GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kwestie-Ubbink.

„De Heraut" komt nog eens op de zaak terug, thans meer in bizonderen zin sprekend over de vraag van liet al of niet geoorloofd-zijn der publicatie, en over de kerkrechtelijke vraag, voorzoover in geding gebracht. Het blad wijst op

Art 53 onzer Kerkenorde, waar staat, dat de predikanten, die weigeren de belijdenisschriften te onderteekenen, de facto in hunnen dienst geschorst zullen worden door den Kerkeraad of Classis. Ook het onderteekeningsformulier van de predikanten sluit dit recht van schorsing, niet alleen door den Kerkeraad maar ook door de Classis, uitdrukkelijk in en Dr Ubbink zelf heeft, door dit onderteekeningsformulier te onderteekenen, dit recht erkend en zich daaraan onderworpen.

Dit tast het recht der plaatselijke kerk niet aan:

want de plaatselijke kerk heeft in haar geloofsbrief aan hare deputaten meegegeven beloofd, de besluiten door de meerderheid genomen voor bondig te houden en uit te voeren, mits deze niet in strijd zijn naar haar oordeel met Gods Woord ol de Kerkenorde. Het is dus een vrijwillige verbintenis, door de plaatselijke kerk zelf aangegaan, en "in geval van bezwaar staat het recht van appèl op een nog meerdere vergadering haar open.

Moest Dr Ubbink de kerkeraadsvergadering in kwestie zelf leiden? Neen, zegt het blad:

Door de schorsing zelf wordt een predikant in al zijn functies geschorst, niet alleen om het Woord en de Sacramenten te bedienen, maar ook in alle andere functies hem opgedragen. En zelfs indien men de schorsing door de Classis nog twijfelachtig zou achten, zoolang de Kerkeraad zich daannede niet vereenigd had, ook dan kon Dr Ubbink, die in staat van beschuldiging was, niet zelf de vergadering leiden, die daarover te oordeelen had. Volgens Art. 33 K.O. heeft zelfs een afgevaardigde naar een meerdere vergadering geen recht van keurstem in zaken, die zijn eigen persoon aangaan.

Inzake de rechtmatigheid der publicatie deelt het blad de opinie, door ons, en later door Ds Rietberg en Dr Dijk en anderen, geuit; wij citeerden daaruit reeds. „De Heraut" voegt er nog iets aan toe:

Dr Ubbink zelf heeft in zijn boek op deze zoogenaamde uitnoodiging zich niet beroepen, maar veeleer op het besluit der Leeuwarder Synode om ten opzichte van enkele artikelen onzer Confessie een nadere uitwerking te overwegen. Als een proeve van zulk een nieuwe belijdenisformuleering diende zich dan ook zijn boek aan. Dat deze proeve echter allerminst beantwoordde aan hetgeen de Leeuwarder Synode aan haar Deputaten opdroeg, hebben we bij de bespreking van deze proeve aangetoond. En bovendien ontheft zulk een opdracht, die de Synode niet aan Dr Ubbink maar aan hare deputaten gaf, iemand nooit van zijn verantwoordelijkheid voor wat hij schrijft.

In het Maandschrift „Het Ouderlingenblad" begint Prof. Dr G. Ch. Aalders een reeks over het boek. Sprekende over het ook door „De Heraut" aangeraakte vraagstuk (zie boven) merkt Prof. Aalders, die eerbied heeft voor de rondborstigheid van Dr Ubbink, wien alle machinaties vreemd zijn, toch op:

Dr Ubbink heeft hierover geen oogenblik in twijfel kunnen verkeeren, dat de bindende kracht van het door hem onderschreven onderteekeningsformulier door den wensch, door de Synode van Assen in haar antwoord aan hem te kennen gegeven (art. 398), niet werd opgeheven of ook maar in het allerminste verzwakt. En daarom, nog eens, wij blijven er ons over verwonderen, dat een diepernstig man als Dr Ubbink handelen kon als hij gehandeld heeft. Een verklaring daarvoor weten wij niet. Maar wij zien het als een symptoom van de verwarring der geesten, die op godsdienstig en kerkelijk gebied zich in de laatste jaren vertoont, en waardoor de oogen schijnen gesloten te raken voor allereenvoudigste en voor de hand liggende dingen, terwijl men zich in allerlei zware problemen verliest.

Ds H. J. Heida citeert in zijn vervolgartikel enkele frappante coupures uit het boek, en concludeert:

Dat de Gereformeerde Kerken en deze zich binnen haar muren zich openbarende geesten elkaar nooit zullen verstaan, is duidelijk.

Deze geesten, hoezeer zij ook het intellectualisme in de Kerk zeggen te bestrijden, onderwerpen Schrift en Kerk beiden aan een evolutionaire, met wijsgeerig Pantheïsme doordrenkte wereld-en levensbeschouwing.

De taal moge mystiek klinken en daardoor menigeen misleiden, zij is intellectualistisch van het begin tot het einde.

Dat komt o.a. in de gemakkelijk gestelde overgangen tusschen eeuwigheid en tijd, God en wereld.

Evenzoo:

Hiermede wordt de onderscheidenheid tusschen God en de wereld in hare bestemming uitgewischt.

Ook:

Ontwijfelbaar is, dat bij al het dwepen mét de vervlochtenheid van het goddelijke en het menschelijke, het onderscheid tusschen de Heilige Schrift en de alledaagsche gewone geschriften der menschen in beginsel wordt opgeheven en tevens de Kerk als Instituut grondig wordt ondermijnd.

Geen wonder, dat Roel Houwink in „Eenheid" het boek met ingenomenheid begroet. Groet. Maar dan ook niet meer dan dit: Men leze:

Wij hopen, dat het onwaardig schouwspel der zaak Geelkerken dezen man zal worden bespaard, en dat zij, die in deze dingen de leiding hebben, beseffen, dat het "hier om oneindig meer dan om een of ander seotarisme gaat.

Daar kan Roel Houwink wel gerust op wezen. Deze wensch wordt, is reeds, vervuld.

Merkwaardig om haar naïveteit en haar theologisch, zelfs cultuurhistorisch, misverstand, is nog volgende uitlating:

Men kan trouwens door Assen gewaarschuwd zijn. Wat zich aankondigt in Dr Ubbink's boek is de toekomst van het Calvinisme, zijn mogelijkheid het geloof in Christus te behouden voor een uit haar voegen geslagen wereld; nieuwe geslachten, die verdoold zijn in duister en twijfel, terug te voeren tot de bron van alle licht. Daartoe zal een Chineesche muur van tot subjectivisme verstarde vroomheid tot den laatsten steen toe moeten worden afgebroken.

Hier wordt o.i. wit zwart genoemd, en de volle zee de kvist, en het eigene het vreemde.

Een uitvoerige bespreking geeft ook het roomschkatholieke tijdschrift „Studiën". De recensent (J. Kroon, Maastricht) schrijft o.m.:

Nog meer bevreemdt ons een ander bezwaar van 1 Dr U. tegen de beide rapporten in kwestie. We hebben, 1 zoo zegt hij, ook nog zoo iets als een ongeschreven ^ Belijdenis, een soort geloof der gemeente en spreken 1 van haar als van een gevoelen, dat tegenwoordig over „ het algemeen in de kerken leeft of als van iets, dat (. onder ons volkomen zekerheid heeft. Met deze ongeschreven Belijdenis, zoo klaagt hij, houden de rapporten niet voldoende rekening.

Het antwoord op deze klacht kan slechts zijn, dat die rapporten groot gelijk hebben! Immer|S wat is j feitelijk die ongeschreven Belijdenis, die thans in de ^ Kerken leeft? Een chaos van tegenstrijdige meeningen over den zin der Belijdenis, welke zelfs de be-voegde deskundigen verschillend verklaren en waar.omtrent onder de gemeenteleden niets dan verwarring, ' onklaarheid, vaagheid en onzekerheid heersoht, zoodat van „volkomen zekerheid onder ons" bezwaarlijk . sprake kan zijn. Een ongeschreven Belijdenis derhalve, , die in werkelijkheid niet bestaat.

Schrijver spreekt ook over het

door Dr Ubbink zoo nadrukkelijk opgedrongen onderscheid tusschen het Woord Gods als goddelijk bestanddeel en de Schrift als menschelijke feilbaj-e „veruitwendiging" van Gods Woord

en noemt dit

een onderscheid, dat enkel op een fundament van begrippenverwarring steunt.

De door ons met de stukken aangewezen fout in het ; historisch overzicht van Dr Ubbink wordt met andere , klakkeloos geloofd. Sprekend over het door Dr U. geheel verkeerd geciteerde Rapport over den uitbouw der belijdenis en over het andere, zegt de roomsche recensent (op gezag van Dr U.):

beide ontwerpen houden In en veronderstellen, dat de Kerk in zake de Heilige Schrift uitmaken kan, wat waarheid is en dat zij derhalve in de bestaande verwarring maar eens haar gezag moest laten gelden. Dr U. noemt dit een hartsteek in het hart der Reformatie, een volkomen ongedaan maken van haar wereldhervormend werk, een afglijding naar Rome. Het zij zoo. Ons herinnert de ernstige en oprecht-gemeende conclusie der beide rapporten aan de oude spreuk, dat voor de anima naturaliter Christiana alle wegen, zij het ook langs kronkelpaden, op den duur naar Rome leiden.

„Den Filistijnen op den schouder vliegen."

Docent G. Wisse schrijft in „De Wekker":

Mannen broeders, laten we van nu voortaan zuinig zijn met niet beslist noodzakelijke bestrijding vad elkaar, maar laten we saam de Filistijnen op den schouder vliegen.

Prachtig! De armen der Gereformeerde Kerken staan voor eiken wederkeerende open. Confereeren kan, desverlangd, óók.

Communisten-atheïsten hebben aangekondigd, dat in 1933 de eindbeslissing komt over het heele Christendom. Te wapen dan. Men vinde ons in versterkte e Z burchten. En als 't moet, sterven in het harnas; maar aan' den arbeid. Ik ga in de kracht Gods. weer aan den gang.

Prachtig, prachtig. Vóór 1933: nog net tijd, om de Ko Cock-feesten te vereenigen in actueelen wederkeer (lö3i). Of denkt de geachte schrijver, dat gescheiden-fee^'stvieren hier boven niet als strijd wordt „ervaren", vergeef den term? We wachten hoopvol. Want als de vereeniging niet gauw komt, dan worden de communisten net zoo nuchter, als wij het meenen te zijn, wanneer wij beginnen te lezen:

Als men Christus en het Evangelie zoo goddeloos, schaamteloos en dom ook, aantast, dan mocht men zeker toch wel denken, dat die ongeloovigen nu goed wisten hoe 't wèl was. Want m.i. hebt ge geen goed recht van spreken anders. En wat is 't geval? Jezus heeft nooit bestaan, zegt men, maar de verklaring van het Evangelie en zijn inhoud dan? O, als 't daarop aankomt, dan staan al die ongeloofsscholen als in vuur en vlam tegen....... elkaar.

en dan vervolgens, „De Wekker" wegleggend, concludeeren: op dezelfde manier kunnen de communisten hetoogen, dat dat heele christendom, en vooral dat gereformeerde christendom, „geen goed recht van spreken heeft". Laat de geachte schrijver daarom óók aan dit te verwachten verwijt der „Filistijnen" denken, als hij schrijft:

Zoolang ik nog adem hebbe, zal ik het, waar men mij roept en waar ik kan (allereerst op mijn catheder en voorts waar maar menschen hooren kunnen) de ongeloofsaanvallen ten deze met alle gegevens, die me ten dienste staan, afweren.

Het is tijd: voor 1933, staat er. En ik denk aan de vraag, die „Geref. Kbl. Drente en Overijsel" stelt aan Ds Bijleveld, Chr. Geref. pred., naar aanleiding van diens via Ds Boeijinga hier geciteerde catechisatielessen ter zake van de Gereformeerde Kerken:

Houdt het dan nooit eens op? zouden we willen vragen. Verbiedt de wet des Heeren dit niet in het negende gebod?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's