GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voorstellen inzake den kerkdijken liederenschai. (I.)

Er komt werk aan den winkel: de deputaten, die aangewezen zijn om vóór de e.k. synode voorstellen te doen inzake de uitbreiding van den bundel „Eenige Gezangen", zij'n met hun arbeid gereed gekomen en hebben hun rapport aan d© kerken voorgelegd. Het bevat niet alleen voorstellen betreffend© di© gezangen, maar ook concepten van ©en orde van den ©eredienst.

Dat wij ons zeer verheugen over het vermoedelijk nu dichterbij komen van nog eenige gezangen, behoeven we niet extra te vermelden. Tegen het zingen van „gezangen", indien deze zich op normale wij'ze laten verbindeai met het geheel van den gereformeerden ©eredienst, is niets in te brengen; wij hebben daar lang genoeg Prof, Lindeboom op laten wachten; en we verblijden ons ten zeerste erover, indien deze het nog beleven mag, dat op Kerstfeest Gods Woord uit Lucas 2:14 in de kerk door hem mag worden meegezongen. Over het „vraagstuk" als zoodanig is al zoo vaak en, zoo uitvoerig geschreven, dat het geen zin heeft, hier opnieuw de zaak van het zingen van gezangen zelf t© gaan b©pl©iten. Trouwens, het is niet noodig: veral in Nederland zingt men gezangen boven de psalmen, — tot bij de oud-, en ouder-, en oudst-„gereformeerden" toe; en, zooals „d©(n) dichter zoo komt te zeggen": tis in het aantal niet gelegen. Wi© principiëele bezwaren heeft, moet élk aantal, hoe gering ook, verwerpen. D'at 1 ij k t dan tenminste nog wat op mannenwerk.

Vragen we ons nu af, wat de deputaten ons voorstellen, dan letten we op enkel© l©idende gedachten in het rapport.

Een der ©©rst© is d©z©, dat de deputaten verzen (liederen) van dichters uit den tegenwoordigen tijd vermeden hebben, doch zich in hun keuz© b©perkten tot producten van gestorvenen, wier liederen evenwel in onze kringen z©ker© b©kendh©id v©rwi©rven. Daarbij h©bb©n zij zich tot ©en regel gesteld, niet anders dan in strikte noodzaak aan het schaven en polij'sten te gaan. Terecht merk©n ze op, dat zoo iets haast niemand bevredigt, en zeer moeilijk is.

Inderdaad, dat is het. Het is zelfs de vraag, of, stel eens, dat het ni©t moeilij'k was, zulk een geschaaf en gepolijst wenschelijk zou zijn. Men dient hier t© onderscheiden tusschen oorspronkelij'ke verzen, zooals er hier verschillend© g©g©ven worden van Da Costa, ©n vertalingen, of bewerkingein. Men zou misschien geneigd zijn, te beweren, dat ten aanzien van de laatste althans ©enig© vrijheid geoorloofd was, omdat ©en bewerking zelf reeds 'altijd min of meer geweld doet aan het origineel; wie b, v, eenmaal het Luth©rlied heeft gezongen in zij'n ouden vorm, zal met wat ©r bij ons van gemaakt is, zoolang hij leeft nooit heelemaal meer vrede kunnen h©bb©n. Maar ondanks dat gevoel van onvrede zou toch een eigen nieuwe bewerking van het Lutherlied z©©r af te raden zijn. Wij staan tóch al voor het feit, straks, dat w© — als de voorstellen aanvaard worden — kerkboeken moeten drukken voor de gereformeerd© kerken apart; en als wij nu óók nog van algemeen bekende liederen eigen teksten gingen geven, waren we heelemaal ver-bizonder-d. En wij moeten het aan de and©r©n, di© nog steeds zich van ons at-wenden, niet al te moeilij'k maken, bij ons zich te voegen, en zich daar thuis te voeten.

Uit een oogpunt van auteursrecht niet alieeti dus, maar ook uit dat van de eenheid der geloovigen, welk© eenheid, voor wat ons betreft, niet moet gehinderd worden, meen ik, dat deputaten goed gezien hebben, door het aanbrengen van veranderingen in den tekst tot het uiterste te beperken.

Intusschen moeten we ons niet verhelen, dat we tengevolge van deze op zichzelf m.i. juiste gedragsbepaling nu noodzalcelij'kerwijs aangewezen worden op zangteksten, die zullen blijven stooten, en soms zelfs afstooten. Wanneer we het nu voorgestelde :

O hoofd bedekt met wonden E e r t ij d s gekroond met stralen Van meer dan aardschen (? ) gloed, Waarlangs nu druplen dalen! 'kBreng zeegnend u mijn groet!

vergelijken met het „origineel" i) (onze niet-duitsch lezende abonné's mogen het even vergeven):

O Haupt, sonst schön gezieret mit höchster Ehr und Zier, jetzt aber höchst schimpfieret, gegrüszest seist du mir!, —

dan kan men m.i. met de hoUandsche bewerking (zullen we maar zeggen) alleen vrede hebben uit een oogpunt van eerbied voor het gegevene en voor de gemeenschap. Anders zou ik zeggen: weg ermee; en dan heusch niet alleen om die „dalende druplen".

En evenzoo staat het met het 4e (hier laatste) couplet; het is een weergave van Paul Gerhardt's 9e (vijf zijn dus weggelaten):

Erscheine mir zuni Schilde, zum Trost in meinem Tod...

maar dat wordt nu in het nederlandsche product:

Verschijn (!) dan aan mijn sponde; Schenk laafnis in mijn nood!, —

een gedachte, die de grens van de overtreding van het eerste gebod, dat .Jesulatrie tot afgoderg" stempelt, en van het tweede, dat alle „religieuze" erotiek verbiedt, nadert. Waartegenover echter weer staat, dat Gerhardt's valsch gedachte verzen:

Da will ich nach dir blieken, da will ich glaubensvoU dich f est an mein Herz drücken...

hier in een gereformeerd gedachtenraam gebracht zijn;

'k Houd dan in stervenssmarte Den blik naar 't kruis gericht. En klem dat vast aan 't harte...

waarbij we ons maar vrij moeten maken van het „voorstellen".

Zoo ware moer te noemen.

Maar het heeft geen zin,

Mij'n bedoeling is niet, het gebodene af te breken, maar alleen er nuchter op te wij'zen, dat de gekozen werkmethode van zóó weinig mogelijk schaven aan het klassieke werk zulk© v©rliesposten o n V e r m ij' d e 1 ij k maakt.

Eén van beide: men moet het oude laten varen, èi het sterk polij'sten, óf het met een bezwaard gemoed laten staan, omdat de boven gegeven red© nen ertoe nopen. Men heeft het laatste standpunt gekozen; ik geloof, dat het juist is; ©n wil door d©ze enkel© voorbeelden te noemen, er slechts to© meewerken, dat het offer bewust gebracht wordt. Dan valt het offer g©makk©lij'ker.

Want — en dit punt is minstens even ernstig, zoo niet ernstiger — er zijn er meer dan alleen onze aesthetisch© of dogmatisch© vrienden, die ©en offer moeten brengen bij dit werkprincipe. Ook d© ©x©ge©t moet het doen. Men behoeft het zich niet te verhelen: wij zullen, als wij d©ze liederen invoeren, ook enkele dingen moeten zingen, die niet exegetisch te verantwoorden zijn. Of tekstcritisch.

Natuurlijk hebben deputaten dat gew©t©n; maar z© zullen ook hier bewust hun weg gegaan zijn.

Wanneer b.v. d© engelenzang hier wordt voorgesteld, dan weet tegenwoordig haast ieder, dat d© oude lezing: vrede op aarde, niet d© juist© is. Met de meesten honden wij vast aan de lezing, die tweedeelig is:

Heerlijkheid Gode in de hoogste hemelen, En op aarde vrede onder menschen des welbehagens.

Maar niettemin zou ik, zelfs na een preek over den engelenzang, waarin déze tekstlezing ten grondslag aan de preek gelegd was, toch bij gebrek aan beter, met aUe blij'dschap den bekeor den, ouden, mooien engelenzang laten zingen naai d© oud© statenvertahng. Immers: zingen is altg'd een compromis. Dat zal nooit anders worden, noch in kerkzang, noch in volkszang. D'it bedeak© men dan ook, bijvoorbeeld, als we hooren voorsteUen deze „berij'ming" van Jesaja 53 (Jonkbloet):

Uit foltring en gericht werd Hij der aard' ontdragen (Wie schildert zijn geslacht? ) en weggerukt Van 't land der levenden...

Men legge hier naast d© v©rtaling, die onder ons

^) Feitelijk is ook de Duitsche tekst geen origineel, doch bewerking van het Latijnsche: Salve caput cruen fatum. Maar ik vermoed, dat de HoUandsche bewerking de Duitsche heeft „bevverkt". Wij zijn nu eenmaal een klein land.

b.v. Prof. Ridderbos gegeven heeft, ©n zal weer ziea, dat de exegeet een offer heeft te brengen. De homileet-liturg (preeker) ook. Hij' zal misschien een enkelen keer bezwaar hebben tegen het opgeven van zulk een pas ingevoerd nieuw-oad vers na een preek over den tekst, die erin „berijmd" werd.

Maar als ik ook hierop wij's (ik onthoud me van verdere voorbeelden) dan heeft ook dat weer allerminst ten doel, stemming te maken tégen den bimdel. Het bedoelt alleen te helpen verhinderen, dat we in een zekere „stemming" hem zouden kiezen. Steimningen moeten heelemaal weg; offers moet men met bewustheid brengen, voorzoover ze noodig zijn. En ze zijn in dit verband noodig, a) omdat het zingen van nieuwe liederen noodig is, b) omdat deze enkele schaduwzijden de nadeelen - zijn van een op zichzelf goed systeem.

Men vergete trouwens daarbij nog drie dingen niet.

In de eerste plaats, dat in dezen zelfden bundel ook zeer veel mooie en treffende bewerkingen, van bijhelteksten te vinden zijn.

En in de tweede plaats, dat, indien we op uitzuivering van dergelijke vlekjes ? ; ouden willen wachten, we waarschijnlijk nooit aan het zingen van iets „nieuws" toe zouden komen. Inmiers: over de exegese zullen verschillende meeningen elkaar kunnen blijven bestrijden. Bovendien: als we maar eerst aan het zingen van nieuwe gezangen gewend zijn (en deze bundel is voor ons polderland zoo voorzichtig en tactvol gekozen, dat niemand ons zal kuimen beschuldigen, de „zwakken" erdoor in verzoeking te brengen tot het stichten van de zooveelste „ware kerk"), kunnen we later wel aan 't veranderen gaan.

En ten derde: de penibele staat van den prediker, die b.v. over den engelenzang of over Jesaja 53 anders gepreekt heeft, dan het kerklied „zingt", — die is er al lang. Die is er al tengevolge van onze psalm berijming. Daar zijn nu al de gevallen legio, waarin van den bijbeltekst afgeweken wordt, meer dan eens er vierkant tegen in gegaan wordt. In ons blad heb ik indertijd gO psalmen (de eerste 20, om niet van willekeurige keuze beschuldigd te worden) eens van nabij' bekeken, en ik kwam tot ontstellende resultaten. Deze artikelen zijn later opgenomen in mijn „Bij Dichters en Schriftgeleerden" („Onze Ptealmberij'ming"); , - Welnxi: ik kan dankbaar verklaren, dat de hier aangeboden liederen veel dichter bij den bijbeltekst staan (voorzoover ze dien berijmen), en ook veel mooier zijn, in doorsnee, dan onze psalmberijming het is.

Vat ik dan ook mijn indrukken aangaande het gebodene, zooals het daar ligt, saam, dan zou ik willen zeggen: indien men hier strenge critiek toepaste op het werk, niet der deputaten, doch der door hen geïntroduceerde poëten, dan zou er voor aanmerkingen stof te over zijn. Ten deele tref ik zelfs hier enkele teksten aan, waarop ik in een ander orgaan, nu al' jaren geleden, eens critiek geoefend heb. Maar wanneer ik toch de hier aangeboden liederen zoo als ze daar liggen zou willen aanvaarden, dan ben ik in al die jaren toch niet veranderd; want ook in het bovenbedoelde orgaan heb ik gezegd: liever dit, dan niets.

Ik acht het dan ook vruchteloos, lang te debatteeren over de befaamde „praealabele kwesties", die men hier bij getallen opwerpen kan. IClassiek werk, èf (desnoods, of zelfs graag, of zelfs bij voorkeur) nieuw werk? Bijbelwoorden of vrije teksten, of beide? Volgens de nieuwe vertaling, dan wel volgens de oude? Wjachten op een nieuwe vertaling, of maar vast beginnen? Een college van deputaten met enkel theologen, of een deputatenkring met ook litteratoren erin, benevens exegeten? Men kan al die praealabele kwesties nog eens gaan stellen; men kan op verschillende punten van een andere meening zijn, dan hier blijkt gevolgd te zijn. Men kan met mij van meening zijn, dat de synode goed gedaan zou hebben, indien zij óók niet-theolo'gen had benoemd in den deputatenkring: ik noem, voor de vuist weg (en zonder dus iemand te kwetsen, hoop ik, die minstens evenzeer in aanmerking zou moeten komen): dr Tazelaax, prof. Wille, drs. Luykenaar, Francken, den Heer C. Rijnsdo^rp, den Heer E. D'. J. de Jongh.

Maar wat helpt al dat gepraat over praealabele kwesties? Ze zitten ons doorgaans als graten in de keel. We hébben hier nu eenmaal wat; en wat we hebben rekent met de bestaande toestanden, brengt ons over de eerste moeilijke punten heen, over de groote „Braealabe Kwestie" zelf van zingen-of-niet-zingen; en geeft voorts aan later komenden gelegenheid genoeg tot polijsten, en vooral tot aanvullen. Er is veel' bezig te groeien, ook de nieuwe bijbelvertaling. Op den duur zal dus de sfeer vanzelf leiden tot verbetering. Als we maar eerst over het doode punt heen zijn.

Als ik het wèl heb, dan is bij aanvaarding' van deze hederen meteen, voor zoover alüians enkele in aanmerking komende nieuwe geza'agen be-treft, beslist over het zinggen in een paar gevallen op „heele en halve noten". Onze lezers weten, hoe ik eronder sta: als dat maar niet is "wat we in Draitschland hebben, doch eenvoudiger, en gemakkelij'ker, dan zal het mij welkom zijn. Voorzoover ik kan beoordeelen (ik kan op de plaats, waar ik schrijf, de melodieën niet bereiken) zijn de melodieën gemakkelij'k. Dat lijkt me voor volkszang een eerste vereischte.

Tenslotte moge ik nog dit feitenmateriaal meedeelen.

Voorgesteld worden:

a) voor advent en kersttijd : (Jes. 9:5 (Da Costa); Jes. 35 (C. Mal'an); Hoe zal ik U on'tvangen (P. Gerhardt); de engel'enzang (Luc. 2:14). b) voor het Lijden van Christus : Jes. 53 (Jonkbloet); O hoofd bedekt met wonden; Is dat, is dat mijn Koning (J. Scharp); O, hoe duister, hoe ontzettend (Da Costa, zooal's iedereen al begrijpt); Jezus, uw verzoenend sterven (Rh. Feith); God, enkel lidit (C. F. D. Schubart).

c) voor Base hen : Halleluja, lof zij het Lam (Da Costa); U heihg Godslam loven wij (C. Malan); In den vroegen morgenstond (Da Costa). d) voor Hemelvaart: De dag der kroning is gekomen (Da Costa).

e) voor Pinksteren : Kom Schepper, Heiige Geest (bew. van Da Costa); Ja, de Trooster is gekomen (Da Costa); Den Zeven Geesten voor den troon (Da Costa).

f) enkele klassieke liederen: Te Deum (vert. J. J. L. ten Kate); Een vaste burcht, Lufherlied; Alle roem is uitgesloten (J. Scharp); Nooit kan 't geloof te veel verwachten (Van Alphen, A. Rutgers); Jezus is mijn toeverlaat (Louise van Brandenburg); Halleluja, eeuwig dank en eere.

Voor de bediening der sacramenten, voor h 11 we 1 ijk, en bevestiging van ambtsdragers geven deputaten geen liederen. Wat dit laatste betreft, daar zijn we (gegeven de soberheid van het toch maar kleine bundeltje') niet rouwig om. Hoe minder drakte er van menschen gemaakt wordt, hoe beter; het afschrikwekkende voorbeeld van Middelharnis (zie enkele weken geleden) is „baken in zee". Maar wat de andere der genoemde „gelegenheden" betreft, betreuren wij het gemis. Misschien had hier het advies van niet-theologen raad kunnen schaffen.

Volgende week nbg iets over dit rapport, hopen we.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 1932

De Reformatie | 6 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 1932

De Reformatie | 6 Pagina's