GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Rapport Inzake het Leerboek voor de Gatechisatiën.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Rapport Inzake het Leerboek voor de Gatechisatiën.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Wij kunnen dus thans conoludeeren, dat de proeve van het leerboek voor de catechisatiën, zooals die nu voor ons ligt, niet te aanvaarden is, indien er geen methodische wijzigingen in worden aangebracht.

Deze methodische wijzigingen zullen dan ook betrokken moeten worden op den vorm, waarin de controvers aan de jonge menschen in herinnering wordt gebracht. Deze is hier en daar wel heel zwaar beladen.

Toevallig ligt hier voor mij blz. 14 en 15. Op die pagina's staan vier vragen. Hier gaaf de controvers o.a.: tegen de Roomschen, de Anabaptisten, de Rationalisten, de Supra-naturalisten, de mysticisten, de unitarisch-Modemisten, de Modalisten, de Arianen en de Socinianen. Terwijl, zonder dat ze genoemd worden, ook de Cocoejanen een beurt krijgen, benevens de Traditionalisten en de gewone Modernen. Is dit nu toch niet van het goede te veel?

Een ander voorbeeld. Bij les XXXV wordt de controvers gevraagd ongeveer over de volgende punten:

„De verdediging van de noodieugen en de handelsleugen; het Jezuïetische intentionalisme; het Boeddhistisch uitblusschen der begeerten; het Quiëtisme, het ascetisch afsterven van de wereld, waarbij het onderscheid uit het oog verloren wordt tusschen de wereld en „de wereld"; de klassenstrijd; de verdediging van het recht van den sterkste; de Roomsche leer, dat een verkeerde begeerte, die onmiddellijk onderdrukt wordt, ons niet tot schuld is."

Men hegrijpe mij nu wel. Ik heb op geen enkel punt bezwaar tegen het feit, dat de controvers tegen al deze afwijkingen hier wordt genoemd. Maar het is voor de jongemenschen, die uit den aard der zaak geen theologische vorming hebbenj niet wel mogelijk om hier te midden van de hoornen het bosch te zien.

Dit bezwaar is echter op te heffen door formeele wijzigingen. Wijzigingen die betrokken Vvorden op de manier^ waarop de onderscheiden punten telkens door puntkomma's na elkaar worden gescheiden, maar wijzigingen die ook betrokken worden op de formuleering.

Bij vraag 23: W; at belijdt gij dus van de Heilige Schrift, Antw. Dat zij is het Woord van God, staat b.v. onder de controvers: „de Roomsche waardeering van Kerk en traditie". Voor jongemenschen, die nu niets van het Roomsche standpunt weten, is een dergelijke korte aanduiding m.i. niet voldoende; evenwel mag ook de formuleering niet veel langer worden j dan wordt het boek te dik. Maar een 'kort zinnetje, waarin het standpunt van Rome thetisch wordt uiteengezet, zal toch beter voldoen voor hen die na de mondelinge les te huis dit boek moeten hestudeeren dan de formuleering, zooals die hier staat, en die omtrent datgene, wat Rome leert, de jongemenschen in het duister laat.

Dergelijke dingen zijn er zeer vele. Dat bedoelden wij dan ook, toen wij een vorige week spraken over enkele kleinere wijzigingen, die als vanzelf volgen.

Wij kunnen komen tot onze conclusie. De conclusie is, dat in dit leerboek voortreffelijke bouwsteenen zijn aangebracht voor een leerboek', zooals ik dat gaarne door de Synode zag aanbevolen.

Het zou zeer jammer zijn, deze bouwsteenen te werpen op den puinhoop, waar reeds zoo veel' aan de Synode aan'geboden bouwsels een roemloos einde vonden.

Maar het gebouw, dat van deze steenen is samengesteld, kan mij niet behagen.

Het is echter mogelijk, de steenen te bewaren; enkele hier en daar wat te behakken en er dan een ander gebouw van samen te stellen, dat technisch beter voldoet aan de eiscben, die er naar didactisch inzicht aan zijn te stellen.

Hier en daar zal deze ombouw een grondige wijziging beteekenen.

Ik weet niet, of het mogelijk zal zijn, het grondschema van het Onze Vader te behouden.

Misschien wel. Op zichzelf zou het m.i. een verbetering zijn van het boek, wanneer het schema van het Onze Vader werd losgelaten.

Daarover valt echter te discussiëeren. Dan valt ook de vraag te bespreken, of niet de historie reeds bewezen beeft, dat leerboeken, naar zulk kunstmatig schema samengesteld, toch op den duur niet voldeden.

Maar nogmaals: dat komt in de tweede plaats vanzelf aan de orde.

Wanneer eenmaal voldaan is aan de voorwaarden, die ik aan het slot van ons vorig artikel stelde, dan lijkt mij, dat de aangeboden proeve ons kan brengen tot het bezit van een goed leerboek.

Natuurlijk blijf ik het dan betreuren, dat wij de vraag-en antwoord-methode hebben gehouden.

Maar daarover gaat thans de discussie niet. Aanvankelijk hadden onze kerken den vraag-en antwoordvorm niet gewild. Maar de Synode te Arnhem heeft den vraag-en antwoordvorm aanvaard. Dus past het mij, hierover te zwijgen. Wij zullen deze kwestie vooralsnog maar beschouwen als een academische.

En aanvaardt men de vraag-en antwoordmethode, en in casu wil ik dat dam doen, dan is dit leerboek, mits met de noodige wijzigingen, stellig ook te aanvaarden.

Afgedacht van het bezwaar van de vraag-en antwoordmethode (welk bezwaar in casu geen bezwaar mag zijn) zal na de voorgeslagen wijzigingen dit leerboek één der beste kunnen worden, die we bezitten.

Zonder deze lijkt het mij beter het boek niet te aanvaarden.

Maar de wijzigingen zullen, naar ik' vermoed, door den Schrijver stellig worden overwogen.

En dat zou mij groote vreugde geven.

J. W.

Het Jongereli-Vraagstuk.

In alle maatschappelijke kringen wordt het vraagstuk van de jongeren meer en meer brandaid. Waar moet het heen met onze jonge predikanten, toet onze jonge dokters, ingenieurs, advocaten, technici, enz.?

Zoo klemt ook deze zelfde vraag op het terrein van het ondervsrijs. Waar moeten toch al onze jonge onderwijzers en onderwijzeressen plaats vinden? Vooral, wanneer nu gaandeweg ook nog verschillende reeds geplaatste onderwijskrachten op wachtgeld moeten worden gesteld en die dan b^ eventueele opengevallen plaatsen het eerst in aanmerking komen, begint de toekomst voor de jonge menschen, die nog voor hun examen staan: , wel al somberder te worden, 't Schijnt evenwel, dat deze overtuiging nog niet tot alle maatschappelijke kringen is doorgedrongen. Drie-, viermaal zoo groot is het aantal kandidaten dan het aantal plaatsen, dat op de Kweekschool beschikbaar is. De teleurgestelden zoeken dan andere wegen: stoomcursussen, weer herlevende normaallessen, cursussen verbonden aan H. B. S., Lyceum, M.U.L.O.-school, alles tot groote vermeerdering van het aantal bezitters van de onderwijsbevoegdheid voor de Lagere School en tot meerdere verlegenheid van de menschen, die graag te werk gesteld worden.

Het is dan ook tijd, dat aan deze dingen de noodige aandacht wordt gegeven. Vooral voor de mannelijke krachten is hier nijpende nood. Die moeten met hun studie verder en Ininnen dikwijls niet, wanneer ze niet in betrekking zijn. Voor de meisjes is altijd huishoudelijk werk nog een toevlucht. Ook voor later kan haar dat dienen.

't Spreekt dan ook vanzelf, dat er reeds allerlei middelen aan de hand worden gedaan, om het euvel te verhelpen. Sommigen willen radikaal de opleiding maar stop zetten. Dat is natuurlijk al te kras. Er moet altijd toevoer blijven, zij het dan beperkt. Ook wordt er gesproken van afschaffing van het staatsexamen over een paar jaar. De menschen, die nu in opleiding zijn buiten de erfcemde kweekscholen om, kuimen dan nog examen doen, maar nieuwe leerlingen mogen niet worden aangenomen, 't Zal met de wet in de hand wel zeer moeilijk zijn, een dergelijke maatregel door te zetten. Een ander middel, dat reeds meermalen ter

sprake is geweest, bestaat in de reguleering van de opleiding. Men kan dan daarbij rekening houden met de bestaande scholenbonden en het aantal scholen, dat daaronder ressorteert. Voor zooveel scholen met zooveel onderwijzers een kweekschool. Men kan dan zorgen, dat de ontstane vacatures kunnen worden vervuld. Voor het Openbaar Onderwijs heeft de Minister door middel van de Rijkskweekscholen de opleiding te allen tijde in zijn macht, 't Is janmier, dat niet reeds lang deae weg is bewandeld. Dan had er 'heel wat geld kunnen worden uitgespaard en heel wat teleurstellingen zouden zijn uitgebleven. Welk een leed is er geleden en zal no_g worden geleden door de menschen, die wachten op een betrekking en wier energie voor verdere studie, al wachtende, wordt gedoofd.

Men wil ook bovenaf de werkers inkrimpen. De onderwijzer zou dan op 60-, in plaats van 65jarige leeftijd kimnen worden gepensioneerd, de onderwijzeres zelfs op 55 jaar. In de plaats van, die ouderen zouden dan heel wat jongeren aan de slag kunnen komen. Vooral ook, omdat telkens weer blijkt, dat voor heel wat mannen en voor heel wat vrouwen de pensioenleeftijd van 65 jaai wel wat hoog is. Zie bezitten dan niet meer de opgewektheid van geest, de vlugheid en vroolijkheid, die toch een onmisbare voorwaarde is voor het gezellig werken met de kinderen. Kon meii het vrij; willigheidsbeginsel hierbij inlasschen, dan was er in deze richting wel wat goeds te doen. In menige kring wil men den ouden onderwijzer wel eeins kwijt, al zegt men hem dat nog niet en al voelt hij het zelf nog niet.

Er ligt hier een moeilijk vraagstuk voor ons, dat de v^olle aandacht verdient van allen, die met de school in aanraking komen en wie doet dat niet, vroeger of later. Vaak moet aan ouders de raad worden gegeven, hun jongens niet voor onderwijzer te laten'leeren. Alleen de zeer begaafden hebben kans op een goede plaats. Voor de meisjes blijft het; altijd een mooie opleiding. Ze krijgen ©en algemeen© vorming met wat moderne talen, muziek en zang, lichamelijke oefening en opvoedkunde. Aan haar vrouwelijke kwaliteiten wordt beter recht gedaan dan op H. B. S. en Gymnasium. Uit dat oogpunt gezien is ©r geen enkele reden, waaromi de Minister d© opleiding op de Kweekschool wel gaat beperken en die op de beide andere genoemde inrichtingen niet. Immers, de meisjes krijgen daarbij een akt© in haar bezit, waarmee z© later desnoods ook nog haar brood kunnen verdienen.

G. MEIMA.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Rapport Inzake het Leerboek voor de Gatechisatiën.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1933

De Reformatie | 8 Pagina's