GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

En een man worstelde met hem. Gen. 32:24.

O n c h r i s i e 1 ij k humanisme.

Men herinnert het zich: duizenden voor hun radiotoestel; de begrafenis van Von Hindenburg. Nationaal-socialistische ensceneering.

Eerst de stem van den dominee, een getrouwe. D.w.z. een den Führer getrouwe. Duitsche liturgie. Genade, en gebed zijn de thema's der rede. Het slot: Onze Vader, die in de hemelen zijt. De zegen, zooals in de kerk gebruikelijk is. Een vaste urcht is onze God.

Een minuut stilte.

Dan de Führer zelf, Adolf Hitler.

Ook hij voert zijn rede tot haar einde: doode eldheer, vaar in het WALHALLA!

Ja, dat was het germaansche heidendom, vlak a het Lutherhed, en het Onze Vader, en den hristelijken zegen. '

En dan moet men, gelijk ik, groote aanplakbiletten gezien hebben, verzekering doende, dat Hitler een christelijke politiek voeren wil; of de iserabele weeïgheden lezen, die zelfs in Duitschand kerkelijk protest hebben uitgelokt, als men erhaalt, hoe den eenen keer de Führer een bijbel, en anderen keer een roomschen katechismus uit den zak haalt, als een oud vrouwtje den grooten man vraagt, waar hij toch de kracht uit put, om zoo groote dingen te doen?

Dit Walhalla-heidendom móést hier naar voren komen, in het oogenblik, toen de diplomaat schuil ging. Want de nationaal-socialistische keur-looze, wijl van Gods wet vervreemde ras-en traditieverheerlijking importeert het in het land der reformatie.

Dat syncretisme is het nu, dat ons ook in de N. S. B. tegenstaat.

We hoorden reeds de verzekering van het identiek zijn der N. S. B.-ethiek met de christelijke.

Maar, als we nu even terugzien, en, samenvattend wat reeds behandeld werd, verder lezen, dan stuiten we op de brutaalste uitingen van onvervalscht humanisme en heidendom.

„Door het denken is de mensch bestemd om zijn dierlijkheid tot menschelijkheid op te heffen" (III, 10.).

„Redelijk handelen is hetzelfde als zedelijk handelen" (ib.).

Men moet „zich" (denk hier aan het woordje „zich" in de continuïteitsgedachte) ontwikkelen tot geestelijk leven" (God, de wedergeboorte, is weg).

„Geestelijk leeft de mensch eerst in zijn waarheid" (zijn waafheid!) (ib.).

Godsdienst onderdeel van cultuurleven.

„De mensch moet willen zichzelf te zijn"; „de mensch, die wil, is de waarlijk vrije mensch".

Een wils verheerlijking treedt hier op, die de vrijheid niet kent als gebondenheid, naar het Woord, aan de wet van God.

En een valsche filosofie der „vrijheid" geeft haar spreuken: „vrij is hij, die zich(!) bestemt tot het verwerkelijken van eigen bestemming". „Vrij is men, als men ejgen wezen (!), begrepen als het wezen en de algemeene bestemming der menschheid, wil verwerkelijken, d.i., als de individueele wil zijn eigen algemeenheid wil".

Ja wel; maar hier komt de idee-filosofie, met haar hypothese van den „algemeenen wil", tot haar hoogmoedigste consequenties.

Hier is een totaal ander klimaat, dan waarin men hooren kan naar de stem, die spreekt: indien de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, dan zult gij waarlijk vrij zijn. Hier hoort ge wéér de tegenwerping: wij zijn vrij, wij hebben hooit iemand gediend, hoe zegt gij dan: gij zult vrij zijn? (Joh. 8).

Terecht spreekt Prof. Anema hier van een balanceeren tusschen een onpersoonlijke wet en wettelooze persoonlijkheid. „De ware vrije wil", zoo lezen we verder in de N. S. B.-literatuur, „is de wil, die de eenheid is van den bijzonderen en den algemeenen wil". Maar die algemeene wil, zelf product van de hegeliaansche modulatie der ideefilosofie, is een pure fictie; hij is de werkhypothese, waarmee elke tyran-dictator zijn eigen persoonlijke en clubs-ideeën aan anderen opleggen komt, onder beroep op hun algemeen karakter, dat het ringelooren der massa door de heidensche ol sectarische élite moet helpen aandienen als haar vrijmalüng.

Én van hieruit wordt nu ook het staatsbegrip duidelijk.

Maar daarover spreken we liever den volgenden keer.

Naschrift. Hoewel de copie verleden week roeger gepost is, dan anders, kwam ze veel later aan. Vandaar, dat verleden week het vervolgartikel ntbrak.

Het Lectoraat te Kampen.

Prof. Grosheide schrijft in N. H. Kbl. in verband et de Theologische School:

Gaan we de Notulen van de Curatorenvergaderingen op den voet na, dan treft ons eerst het afschaffen van het Lectoraat. Wel zal Dr J. J. Esser, die gedurende vele jaren dit lectoraat met eere heeft vervuld, in functie blijven tot 1935, wanneer hiji, zoo de Heere wil, den zeventigjarigen leeftijd zal bereiken, maar daarna zal geen nieuwe lector worden benoemd.

Hoewel het niet met zoovele woorden in de Handelingen wordt vermeld, zullen we toch wel niet ver van de waarheid zijn, indien we vermoeden, dat noodzakelijke bezuiniging de reden is van dit besluit. De taak der hoogleeraren zal nu worden verzwaard, althans we hebben niet gelezen, dat de vakken, welke Dr Esser thans onderwijst, na 1935 niet meer zullen worden gegeven. Wel meenen we te weten, dat de colleges in het Nederlandsch, welke Prof. Honig vele jaren gaf, niet worden voortgezet. Hier is dus een kleine schadeloosstelling. Nu de opheffing van het lectoraat noodig was, hebben we er in te berusten. Maar jammer vinden we het toch wel, want we weten uit ervaring, dat een litterator toch de colleges in het Grieksch en Latijn nog weer anders en doorgaans beter geeft dan een theoloog.

Tot zoover prof. Grosheide.

Voor diens opmerking ben ik hem dankbaar.

Voor diens opmerking ben ik hem dankbaar. Want de afschaffing van het lectoraat lijkt me een groot nadeel.

Was liet gebleven, dan had zonder te groot financieel offer zijn bevoegdheid kunnen worden uitgebreid; en het gevolg zou geweest zijn, dat een nieuwe last, die thans op de schouders van een der hoogleeraren gelegd is, hem bespaard had kumien worden.

Als de overtuiging bij mij leefde, dat de afschaffing noodig was, dan zou ik aan prof. Grosheide's opmerking geen woord hebben toegevoegd, maar deze zaak hebben gerangschikt onder de rubriek der dingen, waarover men maar zwijgt.

Maar die overtuiging ontbreekt bij mij.

Het tegendeel ervan leeft wel bij me: ik geloof, dat, als er maar aan de bel getrokken werd, en de menschen maar wisten, wat aan de dingen vastzat, er geld genoeg zou gekomen zijn voor Kampen. Als de kerkelijke pers, die reeds jaren aaneen — wat ik uitnemend vind, en waaraan ik ook medegewerkt heb — de menschen week aan week wakker maakt voor de Vrije Universiteit, eens één honderdste part van de thans aan de V. U. gegeven ruimte voor Kampen had kunnen geven (ik zeg „kunnen", want ze zou wel degelijk gewild hebben, het is alleen maar niet gevraagd), dan zou deze schade aan Kampen zijn bespaard, en deze verzwaring van den last van het hoogleerarencorps achterwege zijn gebleven.

Het is te hopen, dat een volgende synode dit besluit herroept, en het lectoraat herstelt met uitbreiding van zijn mandaat. Geld is er wel degelijk, als er maar om gevraagd wordt op een doeltreffende wijze. Maar de kerken moeten de dingen wéten; en daarom veroorloof ik mij ook, alleen als persman, deze opmerking, welke iedere kerkbode-redacleur óók zou kunnen maken,

K. S.

„Eenige Gezangen en Liturgische Foimuüeren".

We ontvingen ter aankondiging in ons blad een •exemplaar van de nieuwe handige uitgave, hierboven aangeduid.

Reeds maakten we dadelijk melding van de verschijning van de groote, de standaard-uitgave, bestemd voor preekstoelgebruik.

Maar van deze kleinere zwegen we nog.

Ze worde daarom ook opzettelijk hier vermeld. Wie zich voor den eeredienst behoorlijk voorbereiden wil, en „klaar" wil zijn, als een aan Morgenzang, Avondzang, etc. toegevoegd lied wordt „opgegeven", zal goed doen, zich deze kleine, zeer handige uitgave, aan te schaffen. Het is een uitgave van de N.V. Uitg. Mij. J. H. Kok, te Kampen, handig formaat, mooie letter, duidelijke druk, oriënteerende inleiding van prof. Hoekstra. Een bizonderheid, die we zeer toejuichen, is, dat gebruik gemaakt is van den viool-sleutel.

Niet alleen trouwens voor het gezang men dit boekje noodig. heeft

Ook voor het volgen van de liturgische formulieren zal men het in zijn bezit dienen te hebben.

Er wordt nu bij den doop van kinderen, bij het huwelijk, en andere gelegenheden gebruik gemaakt van een verbeterd formulier, en het is goed, dat men onder het lezen de nieuwe variaties in den tekst kan nagaan, om zich over haar beteekenis te beraden. We wezen reeds op het gebed voor den doop, waar een onduidelijke en op onjuiste exegese berustende uitdrukking vervangen is door den letterlijken tekst der Statenvertaling: „opdat het met Hem begraven worde door den doop in den dood". De „ondergang" met water is „onderdompeling" geworden.

Ook de vragen, te stellen bij de openbare geloofsbelijdenis, zijn opgenomen; tot nu toe waren die slechts afzonderlijk verkrijgbaar. Een goede winst; nu kan elke catechisant reeds van de eerste jaren af weten, wat hem precies zal gevraagd worden.

Bij 't formulier van den ban worden de teksten der achtereenvolgende openbare „vermaningen" (censuur) afgedrukt. Ook daarvan kunnen velen met vrucht kennis nemen; vooral, om te leeren, dat de derde „vermaning", de z.g. derde trap der censuur (waarbij men wel te onderscheiden heeft tusschen censuur en censuur, zie prof. Bouwman, Kerkelijke Tucht) nog niet de definitieve afsnijding zelf is.

Evenzoo een officiëele aankondiging van d'e'aanvrage van kerkelijke huwelijksbevestiging. Ze is wat minder militant dan de vroegere, die maar in weinige kerken officieel gebruikt werd: dat men nu maar spreken moest, als men bezwaar had, of anders daarna maar zwijgen moest.

In het huwelijksformulier zelf zijn vrij beteekenisvolle wijzigingen aangebracht; de sombere aanhef is vervangen door een anderen, en de gedachte, die in den ouden aanhef lag opgesloten, is niet eruit weggewerkt, maar op een andere, betere plaats, gebracht. De taal is leniger, de opizet ordelijker. En over de inzetting van het huwelijk worden goede, nieuwe gedachten naar voren gebracht. Vooral deze is nuttig, dat het huwelijk geen zaak is, die aan ons goeddunken is overgelaten. Aan sommige oudere jongelingen, geeft dit, hopen we, te denken.

„Zoodat we maar zeggen willen", dat ieder zich de uitgave aanschaffen moet, en dat er twee in den handel gebracht zijn, beide goedkoop, maar de een nóg wat goedkooper dan de andere, de gecartonneerde.

K. S.

De Iiogos asarkos „roept" den vader van den Logos ensarkos.

Opmerking vooraf: In vervolg op de behandeling van de hier herhaaldelijk ter sprake gekomen kwestie van „Christus in de heils-en openharingsgesohiedenis", en in terugslag op wat over deze zaak ooilangs op een vergadering van predikanten in een bespreking van het onderwerp door mij gezegd is, schreef ik voor ons blad onderstaand artikeltje. Het was bestemd voor „Uit de Schrift". Omdat men mij verzocht heeft, in dit blad op de zaak terug te kom.en, en door een misverstand mijnerzijds deze copie is ingezcïiden, op een tijdstip, waarin „Uit de Schrift" door één onzer medewerkers verzorgd werd, geef ik thans, teneinde niet te lang te laten wachten met het voldoen aan het geuit verzoek, deze copie in déze rubriek, waarvoor ze eerst niet bestemd was. Men zal dit wel ver­ ontschuldigen.

K. S.

Reeds vóór de vleeschwording werkt het Woord, de Zoon, de Engel des Heeren, Hij werkt in de openbaring. Hij werkt tot heil. Wij noemen Hem den „Logos asarkos", d.w.z. het nog niet vleeschgeworden Woord.

Deze Logos asarkos wilde „Logos ensarkos" worden, d.w.z. vleeschgeworden Woord, Woordin-liet-vleesch.

En nu heeft Hij zijn eigen komst in het vleesch voorbereid. De Logos asarkos bereidt den weg voor den Logos ensarkos. Hij doet dat in vele tijden en op vele wijzen: Hij doet dat ook als Hij, de Engel des Heeren, de Engel des Verbonds, als een man met Jakob worstelen gaat aan den Jabbok.

Want die Jakob is aangewezen om te zijn de vader, „zooveel het vleesch aangaat", van den Logos ensarkos. Zooveel het vleesch aangaat, i s die vader van den Logos ensarkos reeds geboren.

En ook is hij reeds wederomgeboren, als hij bij den Jabbok komt.

Maar die Jakob mag het vaderschap van den Logos ensarkos niet verwerven als een zeker lot, dat buiten zijn eigen levenskeus om gaat. Hij moet bewust en g e 1 o o v e n d op den messiaanschen weg verkeeren. Hij moet niet slechts zooveel het „vleesch aangaat" de vader van den Logos ensarkos zijn, doch ook het geloof en het geloofsb e w u s t z ij n van den vader aller geloovigen bezitten, het geloof van vader Abraham. Zóó wordt hij ook „zooveel den geest aangaat" bekwaamd tot het vaderschap van den Logos ensarkos. En daarom kan liij dit laatste slechts in strijd verwerven. Het vleesch moet bij hem worden ten onder gebracht; hij moet dat weten, want in a m b t s V e r ke e r met God, in bewustheid van dienst alleen kan iemand vader worden onder de geloovigen, vader ook van den Logos ensarkos.

Dus worstelt tegen hem de Logos asarkos. Hij neemt de gestalte van een man aan, al is Hij nog niet in het vleesch. En nu strijdt Hij zóó lang tegen den man, die langs wegen van „bloote creatuur" den door het W^oord beloofden zegen had willen verwerven, totdat hij enkel smeeking en gebeden overhoudt. Dan zal die Jakob hebben ingezien, dat wat het openbaringswoord beloofde, wel komen zal, doch slechts langs eigen wegen komen wil, langs wegen, die niet van het vleesch, doch van den Geest zijn, langs wegen, die geen oog gezien, geen oor gehoord, geen hart bedacht heeft-(1 Cor. 2:9).

En om dien Jakob daar te brengen, dat Iiij Israël heeten moge, daarom strijdt de Zoon tegen Jakob, en vóór Israël. Hij werpt zijn vader neer, opdat Hij hem tot het vaderschap roepe en bekwame. Want de Logos asarkos roept de dingen, die niet zijn, alsof ze waren. Hij roept den vader van den Logos ensarkos alsof hij er was.

Dit is de groote dag van Pniël nu geweest.

Opdat gten vleesch zou roemen voor God.

Opdat het zij, niet uit den werkenden Jakob, doch uit den Israël roependen God.

Want Hij die als Logos asarkos tot alle vleesch kan zeggen: „aanschouwt de rots, waaruit gij zijt gehouwen, — Hij houwt zijn eigen vader, den vader van den Logos ensarkos uit de rots van het eeuwig welbehagen, dat Hij bij zich zelven had, eer de wereld was. H^ij roept, hij maakt, hy schept zijn eigen vader. Tot al zijn poorten gaat Hij in met lof, de lof is voor hem zelf en is betamelijk: welke van zijn poorten heeft Hij niet zelf gebouwd, wien van zijn vaders niet zelf geroepen en verwekt? '

Hij roept de vaders, die er niet zijn, alsof ze waren.

En met zijn broeders doet Hij desgelijks. Hij, de Heere, mijn Ontfermer.

Thomas, Thomas, Jakob, Israël: onze Heere, onze God.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1934

De Reformatie | 4 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1934

De Reformatie | 4 Pagina's