GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Groote Tudor-Flguren. (Scbetsen uit den tUd der Reformatie in Engeland en Schotland.)

II.

De „Nieuwe Monarchie".

Het einde van de burgeroorlogen vain de Roode en Witte 'Roos beteekende voor Engeland fedtelijk het einde der Middeleeuwen.

Gedurende die feodale loorlogen, waarin de baronnen elkanders bloed en dat hunner volgelingen bij stroomen vergoten, de vreedzame burgers terroriseerden, maar intusschen hun eigen prestige vernietigden, was, mede daardoor, de tijd zijn ontwikkelingsgang gegaan, en begonnen de eerste voorteekenen van een nieuwe orde van zaken zich te vertoonen.

De derde stand werkte hard^ niettegienstaande alle onrust en troonswisselingen, en nam door handel en bedrijf steeds in beteekenis toe. De boekdrukkunst, op het vasteland uitgevonden, was door Caxton, die in de rijke koopstad Brugge had gewerkt, uit Vlaanderen in Engeland ingevoerd, en terwijl de Rozenoorlogen met al hun onrecht en onderdrukking wild woedden, was de Mor te D' a r t h u r van Sir Thomas Malory gedrukt, waarin hijeenverzameM waren de legenden van den mythiscben Koning Arthur en zijn Ridders van de Ronde Tafel, die uittrokken om onderdrukkers te straffen en onrecht te herstellen.

De boekdrukkunst bracht kennis binnen het bereik van den derden stand, en verhoogde daardoor zeer de kracht van dien stand die in belangrqkheid rees naarmate de adel zichzelf vernielde. Die derde stand wenschte eindelijk rust, en vond die onder den scepter van den overwinnaar van liosworth, den eersten Tudor-koning Hendrik VII (1485—1509). En steunende op dien derden stand kon Hendrik VII, de door de woelingen der feodale oorlogen naar boven gestuwde kleinzoon van een avonturier uit Wales, de stichter worden van de „Nieuwe Monarchie", die, met haar bijna onbeperkte vorsteUjke macht, aan de Tudors gelegenheid zou geven een beslissende rol te spelen in den nu aan den gezichtseinder üchtenden tijd der Renaissance en Reformatie.

Die „Nieuwe Monarchie" was in den geest van den tijd, niet alleen in Engeland, maar ook op het vasteland van Europa. Omstreeks dienzeUden tijd vestigden Ferdinand en Isabella haar in Spanje, waar straks Karel V de leiding er van. op zich zou nemen. En Lodewijk XI, de „vos op den troon van Frankrijk", slaagde er in door list en bedrog den val te bewerken van zijn geducbten leenman Karel den Stoute van Bourgondië, en den grondslag te leggen voor de „Nieuwe Monar- < ^bie", met zoo goêA als absolute konuiklijbe Jnacht, in Frankrijk.

Dit alles beteekende behalve in Duitschland — het einde van de feodaliteit der Middeilêèuwen, de vestiging van den eenheidsstaat met vrijwel absolute vorstelijke macht, en de afdaling van de heerschzuchtige leenmannen, vooï wie de koning was geweest de „primus inter pares" i), de eerste onder zijns gelij'ken, tot een van den koning afhankélijken, en om diens gunsten badelenden, hofadel.

Die „Nieuwe Monarchie" zou straks haar houding hebben te bepalen tegenover Renaissanoe en Reformatie.

Geen herediteitsrechten konden aan Hendrik VII blijvend den Engelschen troon verzekeren: zijn legitimiteit (de echtheid, namelijk, van zijn vaders geboorte) werd zelfs betwist.

Genialiteit, met het nastreven van grootsche idealen, zou zelfs noodlottig hebben kunnen worden voor Engeland, zoo oordeelt G. H. Williams in zijn artikel over Hendrik VII in The Great Tudors, een juist (1935) verschenen werk, waaraan ik meermalen iets zal ontleenen bij mijtij bespreking van den Tiidor-tijd. Genialiteit en hooggestemd idealisme had kunnen leiden tot gewaagde experimenten, die Engeland opnieuw zijn rust en Hendrik zijn kroon hadden kunnen kosten.

' En wat Engeland, wat de kern van Engeland, dat is de derde stand, verlangde, was immers: rust.

Die derde stand bestond uit de yeomen, d.i. de eigenerfde boeren, de klein© landeigenaren, èn de burgerij der steden, vooral van het steeds machtiger en rijker wordende Londen.

Anders dan in Spanje, waar de burgerij altijd is achtergesteld' bij geestelijkheid en adel, ook anders dan in Frankrijk, waar de derde stand pas door het bloed en de tranen van de 'Groot© Revolutie heen zijn gerecht© plaats verwierf, — anders dan in deze landen, zeg ik, steunde de „Nieuw© Monarchie" in Engeland in den grond der zaak — al leek het uiterlijk nog niet direct zoo — van het begin ai eigenlijk al op den derden stand, wat de Tudors ook goed zagen, maar door de hen opvolgend© Stuarts niet begrepen werd: voor deze dwaling èn voor zijn tirannie in kerkelijke zaken moest Karel I ten slotte boeten met zijn leven, en zijn zoon Jacobus II met het verlies van Engeland voor hemzelf en zijn huis.

Hendrik VII was een „roi bourgeois", een „burgerkoning", niet alleen omdat hij feitelijk steunde op den derden stand en diens belangen bevorderde door den vrede te handhaven ©n b.v. een handelsverdrag te sluiten met Filips den Schoone, den heer der rijke Nederlanden, maar ook in zooverre, dat hij mèt de city-magnaten overtuigd was van de macht van het geld, dat aan het einde der Middeleeuwen ©en steeds belangrijker rol begon te spelen.

De koning zag heel goed in, dat, als hij geld !had, hij zich onafhankelijk zou kunnen maken van het Parlement, en tevens zijn onderdanen zou behagen, omdat hij dan zooveel mogelijk hun beurs met rust kon laten. Zijn politiek in dit opzicht is te vergelijken met die van Caesar Augustus, ook in vele opzichten een middelmatig man als Hendrik VII, maar die als deze iets dat aan 't geniale grensde vertoonde in ©en zuinig en doelmatig beheer der geldmiddelen en in het handhaven van den vrede des rijks, waardoor hiij Rome, dat als Engeland, rust verlangde na de burgeroorlogen, niet alleen die rust kon geven, maar ook d© belastingen laag kon houden.

Hetzelfde nu kan gezegd worden van Hendrik VII. Ook hij was, als Augustus, een vredevorst. Hij handhaafde den binnenlandschen en buitenlandschen vrede, wat den laatste betreft uitgezonderd één onvermijdelijk© veldtocht in Frankrij'k, die echter kort ©n onbeteekenend was, maar niettemin zeer voordeelig voor den Engelschen koning eindigde, voordeeliger dan het avontuur van Varus in het Teutoburgerwoud voor Augustus afliep.

En wat aangaat den binnenlandschen toestand: hier lag het terrein, waar Hendrik zijn bronnen van inkomsten kon vinden.

Augustus had sterk gestaan, doordat na den val en dood van Cleopatra het rijke Egypte zijn persoonlijk eigendom was geworden.

Hendrik had zoo iets niet. Hij moest zichzelf bronnen van inkomsten scheppen. Hij deed dit zóó, dat de handhaving van den binnenlandschen vrede, inplaats van hem geld te kosten, een rijke bron van inkomsten voor hem werd.

De Rozenoorlogen waren ten einde, en over het geheel was er na den sla.g bij Bosworth vrede in Engeland. Maar toch was er zoo nu en dan, zoo hier en daar, natuurlijkerwijze nog wel een stuiptrekkinkje. Het was niet te verwachten dat de wilde baronnen met hun wettelooz© volgelingen, die zoo lang van roof ©n afpersing hadden geleefd, met één tooverslag tot rust en kalmte waren gebracht.

Avonturiers als Perkin Warbeck, de zoon van Jehan de Werbecque, een arme burger van Doornik in Vlaanderen, trachtten van die na-deiningen der vijftiende-eeuwsche beroeringen gebruik te maken om hun slag te slaan. Deze Perkin Warbeck b.v. gaf zich uit voor Richard van York, een dor in den Tower vermoorde zoontjes van Eduard IV, en hij werd zelfs als pion op het schaakbord der buitenlandsch© politiek vooruitgeschoven door Karel VIII van Frankrijk, door Margaretha van York, de weduwe van Karel den Stoute, zijn z.g. tante, door Jacobus IV van Schotland, en zelfs door Keizer Maximiliaan, vader van Tilips den Schoone, die hem te Weenen ontving als Koning Richard IV van Engeland. Hij viel eindelijk in handen van Hendrik VII, legde een volledige bekentenis af, en werd tenslotte opgehangen, nadat hq getracht had uit den Tower te ontsnappen.

Maar met de deelnemers aan deze en andeac© pogingen tot het verwekken van onlusten, handelde Hendrik in den regel anders. Het was hem niet om hun hoofd, maar om hun bezittingen te doen. Hij liet hen borgtochten ©n schuldbrieven teekenen, waardoor hij hen in zijn macht kreeg, en zich een rijke bron van inkomsten schiep. Vel© di©r papieren zijn bewaard gebleven.^)

Daarbij kwam 'sKonings zuinig en wijs beheetr der geldmiddelen. Hij was feitelijk zijn eigen minister van financiën, en richtte het bestuur er van op modernen voet in. Dit is zijn groot© bijdrage tot den modernen regeeringsvorm in Engeland, na het financieel leven van d© hand in den tand, zooals de vorsten der Middeleeuwen dat kenden.

Hendrik werd de rijkste vorst der Christenheid, en liet zijn zoon Hendrik VIII een goed gevuld© schatkist na.

En het Parlement had h^ slechts enkel© keeren behoeven samen te roepen, zoodat hij bijna abso^ lUut kon regeeren.

Hendrik is vaak van vrekkerigheid beschuldigd Maar ten onrechte. Hij was alleen maar zuinig. Ten opzichte van zichzelf en de koninklijk© familie en de hofhouding was hij allesbehalve schriel.

Ook dit was wijs beleid. De zwerver, die in zijn jeugd verborgen gehouden had moeten worden en zelfs naar Bretagne had' moeten vluchten omdat zijn leven bedreigd werd, en over wiens afkomst een schaduw lag, wilde het koningsschap opvoeren tot iets uitzonderlijks. Niet de eerste onder zijns gelijken wilde hij zijn, maar hoog en onaantastbaar moest de koning tronen boven zijn o'nderdanen, ook boven den tot dusver zoo machtigen adel, die meenden over de kroon te kunnen beschikken: had niet één hunner, de Graaf van Warwick, in de Rozenoorlogen den veelzeggenden bijnaam van „Koningmaker" verworven?

Tot die verheffing van het koningsschap moest ook meewerken uiterlijke pracht. Daarom wilde hij, dat zijn hof luisterrijk zou ^ijn, en Spaansche en Italiaansche gezanten getuigden in hun briefwisseling van den rijkdom en den grootschen stijl waarin d© Koning en de Koningin en het heele hof gekleed gingen en leefden.

Zoo hief Hendrik het koningschap in Engeland op uit zijn diepe vernedering, en maakte het machtig en groot. En hij verhief Engeland in de oogen van het buitenland van een vierderangstot een eersterangs mogendheid. Zijn eerzucht werd bevredigd door het huwelijk, eerst van zijn oudsten zoon Arthur, en na diens dood van zijn tweeden zoon Hendrik (den lateren Hendrik VIII) met Catharina van Arragon, de dochter van de machtige „Katholieke Koningen" Ferdinand van Arragon en Isabella van Casülië, wier oudst© dochter Johanna getrouwd was met den erfgenaam der Habsburgers en Bourgondiërs, Filips den Schoone der Nederlanden. Hendriks dochter Margaretha Tudor huwde (dit was na het Warbeck avontuur) met Jacobus IV van Schotland, uit het huis Stuart, waardoor de ^ondslag werd gelegd tot de latere vereeniging van Engeland en Schotland.

Dusdanig was de positie van het Engeland der „Nieuwe Monarchie", dat den tijd der Reformatie tegenging.

De andere beweging der geesten van dezen tijd, die we Renaissance noemen, was in Engeland reeds begonnen tijdens Hendrik VII.

Hoe stond Hendrik daar tegenover?

Hij was een devoot Roomsch-Katholiek, wiens grootste schatten waren een stukje van het Heilige Kruis, en een been van St. George (St. Jori^, den beschermheilige van Engeland.

En met de Renaissance heeft hij slechts zijdelings te maken.

Maar hij heeft den weg gebaand voor de Renaissance door de voorwaarden te scheppen waaronder zij kon tieren: vrede en rust en toenemende welvaart, terwijl hij zijn zoon Hendrik een zoo zorgvuldige opvoeding deed geven, dat diens lust tot studie werd geprikkeld en bevredigd, en hij later als Hendrik VIII genoeg geestverwantschap met de leiders der Renaissanoe had', om hun streven te begrijpen en te waardeeren, en als hun beschermer op te treden.

Dat ook tijdens Hendrik VII de Renaissanoebeweging reeds belangrijk was in Engeland, blijkt uit een brief van Erasmus, in 1499 van uit Londen geschreven aan Robert Fisher in Italië, waaruit Williams de volgende woorden aanhaalt:

„ „Nu", zul je zeggen, „hoe bevalt ons dierbare Engeland je? " Als je ook maar eenig vertrouwen hebt op

mijn woord, beste Robert, geloof mij dan bierin, dat niets mij ooit zoo goed bevallen is. Ik vond het klimaat hier zoo buitenge-woon zacht en gezond, en ontmoette zooveel beschaving en eruditie, niet van de afgezaagde, alledaagsohe soort, maar diepzinnig, nauwkeurig en klassiek, zoowel in het Latijn als in het Grieksoh, dat ik nu niet langer zucht om in Italië te zijn behalve eenvoudig om het eens te bezoeken. Wanneer ik mijn vriend Colet hoor, schijn ik te luisteren naar Plato zelf. Wie bewondert niet in Grocyn zijn absolute meesterschap over de wetenschappen? Welk oordeel is scherper, verhevener of grondiger dan dat van Linaere? Heeft de natuur ooit een minzamer, aangenamer of gelukkiger karakter geschapen dan dat van Thomas More? Maar waartoe zou ik de anderen de revue laten passeeren? Het is eenvoudig wonderbaarlijk wat een wijd-uilgebreid en dicht gewas van klassieke literatuur hier bloeit. .. .".

De door Erasmus genoemde leiders der Engelsche Renaissance, met name Colet en Thomas More, zullen nog nader ter sprake komen.


1) Deze „pares", gelijken van den vorst, werden in Frankrijk „pairs" van het rijk genoemd, in Engeland „peers": het Hoogerhuis, waarin de Engelsche adel zitting heeft, heet nog altijd, behalve „House of Lords", ook wel „House of Peers".

2) Dit laatste zeg ik op gezag van G. H. Williams. Ik heb ze zelf niet gezien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1935

De Reformatie | 8 Pagina's