GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het chiliasme op de synode van Franeker (1863).

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het chiliasme op de synode van Franeker (1863).

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Reeds herinnerden we met een enkel woord aan de uitspraak, die de voormalige Chr. Geref. Kerk in synode te Franeker (1863) gedaan had. Het kan zijn nut hebben, die uitspraak hier af te drukken en van het verloop der dingen iets mede te deelen. We ontleenen onze gegevens aan de officiëele Handelingen der synode (Amsterdam, Groenendijk, 1863).

Op de agenda dezer synode kwam onder art. 43 dit punt voor: „De synode bepa 1 e of de leer van Jezus' persoonlijke wederkomst, om duizend jaren op aarde te regeren, de leer is der Gereformeerde Kerk al dan niet, of ook daartegen strijdt".

Blijkens art. 16 van de Handelingen gaven, nadat dit punt in behandeling was genomen, eerst de afgevaardigden van Noord-Holland enkele toelichtingen ; tevens werd een brief van een lid der Amsterdamsche gemeente te dezer zake voorgelezen. De Handelingen melden dan het volgende:

„De Vergadering neemt deze zaak in ernstige overweging, en aan het einde der discussiën worden twee voorstellen voorgelezen, waarover gestemd wordt, en bleek het bij de opneming der stemmen, dat de stemmen staakten". •

Hieruit wordt men nog niet veel wijzer. Dat evenwel o-ver de zaak zelf geen onzekerheid bestond, blijkt uit wat onmiddellijk hierop volgt: „... doch bij eene herstemming werd het volgende voorstel als besluit der Vergadering, met groot© meerderheid van stemmen aangenomen; dat voorstel luidt:

Omtrent het verlangen in Art. 43 der Agenda uitgedmkt, oordeelt d© Synode dat onze formulieren van e enigheid zich duid el ij k verklaren, en dat het gevoelen, van de leer der wederkomst des Zaligmakers om duizend jaren zigtbaar en ligchamelijk op aarde te regeren, geen leer der Gereformeerde Kerk is, maar daartegen, zoowel als tegen Gods Woord, strijdt, waarom het niemand toegelaten wordt dat gevoelen te leeren of t© verbreiden".

Dit is dus het met groote meerderheid aangenomen voorstel.

„Het ander© voorstel", aldus de Handeliagen, „dat mede in stemming is gebragt, luidde:

De Synode verklaart dat de leer van Christus' ligchamelijke wederkomst, om duizend jaren op aarde te regeren, niet is de leer der Gereformeerde Kerk in Nederland, maar met de belijdenisschriften dier Kerk in strijd is".

Vergelijking der beide in stemming gebrachte voorstellen doet zien, dat het aangenomene zich nog sterker uitspreekt dan het andere.

Men heeft in de discussies, die om het gevalds Berkhoff zich bewogen, zich vastgeklemd aan de letter van het aangenomen besluit, met nam© op de formule, dat Christus zou wederkomen „om duizend jaren zigtbaar en ligchamelijk op aarde te regeren", en getracht, daarmee te bewijzen, dat slechts een bepaalde vorm van chiliasme zou zijn veroordeeld; met wat passen en meten kan men dan het besluit wel zóó uitleggen, dat juist de in geding zijnde'„vorm" van chiliasme aan d© mazen van het synodale net ontkomt (men vergeve de gevaarlijke beeldspraak). Hiertegenover valt evenwel op twee dingen te wijzen:

a) op den gang van zaken tijdens de discussie: het schijnt, dat niet zoozeer de eene formuleering van het chiliastisch gevoelen tegen de andere op-gewogen is, als wel de strengere veroordeeling tegen d© slappere;

b) op de inleidende clausule van het aangenomen besluit; immers, daardoor wordt positie genomen in de aanwezig© verklaring der formulieren van. ©enigheid, die — terecht — als genoegzaam duidelijk wordt aangemerkt. Dit is dus een al geme en e uitspraak, welke ook aiidere „vormen" van chiliasme als in strijd met de formulieren afwijst.

Toen het besluit gevallen was, keerde de vrede evenwel nog niet dadelijk terug. Ds H. Joffers, die het meer dan eens met de meerderheid niet eens was (en op deze zelfde synode publiek een afkeuring van zijn gedrag te hooren kreeg) liet „protest aanteekenen tegen de herstemming, omdat Z. Eerw. door het lot beslissing over die twee voorstellen verlangde".

Van meer belang, vooral voor de beoordeeling van de houding der later ontstane Chr. Geref. Kerk (geval-Berkhoff), is volgend bericht uit de Handelingen :

„Ook protesteren D.D. J. F. Bulens, D. Breukelaar en Ouderling G. J. Hendriks tegen dit besluit en de wijze van handelen zooals die geschied is. Deze broeders zullen morgenochtend hunne protesten inleveren".

We zoeken nu in de Handelingen van „morgenochtend". Daar komt allereerst ds Joffers' protest aan de orde. Blijkbaar (want de Handelingen verwijzen weer naar het besluit inzake het chiliasme) heeft hij zijn protest inzake het besluit van den vorigen middag schriftelijk ingediend. Men besloot evenwel, „het niet in de notulen op te nemen, omdat er beledigende uitdrukkingen tegen de Vergadering in voorkomen".

De morgenzitting werd toen verder aan andere dingen besteed; en eerst 's middags werd het pro^ test der andere drie bezwaarden ingediend. Het luidt als volgt:

„De ondergeteefcenden, hoewel niet vereenigd met het gevoelen van Jezus' ligchamelijke wederkomst op aarde om duizend jaren te regeren, verklaren evenwel te moeten protesteren tegen bovengenoemd be-

sluit, daar zij niet kunnen zien, dat dit gevoelen de hoofdwaarheden der Gereformeerde leer omverwerpt, noch daarmede in strijd is, en bijgevolg naar , hunne overtuiging eene ondergeschikte zaak is, niet behoorende tot die, welke inbreuk maken op de regelmaat des geloofs, maar meer tot de verklaf ring der profetiën moet worden gerekend. Waarom zij vreezen, dat dit besluit, in betrekking tot de kerkelijke tucht, tot eene verkeerde toepassing aanleiding zou kunnen geven.

(was get.) J. F. Bulens, D. Breuk«laar, G. .1. Hendriks".

We veroorlooven ons weer enkele kantteeke^ ningen :

a) de hier gegeven algemeen© omschrijving van het chiliastisch gevoelen (in verband gebracht met het aangenomen besluit) bevestigt de hierboven gegeven opvatting omtrent de draagwijdte der formuleering van dit gevoelen in de beide in stemming gebrachte voorstellen,

b) dit protest tast niet de synodale uitspraak zelf aan (volgens welke het chiliasme in strijd is met de belijdenis), doch houdt zich bezig met de „hoofdwaarheden der Gereformeerde leer";

c) het brengt bedenkingen tegen het aangenomen' besluit in, niet zoozeer uit principieel© overwegingen, als wel omdat gevreesd wordt, dat het in de practijk (kerkelijke behandeling van voorstanders van chiliastische gevoelens) moeilijkheden opleveren zal.

Wat natuurlijk weer iets anders is.

In elk geval is duidelijk, dat de tegenwoordige Chr. Geref. Kerk in het geval van ds Berkhoff den wagen der „vaderen" weer achteruit geduwd beeft. Want de synode van Franeker heeft dit protest naast zich neergelegd en heeft haar met groote meerderheid genomen besluit zonder meer gehandhaafd. (Die van Amsterdam deed evenzoo; zie hieronder.)

Men versta ons niet mis.

Wij beweren heusch niet, dat de synode van Franeker onfeilbaar was. Evenmin dus, dat een synode van thans zich gebonden achten moet aam wat daar besloten is.

Het is er ons alleen om te doen, uit dit voorval opnieuw te demonstreeren, dat de huidige Chr. Geref. penvoerders den vrede onder de gereformeerde belijders in Nederland telkens tegenstaan. Hebben ze zelf geen directe moeilijkheden (bovengrondsche!) dan wordt met „de vaderen" geschermd, om ach en wee te roepen over anderen. Zoodra zij evenwel zélf voor een penibele kwestie geplaatst worden, laten zij de besluiten der vaderen rustig vooT wat ze zijn, en wringen zich in allerlei bochten.

Niet dit laatst© is weerzinwekkend. Wel het eerste.

En het geheel is een manifestatie , van het ooTr deel, dat komt over de schismatieke daad. „Omdat niet aanstonds het oordeel over de booze (sectch, vormende) daad komt, daarom is het. hart des menschen in hen vol, om (schismatiek) kwaad te te doen". Dat is een bijbeltekst, niet gevarieerd^ maar geconcretiseerd; Saumur schreef er eens een vrij goede preek over. K. S^.

Het chiliasme en de Schotsche afgevaardigden ter synode van Franeker.

Onze mededeelingen inzake het chiliasme en de Franeker synode kunnen nog worden aangevuld. Het bovenstaande artikeltje deed verslag van eigen besluiten der synode. Maar zij heeft meer gedaan dan zelf positie kiezen. Zij heeft ook eens geïnformeerd naar het gevoelen der Schotsche Kerk te dezer zake. In de 20e sessie werden namens de synode (art. 137) aan de Schotsche afgevaardigden Dr Thomson en Somerville enkele vragen gesteld, o.m. deze:

„Wat denkt uwe Kerk van het duizendjarige rijk? "

De Handelingen berichten:

„Dr Somerville antwoord daarop, dat er slechts een drietal Leeraren in hunne Kerk gevonden woirdt, dat de ligchamelijke wederkomst van Christus, om op aarde te regeren, Leeraart.

Z.Ew. even-ys^el denkt, dat het te zeer vernederend zou wezen voor den Christus, om uit Zijn heerlijkheid en luister weder op deze aarde en in deze koude en natte admosfeer terug te keeren en naar Palestina te gaan.

Dr Thomson voegt hieraan toe, dat hunne Kerk dit gevoelen noch in Leeraren noch in leden kerkelijk straft".

Men ziet: veel licht gaf Schotland niet. Zelfs is Dr Somerville's gevoelen inzalcè die „natte at(d)mosfeer" bijna komisch, en van ver strekkende consequenties voor de constructies der mogelijkheden eener nieuwe aarde. Het blijkt, dat Schotland in dien tijd niet voor concrete moeilijkheden inzake het chiliasme geplaatst werd. Meer dan aneodoitisch© waarde heeft de improvisatie der Schotten dan ook niet. Op één punt evenwel wordt getast in goede richting: vaag en onduidelijk nog schemert toch reeds de groote waarheid voor oogen, dat de chiliastische constructies den opwaartschen gang van Christus' heerschappij en van het proces der heilshistorie breken. De exegese der profetie mag zich nimmer losmaken van wat geloovige theologie (ook dogmatisch, ook inzake d© openbaringsgeschiedenis) heeft gevonden. Exegese , ©n dogmatiek zijn niet uit elkaar te rukken. Ds Berkhoff klaagt wel af en toe erover, dat „zijn opponenten" de profetieën bezien in het licht van vooropgestelde meeningen. Inderdaad, daaraan ontkomt geen mensch, hij zelf wel allerminst. Biblicistische droomen moest hij maar niet droomen willen. Want op die manier loochent hij vrijwel alle recht der kerk om belijdenisschriften te schrijven. Niet alleen zijn chiliasme zelf, doch ook DERGELIJKE onverstandige afweer-artikeltjes tegen „zijn opponenten" bewijzen de aanwezigheid van ongereformeerde tendenzen bij hem. Zulke „bezwaren" demonstreeren feitelijk door hun ondoordachtheid nog veel meer de onrijpheid en het ongereformeerd-gewonnen karakter zijner theologische constructies dan de exegetische struikelingen, die hem tot chiliastische denkbeelden voeren.

De synode van Franeker heeft, na het Schotsche antwoord, geen woord meer over het chiliasme gesproken. Het genomen besluit bleef dus van kracht.

K. S.

Het chiliasme en de synode van Amsterdam (1866).

De historie van Franeker had nog een vervolg. De Agenda der synode van 1866 te Amsterdam behelzen n.l. onder art. 6 het volgende punt: „De Synode kom e terug op Art. 16 der Synode van 1863, en doe dat Art. deze verandering ondergaan, dat de leer van Jezus ligchamelijke wederkomst op aard© aan ieders persoonlijk gevoelen worde overgelaten, maar dat niemand het der Gemeenten als leer der Kerk mag voorstellen; of verklare in hoeverre die leer in strijd is met de leer der Gereformeerde Kerk".

Uit art. 37 blijkt, dat uit Friesland, Noord-Brabant en Zuid-Holland bezwaren tegen het besluit van 1868 gerezen waren.

De synode heeft na prae-advies van Dr van Kaalt© en van de toenmalige Kamper docenten breed over de zaak gediscussieerd. Het bleek, dat het bezwaar niet den dogmatischen inhoud der anti-chiliastische uitspraak van 1863 betrof, doch (art. 41) de kerkrechtelijke consequenties: „een groot deel der Vergadering" was „bevreesd, dat dit artikel tot ©ene verkeerde toepassing der oensure aanleiding zou kunnen geven, waarom men eene nadere verklaring er van begeerde".

Over de vraag, „of de Vergadering een© nad©re verklaring van dat artikel (van 1863) begeerde, of niet", staakten de stemm©n. Daarna lezen we: „Dewijl de stemmen staakten, zoo oordeelt de Vergadering voor d© behandeling van dat punt niet rijp te zijn, en gaat over ter bespreking van art. 7 der Agenda. De Scriba en ander© leden der Vergadering verklaren, dat zij, nu er geen nadere bepaling van dat artikel gegeven wo^rdt, zich gedrongen gevoelen, om tegen den inhoud ervan te protesteeren". Dit pro-test luidde als volgt (art. 46):

„PROTEST.

De ondergeteefcenden gevoelen zich gedrongen, nu aan art. 16 der Synode van Franeker volgens humie begeerte geene nadere verklaring is gegeven, om zich aan te sluiten aan het reeds in de synode van 1863 door Ds Bulens c.s. ingediende protest, omdat ook volgens hunne meening, door het gevoelen van de ligchamelijke wederkomst van Christus geene der hoofdwaarheden der gereformeerde leer worden omvergeworpen; als zoodanig geene inbreuk op de regelmaat des geloofs wordt gemaakt; en dat toch de opvatting van het artikel zoo als het daar ligt, tot ©ene verkeerde toepassing der kerkelijke tucht aanleiding zou kunnen geven".

Dit protest was onderteekend: W. H. Dosker, J. H. Kreulen, W. H. Gispen, J. W. te Bokkel, J. H. Donner; A. G. de W: aal, F. Nugteren, H. C Schmitz.

Tevens was een verklaring, onderteekend J. F. Bulens, aanwezig, behelzende betuiging van instemming met dit protest. Deze erkende, dat art. 16 van Franeker van kracht bleef, maar verklaarde, „dat hij in zijn gemoed bezwaard zou zijn, indien hij de kerkelijke tucht moest toepassen op broeders, die hoewel in leer en leven onberispelijk zijnde, evenwel het gevoelen van de persoonHjk© toekomst van Christus op aarde, vóór het eindoordeel, waren toegedaan".

Docent Brummelkamp verzocht nog aan te teekenen, „dat hij heeft geadviseerd ter verandering van art. 16 der synode van Franeker 1863, daar hij er zich steeds over bezwaard gevoeld heeft, dit ten jare 1863 niet reeds te hebben gedaan". Het verdient opmerking:

a) dat al deze protesten niet den dogmatischen inhoud van 1863 raken, doch slechts de moeihjke kerkrechtelijke behandeling van chiliasten;

b) dat onaangevochten bhjft d© bewering, dat de b e 1 ij d e n i s het chiliasme niet met zich vereenigen laat;

c) dat de vraag, of de confessie misschien te veel vastlegt, een aparte kwestie is, maar dat vrijwillige aanvaarding der belijdenis wel degelijk het eenmaal daarin vastgelegde aanvaardt, en dat deze aanvaarding, zoowel volgens beide synoden als volgens bezwaarden, feitelijk het chiliasme uitsluit;

d) dat de synode van Amsterdam 1866 de protesten heeft laten liggen en de besluiten van Fra­ neker gehandhaafd.

K.. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 1932

De Reformatie | 4 Pagina's

Het chiliasme op de synode van Franeker (1863).

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 1932

De Reformatie | 4 Pagina's