GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Prof. Van Rhijn over ons middelbaar onderwijs.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prof. Van Rhijn over ons middelbaar onderwijs.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds Meynen schrijft in „Dordtsche Kb." over een brochure van den ethischen hoogleeraar Dr M. v. Rhijn:

Hij teekent dan de geweldige debacle op allerlei gebied, die de oorlog heeft gebracht.

In dit verband schrijft bij ook over de jongens op "^ de middelbare christelijke scholen en zegt, dat de zaak waarom het gaat deze is, of het „in de toekomst mogelijk zal zijn, jonge menschen op deze inrichtingen van onderwijs persoonlijk met Christus in aanraking te brengen".

„Zoolang het op menige christelijke school nog zoo ! js, dat inen van een verouderde Bijbelbeschouwing uitgaat en met een stel onpersoonlijke, specifiek Gereformeerde of algemeen orthodoxe beginselen werkt, doet men beter een reeks van christelijke scholen te sluiten, en in neutrale om te zetten", „en het getal vermeerdert dergenen, die zich druk maken over de vraag, of de ezelin heeft gesproken, de zon heeft stilgestaan, «n de visch al dan niet het voorrecht heeft gehad den profeet te verleiden".

Zulk een wijze van voorstelling schijnt mij niet alleen een hoogleeraar onwaardig, maar tevens gevaarlijk.

Wat verstaat Prof. van Rhijn onder een verouderde bijbelbeschouwing enz.?

Gevoelt hij niet dat hij door zóó te spreken van het onderwijs aan christelijke inrichtingen, hun, die dat onderwijs geven, onrecht aandoet? en tevens dat, wanneer hij op deze wijze handelt over de vraag van de ezelin enz. zelf de jeugd naar het relativisme voert?

Want hi) raakt daarmee een cardinaal punt aan n.l. dat van de autoriteit der Heilige Schrift.

Stelt men in de Heilige Schrift allerlei mededeellngen dubieus, dan ontneemt men de jeugd de vaste grond onder de voet.

Ën wie waarlijk gelooft, dat Jezus Christus in het vleesch gekomen is, die zal met de andere mede-• deelingen der Schrift geen moeite hebben; want deze „verborgenheid der godzaligheid is groot" en eischt van ons de overgave desgeloofs.

Mij verbaast het altijd, dat men zoo telkens uitvaart tegen die slang, die ezelin, dien visch. Dat moest men toch eigenlijk maar aan Multatuli en Zaalberg overlaten. Want wie den bijbel kent, weet, dat deze wonderen er maar enkele zijn onder de tientallen. Het ware juister de kwestie zóó te stellen; of men den bijbel op zijn woord gelooft, In wat hij als historie meedeelt, ja dan neen. Men heeft het nog al eens over „enkele bizonderheden". Maar deze drie zijn ook slechts enkele „blzonderheden" In een heele lange reeks van bljbelsche wonderverhalen.

Adams „ribbe".

In „de Schatkamer" troffen we onderstaand, met A. L^kkien onderteekend artikel:

„Mijn ribbe is het beste been van mijn lichaam", zoo schertst C. H. Spurgeon in zijn vroeger zeer bekende „Praatjes van Jan Ploeger". Ik durf vermoeden, dat ..de populaire prediker nooit zijn concordantie heeft '"gebruikt om de beteekenis van Adams ribbe na te speuren.

In Gen. 2:21 en 22 staat voor ribbe het Hebreeuwsche woord t s e 1 a n g. Nog vier keer komt in de Statenvertaling het woord voor In 2 Samuel en een keer in Daniël. Maar in Samuel luidt de uitdrukking: , Hij sloeg hem aan de vijfde rib", eigenlijk: Hij sloeg • hem aan de vijfde", zoodat het woord rib daar cursief had moeten staan. En in Dan. 7:5 heeft het Chaldeesch - n g 11 n g o e n. Biykt dus, dat het woord tselang alleen iu Genesis door ribbe is vertaald. En in 1 Kon. 7:3 hij den tempelbouw.

Maar bij dien tempelbouw wordt in 1 Kon. 6:5 en 8 het woord tselang vertaald door z ij k a m e r, en evenzoo in Ez. 4:5, 6, 7, 8, 9, 11 en 26. De L. V. geeft daar overal vertrek, ook in 1 Kon. 7:3. Menge en Eiberfeld vertalen overal zijkamer. En toch vertalen allen in Gen. 2 het woord door ribbe. Hoe kan dat? Tusschen een ribbe, In letterlijke of afgeleide beteekenis, en een vertrek, een kamer, is geen enkel punt van overeenkomst, en het wordt dus zeer waarschijnlijk, dat de vertaling ribbe foutief is, en we ook in - Gen. 2 moeten lezen: amer, vertrek, en bij uitbreiding: lchaamsholte.

Zoowel Gen. 1:27 als Matth. 19:4 en Matth. 10:6 spreken van een schepping, niet van man en vrouw, maar mannelijk en vrouwelijk. Adam was oorspronke-, liJk bi-sexueel. Nu ontneemt God hem het vrouwelijke gedeelte van zijn lichaam, de „kamer" en bouwde daarvan de vrouw, de mannin, de is ja van den isj. 't Is jammer, dat onze Statenvertalers dat teekenende woord mannin niet overal voor Isja hebben gebruikt; onze taal zou dan een mooi woord rijker zijn geweest. Vrouw immers beteekent oorspronkelijk heerin, ook een woord, dat wij niet hebben.

We geven dit artikel door, niet omdat we het er mee eens zijn (die bl-sexueele Adam lijkt ons een al te groote mirakuloslteit), maar omdat het velen zal interesseeren te weten, hoe over deze kwestie gedacht wordt.

Eerlijkheid in de ziekenkamer.

Dr A. Edelkoort schrijft' in „De Schatkamer":

Dan is er nog een kwestie: de eerlijkheid In het ziekenvertrek. „Nergens moest men waarachtiger zijn dan bij het sterven en nergens wordt juist zooveel gelogen" (bl. 10). Hij wil, dat men den stervende ronduit zal zeggen, hoe het met hem staat, maar wie onzer durft dat, als de dokter het niet eerst gezegd heeft? De dominee moet niet voor dokter spelen! En mogen wij ronduit zeggen, hoe het met iemands ziel staat, enkel om het feit, dat wij het zoo denken? Veel beter lijkt mij, dat wdj thetlsch en positief het evangelie der twee wegen stellen en dan de rest aan Gods Geest overlaten. Maar dat wij het dan ook onomwonden en streng doen!

Tegen een nieuvire bijbelvertaling?

Dr Veltenaar is voor behoud van de Statenvertaling. Koppelt daaraan zelfs de kwestie van de uitbreiding van eenige gezangen vast. Ds F. v. Dijk schrijft hierover in „Zeeuwsch Kbl.":

De afkeer, die hij daardoor bij ons volk wekt voor de nieuwe vertaling van de Heilige Schrift lijkt mij hoogst gevaarlijk.

Niet alleen hierom, wijl de arbeid waaraan ook de meest betrouwbare Gereformeerde geleerden hun tijd en krachten geven als onnoodig en zelfs als een aanranding van 't zieleleven van ons volk wordt voorgesteld, „welks religieus leven voorwerpclijk en bevindelijk aan onze Statenvertaling gehecht" zou zijn.

Want dat geldt ten slotte alleen het vertrouwen in menschen, hoewel ze beter verdiend hebben. Maar het pleidooi voor het behoud van de Statenvertaling raakt 0.1. de eere Gods.

Deze eere, of we de leiding des Heiligen Geestes, waardoor de oorspronkelijke talen waarin de Heilige Schrift geschreven staat veel beter gekend worden dan voor driehonderd JEiar, verwaarloozen zullen en doen alsof God op dit gebied geen duidelijker licht schonk.

Deze eere, of we de voorzienigheid Gods, wsiardoor in deze 300 jaren tal van aan onze Staten-overzetters onbekende handschriften van Bijbelboeken uit de vergetelheid zijn opgediept, ongebruikt zullen laten en niet nagaan of het werk van menschen als Beza en Erasmus, die uit oude handschriften den aangenomen tekst hebben samengesteld, soms eenige verbetering van noode heeft.

Deze eere, of we den eeuwig blijvenden inhoud van Gods Woord, die dus voor alle tijden een levende, effectvolle, krachtige Inhoud wil zijn, vast zullen leggen in den onveranderden en onveranderlijken vorm van een zestiende-eeuwsch Nederlandsch, dat zeer zeker schoon is, een gouden klank heeft, maar dat niet meer leeft, en neiar woord en zinsbouw zoo zwaar is, dat vele stukken al meer ongelezen blijven. Het gaat om deze eere, of We om toch maar den „gongklank" van de Statenvertaling te kunnen behouden, den van leven brulsenden Inhoud des Bijbels zullen maken tot een historisch pronkstuk, of dat we dien levenden inhoud zetten zullen midden in ons huis, midden in de gemeente, midden in de wereld, en in een taal, die ai beeft ze desnoods wat minder goudklank, - dienen-kan tot een beter, verstaan..van de eeuwige heilsboodschap.

Ligt niet op iedere studeertafel van dominees een ander Grieksch Testament dan waarnaar de Statenvertaling is gemaakt?

Heeft trouwens nog één enkel Nederlander de onvervalschte Statenvertaling bij zich als hij naar de kerk gaat?

Aan het slot, met het oog op de nieuwe vertaling, die men bezig Is voor te bereiden:

M.i. is dit een arbeid, die meer tot eere Gods is, dan een pleidooi te voeren, dat er op uit loopt, dat om maar den gong klank van de taal te kunnen redden, de meerdere of mindere juistheid en verstaanbaarheid van de boodschap er niet zoo op aankomt.

Kommunistentaal.

Ds Scheele schrijft In „Zeeuwsch Kbl.":

In het concertgebouw te Amsterdam werd een vergadering gehouden door het Nationaal Verbond „Godsdienst, Gezin en Gezag".

Dit was den communisten een doom In het oog.

Een der sprekers ontving een communistisch schrijven; enkele zinnen vindt gij hieronder en deze zeggen genoeg.

„U en Uw pij-dragende broeders en paapsche demagoog Borromeus de Greve en zijn kornuiten zullen door de vloedgolf van het bolsjewisme worden weggevaagd. Vraag dan aan Uw God om hulp; hij zal U in den steek laten. Omdat hij maft of alleen In de fantasie van U en Uw paapsche bondgenooten bestaat om dergelijke parasieten een lekker lul leventje te bezorgen. Indien Uw stinkende kerken tot puin geschoten zijn, en Pastoors en Domino's de leugenachtige mond gesnoerd is, dan eerst zal de menschheid vrij zijn."

Consequent volkomen.

En wij Christenen? Zijn wij één in den strijd? Zien wij de groote lijnen of blijven wij bij het kleine staan?

Tot zoover Ds Scheele.

In antwoord op zijn laatste vraag, zij verwezen naar het permanente geklaag-zonder-grond, dat de kerkelijke verscheurdheid heeft gebracht over ons land. In de politiek heeft het zich uitgewerkt, en ziet men de gevolgen. In de verhouding tusschen de kefklnstituten zet het zich nog voort, en zien velen de gevolgen niet.

Vredes of vechtersbazen.

Het „Algemeen Weekblad" schrijft:

En natuurlik heb je wel eens gehoord van Kerk en Vrede, de vereniging van voorgangers en lidmaten der verschillende kerkgenootschappen, die menen, dat de kerk ook in de vredesbeweging haar duldelik aangegeven taak heeft: de strijd tegen de oorlog! Ik zal van deze vereniging geen kwaads zeggen; haar doel

is hoog en edel, er zit onder de leden veel Idealisme, maar toch — is het je wel eens opgevallen hoeveel van die leden echte vechtersbazen zijn? Zij kunnen niemand tegenkomen, die anders denkt dan zij, of ze vallen hem aan, met alle argumenten, die hun ter beschikking staan, en als ze hun „tegenstander" niet kunnen overtuigen, worden ze bitter, soms scherp. Zij zijn meer opposanten tegen de oorlog dan propagandisten voor de vrede.

Rusland en de „geneeskunde.

In „Stemmen des Tljds" schreef Dr H. W. de Groot (Zuidlaren) een interessant artikel over „De beteekenis van het Christendom voor de Geneeskunde". Onder meer komt daarin ter sprake het materialisme, en in verband daarmee de toestand in Rusland. We citeeren:

Met zedelijkheid en moraal wordt niet meer gerekend; de eenige geldige overweging is slechts: Hoe kan ik het beste aan de egoïstische neigingen van den mensch voldoen? !!. Eenerzijds zien we daarbij den mensch overgegeven aan zijn eigen teugellooze wenschen, wasir hij in de gelegenheid gesteld wordt door abortusopwekking en sterilisatie zijn lagere hartstochten bot te vieren, — anderzijds wordt hij daarbij gedegradeerd tot slachtoffer der wetenschap, waar hij als proefkonijn statistisch mee mag bewijzen, dat de natuur-zlch niet straffeloos laat schenden, zooals thans door de Russische medici moet worden verklaard. Hoevelen zouden er niet reeds zijn gevallen of verknoeid door Röntgensterilisatie en moedwillige abortus, gezwegen nog van de vaak imbecllle nakomelingschap der op dergelijke wijze mishandelde vrouwen? !

Oogenschijnlijk beheerscht hier de vrije mensch de stof, maar inderdaad wordt hijzelf, als hoogste prödukt van de materie, het meest beklagenswaardige slachtoffer van zijn stofvergoding.

De mensch wordt zelf de dupe van zijn egoïstische, door niets te remmen neigingen, want heeft de Staat, dat Conglomeraat van individuen, niet het recht de stof te vervonnen naar zijn inzicht? Bij het materialisme Is er geen principe, dat het individu beschermt tegenover machtsmisbruik van hoogerhand. De mensch is heer en meester en vraagt dus alleen naar datgene wat nuttig is voor den mensch en — daarbij zal het eene individu voor het andere, dat meer nut oplevert, moeten wijken. Een wasirdeloos burger of een lastig individu bezwaart slechts de gemeenschap en geen wonder dan ook, dat tegen hen maatregelen genomen worden. Personen met abnormale nelgingen en die dientengevolge gevaren opleveren voor volk en volksgezondheid worden op medische indicatie gesteriliseerd of gecastreerd en — aanklachten wegens moedwillige verminking zullen in Rusland wel weinig resultaat opleveren!

Terecht constateert de schrijver, dat het egoïsme overal doordringt, ook In de officiëele wetenschap en practijk, op dit terrein.

Kwestie-Ubbink ter Particuliere Synode.

In „Het Schild" wordt een artikel gepubliceerd met ettelijke onjuistheden Inzake de kwestie-Ubbink. Het orgaan doet al net zoo als de vele bladen, die Dr Ubblnk, ook in aperte onjuistheden ter zake van de Gereformeerde Kerken, geloofden, en die, 'hoewel met de stukken aangetoond werd, wat en waaróm èeri zakelijk bedoeidef mededeellng van Dr U. met de feiten streed, de onwaarheden maar lieten loopen. Men schaamt zich over het gemak, waai-mee ook de Chr. pers leugens kan drukken en — laten staan, al zijn ze achterhaald.

Meer hiervan niet. Amandl in „Westl. Kb." legt ook den vinger op een van de onjuistheden In dit artikel. Daarin werd geklaagd, dat al te vlug met Dr U. afgewerkt was (hoeveel is er niet gepraat? ), en geeft de schuld speciaal aan den voorzitter der Part. Syn. Amandi schrijft daar tegenover:

Ik was ook lid dier Synode.

Als er op den Praeses toen iets aan te merken was, dan zou het alleen zijn eer te groote voorkomendheid jegens Dr U., die het praesideeren haast onmogelijk maakte, dan het omgekeerde.

De Praeses had opdracht van de Synode Dr Ü) aan te bieden bedenktijd, althans als hij dien begeerde.

Een beslissend antwoord weigerde Dr U. te geven.

Toen heeft de Praeses zóó zijn opdracht opgevat, dat misschien wel tot tienmaal toe, hij hem dien „bedenktijd" aanbood; hem verzekerde, dat de Synode Dr U. wenschte te behouden; dat men het goede voor hem zocht, enz.

Met belde handen werd hem hedenktijd^aangcboden en daarmede gelegenheid zich te bezinnen,

„De Wekker^' tegen !Dr E. Dijk en Docent Wisse.

Docent Van der Schuit schrijft in , J)e Wekker":

Dat „De Reformatie" een blad is van veel dikke woorden, weet ieder. Dat dit blad den treurlgen moed heeft om „De Wekker" „onwaarachtigheid" te verwijten is profaan. Voor ieder, die voor de Heilige Schrift buigt, Is het woord „waarachtig" heilig.

De docent heeft niet goed gelezen; ik schreef, dat de Geref. pers de houding der Chr. Geref. leiders onwaarachtig noemde. Het woord was van Dr K. Dijk. Overigens wil Ik hiermee niet den „toom" van Doe. v. d. S. op Dr Dijk afwentelen, want Ik ben het hartelijk met hem eens en neem het duidelijke, behoorlijke woord nog eens over. Gelijk de vele uitlatingen in onze pers, die gelijkelijk over „De Wekker" oordeelen als Dr Dijk het deed.

Mag men het woord niet meer gebruiken? Komaan, het woord „onwaarachtig" heeft me herhaaldelijk tegeneklonken uit den mond des Docenten G. Wisse. Het olde.

Verder klaagt het blad over „dikke woorden". Bedoelt et orgaan „duidelijke", dan aanvaard Ik de quallflcatie.

Overigens heeft óns blad zich gewacht voor dikke woorden, als van Docent v. d. S., die het maar niet laten kan, personen te bepraten, die al eens netjes heeft te verstaan gegeven, dat K. S. niet bekeerd is, en die nu nog gauw — want in de Chr. Geref. Kerk worden alle eigen kwesties doodgezwegen, daarom móet men wel over anderen praten — gauw, gaviw. Prof. Visscher's kwaadsprekend artikel tegen de Gereformeerde Kerken overneemt, en daarboven schrijft: levensholheid. Overigens heb ik letterlijk het orgaan geciteerd, en ga ik dus verdere doezelderijtjes voorbij.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Prof. Van Rhijn over ons middelbaar onderwijs.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's