GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

niet tegen hem

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

niet tegen hem

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

niet tegen hem te beginnen, totdat hij eindelijk zelf dat onderwerp aanroerde, vragende, waar ze zouden moeten gaan wonen, als hij niet meer in den actieven dienst was. Mevrouw dacht ergens buiten, b.v. in Bussum. Maar hij bleef aan zijn geboortestad gehecht. Liefst zou hij dan maar een bovenhuis aan de Bloemgracht betrekken. Die gracht riekte wel eens kwalijk, maar daar zou hij wel aan wennen.

Toen echter het aanstaande scheiden zich almeer voor zijn geest begon af te teekenen, heeft hij bevel gegeven aan zijn huis en bevel gegeven van zijn gebeente. Zijn oudste zoon was steeds een voorwerp van zijn bijzonder gebed geweest. „Nu ik niet langer voor hem bidden kan, moeten jullie het maar doen", zei nij tot zijn beide andere zonen. Ook nam hij zelf alle beschikkingen voor zijn begrafenis.

Den dag van zijn drie-en-vijftigste ambtsbediening heeft hij nog mogen beleven en ook den 27en Augustus, zijn jaardag, nog met bewustheid herdacht.

Veel last had hij op zijn ziekbed van zondige gedachten. En zoo doorleed hij zijn ellende als een arm zondaar, die alleen door genade in den hemel zou komen.

Om officieel bezoek gaf hij niet veel. Maar op een Zondagmiddag had hij een sterke begeerte naar een laatste ontmoeting met zijn hooggeschat-r ten ambtgenoot. Ds B. van Schelven, die dan ook per rijtuig gehaald werd en toen met den zieke gesproken en gebeden heeft.

Het smartelijkst in zijn lijden was voor de om-i standers de verwarring van gedachten, waarin zijn rijke fantasie en zijn schat van herinneringen steeds nieuwe slof gaven tol voortdurend spreken. Nu en dan brak echter een helder oogenblik aan. Het was dan een aandoenlijk, rijk genot hem te hooren spreken van zijn vaste en eenige hoop op Christus. , ; Mijn grond is slechts vrije genade, door het eeuwig welbehagen". „Alles, alles vrede door hel bloed des kruises".

Op den voorlaatsten avond zijn levens, na twee aanvallen van bewusteloosheid, was zijn ziel vervuld met de toekomende lieerlijkheid, en hoorde men hem fluisteren van een wereld zonder zonde, waarin God alles in allen is en wij aanbidden, ziende hel aangezicht Gods en der engelen. Opeens zei hij: k Heb de engelen in den hemel hooren zingen; uu wil ik ook zingen". En toen zong hij Psalm 25:1.

Toen eindelijk de laatste morgen aanbrak, heeft deze van der jeugd aan doodbrakende Heman met bewustheid, ofschoon slechts weinig uitende, al dei momenten van het sterven doorstaan. Met ster-^ vende lippen sprak hij nog: „Ik heb gedaan". En een oogenblik daarna: „Ik zal Zijn Naam..." Toen hief hij zijn hand omhoog, naar den hemel wijzend. En zoo is hij door het geloof tot zijn rust ingegaan.

Zijn trouwe gade werd gesterkt om met eigen hand zijn oogen te sluiten.

Het overlijdensbericht luidde als volgt:

Op den begrafenisdag hield aan het sterfhuis D's Neyens, die den overledene bij zijn intrede in Amsterdam bevestigd had, een huisgodsdienstoefening. Uit 1 Thess. 4 putte hij woorden van troost voor de weduwe, de kinderen en verdere bloedverwanten.

Voor de welbekende woning van Ds Gispen in de Spinozaslraat stond een groote menigte, in eerbiedige stilte te wachten, totdat zijn stoffelijk overschot werd uitgedragen. Op dat oogenblik gingen vele hoeden en pelten af als een laatslen groet aan den geliefden prediker. Een vijftal rijtuigen volgde de lijkkoets.

Toen de lijkstoet bij de geopende groeve aankwam, was daar zóó'n schare van belangstellenden tegenwoordig, als men zelden, misschien nooit op een kerkhof bijeen zag. De toeloop was zóó groot, dat er in de omgeving van hel graf een sterk gedrang ontstond. Gelukkig had men den wijzen voorzorgsmaatregel genomen, om de naburige grafzerken alle met planken te bedekken om bescha^ diging door de opdringende menschenmassa te; } voorkomen.

Namens den kerkeraad van Amsterdam herinnerde Ds Neyens nu aan de heerlijke gaven van verstand en hart, waarmee God Ds Gispen gesierd had. Vervolgens trad Prof. L. Bonman naar voren om namens de Gereformeerde Ziekenverpleging, van wier bestuur de overledene voorzitter was, te herdenken het diepe medegevoel dat Ds Gispen had voor hen die lijden. Daarna voerde Ds J. J. Westerbeek van Eerten hel woord namens de kerkeraden van Kampen en Zwolle. Hij herinnerde o.m. aan den tijd der cholera-epidemie in 1866, toen Gispen avond aan avond voor stampvolle kerken optrad. Ten slotte betuigde Ds W. H. Gispen Jr namens de familie dank voor de ondervonden belangstelling. Namens zijn vader had hij in opdracht aan de gansche gemeente dit te zeggen: „Als een arm zondaar ben ik in mijze Iven verloren, maar door de vrije genade in Jezus Christus vind ik naar Gods eeuwig welbehagen behouden!s'\

Met dankgebed door Ds Neyens en het zingen van Psalm 89:8 door de talrijke menigte, eindigde deze indrukwekkende plechtigheid.

In de Amslerdamsche Kerkbode van 9 October plaatsten de predikanten W. H. Gispen en J. Gispen nog een laatste woord van hun Vader, waaraan zij de betuiging toevoegden: „Onze smart is groot; onze troost is rijk".

Zoo beschreven we dan tol op zijn uitvaart, dezen man van waarlijk „singuliere" gaven. Op die gaven droeg hij nimmer roem. In beminne-

lijke bescheidenheid gebruilite hij zelfs nooit den titel van doctor honoris causa in de theologie, hem door Hope-College te Holland (Michigan) in 1897 verleend. Veeleer betreurde hij het steeds, dat hij geen wetenschappelijke opleiding had genoten. Maar liij heeft zijn leven lang onvermoeid gestudeerd, meer dan verreweg de meesten van welke Hoogeschool ook. Voortdurend bleef hij bestudeeren \\'at, naar vorm en inhoud, van zijn prediking gevorderd werd. Hij bestudeerde het Woord Gods en het menschenleven. En daardoor stond de prediking van dezen rijkbegaafden Dienaar des Woords altoos midden in het volle menschenleven, op de hoogte van zijn tijd: immer frisch, aangrijpend, sprekend tot het hart. Hij kende het 'menschelijk hart in al zijn nooden, worstelingen, twijfelingen en afdwalingen. Daarin lag het geheim van de wondere bekoring die van zijn prediking uitging. Als prediker was hij mensch, die tot zijn medetaenschen wat te zeggen had in de Kerk des Heei'en en in het leven van zijn tijd.

En daarom kon hij prediken, niet alleen op den kansel, maar ook met de pen, door zijn persoonlijk woord in de pers, als hij op zoo boeiende wijze zijn meening neerschreef over al de brandende vraagstukken van den dag. Met name zijn brieven aan een vriend in Jeruzalem waren daardoor het groote aantrekkingspunt in „De Bazuin", en schiepen als 't ware een nieuw journalistiek genre, waarin Gispen wel nagevolgd, maar zeker niet overtroffen werd. Dit zat 'm vooral in de kostelijke gave van humor, die hem eigen was. Beter dan iemand zag hij zoowel bij tegenstander als vriend het dwaze, het gemaniereerde, het onnatuurlijke. En dan-wist hij daarmee zóó guitig en geestig den spot te drijven, dat zelfs wie een tik op de vingers kreeg hem toch nooit gram kon zijn.

Daarbij was Gispen nooit exclusief. Hoezeer hij met al den ernst van zijn geloofsovertuiging de Gereformeerde belijdenis liefhad en voor die overtuiging steeds rond en open uitkwam, hij was nooit blind voor de gebreken in eigen kring en wist het goede ook in andere kringen te waardeeren. Partijman wilde hij niet zijn. Het „nemini me mancipavi" (ik heb mij aan niemand verknecht) was ook zijn leuze. Als mensch met fijn onderscheidings-vermogen en nuchter oordeel had hij er behoefte aan, zichzelf te zijn en te blijven; slechts onderworpen aan zijn Heer en Meester in de hemelen, Wien te dienen en te verheerlijken de lust van zijn hart was.

Hoe rijk de vrucht van zijn levensarbeid voor dien Heer is geweest, zal eerst de eeuwigheid openbaren. Maar ze was er ook reeds in den tijd, tot in zijn grijzen ouderdom. En ze moge, door onze beschrijving van zijn leven en werken, ook bij het geslacht dat hem niet meer gekend heeft, nog rijkelijk geoogst worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

niet tegen hem

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1933

De Reformatie | 8 Pagina's