu niet doenlijk zoo iemand wél ambtsdrager te doen zijn, door hem eenvoudig te beroepen en te .bevestigen als predikant, in den gewonen weg, die daarvoor is?

Dus vóór alle dingen: een hulpprediker, die predikant is!

Maar met een eigen welomschreven, beperkte taak! (In de Kerk des Heeren zijn de respectievelijke ambten toch altijd gegroeid uit de omstandigheden, waaraan zij zich ook hebben aangepast (vergelijk Hand. 7:3, 4. Efeze 4: l): l^@:

Is dat onmogelijk? •:

Om een voorbeeld, te noemen: Gesteld Laren (N.-H.'j ging over tot het beroepen van zoo'n (hulp-) predikant, met een welomschreven last in dezen zin: De hulppredikant vinde zijn ambtelijken arbeid geheel op de sanatoria, waar hij het ziekenbezoek zal doen, de bijbellezingen en de catechisaties zal geven onder verplegenden en verpleegden, de evangelisatie zal behartigen. Is het dan onmogelijk, dat zoo iemand tegen een lager traktement dan het elassikaal minimum, deze roeping zou aanvaarden?

Mij, dunkt, zoolang het mogelijk is, dat de kerkeraad van Amsterdam heeft een Joden-predikant, de kerk van Rotterdam een ziekenhuis-predikant, een andere kerk een evangelisatie-predikant, zoolang moet ook dit kunnen.

Weliswaar is zoo'n (hulp)predikant dan ook qualitate qua lid van den kerkeraad in volle rechten, maar dit houdt nog niet in, dat hij den kerkeraad ook bij toerbeurt zou moeten presideeren of ook al het werk met den predikant g e l ij k e l ij k zou moeten deelen.

M.i. zouden op deze wijze bezwaren in verband met het preekconsent en de financiering van de zaak vervallen. De mogelijkheid blijft, dat deze of gene kerkeraad zoo'n goedkoope werkkracht zou gaan préfereeren en exploiteeren. Maar er is toch ook nog zoo iets als approbatie van de classis en kerfcvisitatie?

Eén van de meest klemmende bezwaren tegen een dergelijken (hulp)predikant, lijkt mij te kunnen worden gelezen in Art. XVII K.O., handelend van de „Gelijkheid in het ambt". Maar allereerst zegt dit artikel zeker niet, dat er geen onderscheid mag zijn in de taak der verschillende dienaren van één kerk, ook niet in de woorden „aangaande de lasten huns dienstes'", blijkens de verdere formuleering. (Uit de bovengenoemde voorbeelden van Amsterdam, Rotterdam wordt dit ook bevestigd in de kerkelijke practijk.) Waartegen dit artikel zich keert is de hiërarchie, en die behoeft met het (hulp) predikantschap zeker niet te worden binnengehaald.

Maar dan ook wijst in dit artikel niets op een noodzakelijkheid van gelijke bezoldiging bij een geheel verschillend mandaat. De kerk van Delft zal zeker niet dezelfde traktementsregeling hebben v5or haar dienaren in de zending en in den eigen kring.

De vraag is echter: Mag bij een kleine taak het traktement zóó laag zijn, dat de dienaar daarvan alleen zélf en niet met een gezin zal kunnen bestaan? En in de tweede plaats is zoo'n dienst op een bepaalden datum weer te beëindigen?

M.i. ja! Daarvoor is het dan een hulp-predikantsplaats. Net zoo min als een kerk die hulpdiensten van een niet-of niet-meer-dienstdoenden predikant ontvangt, gebonden is hem èn zij ft gezin „van het evangelie te laten leven".

Wel lijkt het mij billijk, als een hulppredikant voor onbepaalden termijn wordt in dienst genomen, dat een eventueele wachtgeldregeling zijn positie versterke. Maar dat zijn bijzaken, die altijd te regelen zijn.

Zoo zie ik misschien nog een mogelijkheid, waarbij èn de kerken èn de candidaten gebaat zijn.

De kerken: a. omdat ze, als de nood nog niet zoo zeer dringt, dat een nieuwe predikantsplaats kan of móét worden gesticht, van dezen hulpdienst gebruik makende, ook in den vaak zoo moeilijken groeitijd voor voldoende bearbeiding kunnen zorg dragen; b. omdat de kerk, die straks zoo'n (hulp) predikant beroept, iemand ontvangt, die niet alleen theoretische maar ook praktische ervaring heeft opgedaan, wat zeker ook ten goede zal komen aan zijn dienst in een gewone predikantsplaats.

Maar dan ook de candidaten: a. omdat hmi het martelend wachten op een beroep wordt bespaard, b. omdat zij in dienst van hun Koning arbeito mogen, c. omdat zij financieel althans voor zieh zelf geen nood hebben, d. omdat hun hier een weg naar en niet van het ambt af wordt geboden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1931

De Reformatie | 8 Pagina's