GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nationaal-Socialisten verhinderen de prediking van het ernstige zonde-begrip.

Over het Nationaal-Socialisme, gelijk ook over de beweging, die het in Nederland importeeren wil, de N.S.B., schreven wij reeds herhaaldelijk in ons blad. VVij wezen er op, dat de staatsleer van de N.S.B., gelijk zij in de officiëele litteratuur ligt uitgedrukt, opkomt uit de hegeliaansche filosofie. En wij toonden aan, dat deze staatsleer, gelijk ook het z.g. „leidende beginsel" der N.S.B., geen plaats heeft voor Gen. 1:1 (onverknoeid); dat ze daarom óók geen plaats heeft voor God als Schepper; geen plaats voor de leer, dat er een paradijs geweest is, waarin God, als wetgever van boven af, door den eersten Adam werd gehoorzaamd; geen plaats ook voor het begrip zondeva 1 (onverfilosofeerd); geen plaats dus voor de leer der zonde zelf in gereformeerden zin. En tenslotte hierom ook geen plaats voor Genesis 3 (alleen in Adam gevallen), gelezen in zijn samenliang met Romeinen 5 (in Christus hersteld). Wie één schakel uit den keten wegneemt, (niet maar losmaakt, doch wegneemt), neemt den keten zelf weg.

In publieke vergaderingen, waarin ik dergelijke dingen opmerkte, werd nog al eens door of namens N.S.B.-ers, of door iemand, die de beweging nog zoo kwaad niet vond, tegengeworpen, dat het in de N.S.B.-staatsleer toch wel niet zoo erg bedoeld zou zijn; en verzekerd, dat de leiding heuscli het geloof wel ATIJ ZOU laten. En één der officiëele N.S.B.-sprekers, bij voorkeur als gereformeerd aangediend (maar inmiddels behoorende tot het z.g- Hersteld Verband), kwam in redevoeringen nog al eens in gelijke richting redeneeren, teneinde te betoogen, dat de N.S.B, christelijk is, en dat het

geloof en de belijdenis geea Kwaad er van te duchten liebben. Wanneer de kansel (en de kathiC- • , £) zich maar hielden aan hun eigen werk, en niet met staatszaken zich bemoeiden, was alles vrede, vrede, ©n geen gevaar.

Aian deze dingen denk ik, wanneer ik het Juli- Augustus-nummer van de „Tlieologische Blatter" van dit jaar inzie. In kolom 202 en 203 staan daar lenkele berichten opgenomen over het wetenschappelijk leven in Duitschland. Wij ontmoeten in die berichten ook een paar keer de beruchte „§ 6 des G-esetzes zur Wiederherstellung des Berufsbeamtentums".

Wat deze paragraaf wil, behoeven wij niet meer te vertellen, wanneer wij er aan herinneren, dat Prof. Dr Karl Barüi op grond juist van deze paragraaf naar huis gestuurd is als hoogleeraar. Men herinnert zich, dat hij tegen zijn afzetting protest had ingediend. Men heeft op grond van dat protest hem weer formeel in zijn ambt hersteld, doch .daarna hem op grond van deze § 6.... met pensioen gezonden: een nette vorm dus van ongevraagd ontslag.

Wielnu, op grond van deze zelfde beruchte § 6 zijn nog enkele andere personen getroffen.

Twee worden er vermeld: Lic. Volkmar Herntrich, die niet alleen privaatdooent was voor de Oud-Hestamentische vakken in Kiel, maar ook gewoon docent voor deze vakken in Bethel (een soort van theologische hoogeschool; leve de vrijheid!) en ook Dr Hans Engelland. Laatstgenoemde was privaat-docent voor dogmatiek en aanverwante vakken in Kiel.

Aan deze twee genoemde lieeren is de z, g. venia legendi onttrokken. Zij mogen dus geen college meer geven.

Merkwaardig is daarbij, wat opgemerkt wordt inzake Eixgelland. Het blad „Junge Kirche" van 22 Juni 1935 deelt mede, dat hem in de organen van de z.g. Duitsche geloofsbeweging voor de voeten geworpen is, dat zijn radikale, onverbloemde zondeleeronvereenigbaarwasmetden nationaal-socialistisch en levenswil.

Wij zullen nu maar verder deze ^§ 6 laten rusten, al volgt er in hetzelfde lijstje van berichten nóg een verhaal van iemand, die een benoeming tol professor te Riga niet krijgen kon, omdat intusschen ook hij de venia legendi zich onttrokken zag.

Het verhaal is leerzaam. Een „ruw" zondebegrip mag niet-gedooeerd worden. De evolutionistische levenswil van de Nazi's verdraagt dat niet. Wie dus de zondeleer der gereformeerde be 1 ij d e - nis prediken zou, moet dus — het sluit als een bus — als ondermijner van het staatsieven aan den dijk gezet worden. Want die gereformeerde belijdenis is op dit punt wel zeer „schroff".

En dan zijn er nog gereformeerden, die meenen, dat zij met deze beweging mee mogen gaan en intusschen gereformeerd kunnen Wijven. Latende kerkeraden waken; kanselen katheder (juist ook deze) loop en gevaar, en dat V a n b i n n e n u i t (ce 1 v o r m i n g), a 1 s d e N.S.B, voortwoekeren kan.

Een boek van de grootste beteekenis.

Bij de N.V. Uitgevers-Mij J. H. Kok te Kampen, verscheen in dit jaar het eerste deel van een „Bijbelsch Handboek".

Dit eerste deel is gewijd aan het Oud o Testament. Een tweede is dus ontworpen voor het Nieuwe Testament.

Medewerkers voor dit eerste deel zijn de heeren Prof. DJ- Cr. Ch. Aalders, Dr A. van Deursen, Prof. Dr C. van Gelderen, Dr W. H. Gispen, Prof. Dr A. Noordtzij en Prof. Dr J. Ridderbos.

Prof. Grosheide „heeft op verzoek van den Uitgever als bemiddelaar dienst gedaan, die de copie kon ontvangen, rangschikken, in elkander passen, kortom zorgen, dat de eenheid van het werk bewaard bleef'.

DT A. van Deursen schreef over de landen der Heilige Schrift, over Palestina en over Bijbelsche landen buiten Palestina. 'Bij deze verhandelingen zijn enkele kaarten gevoegd, waarbij dan voor het gemak van den lezer een topografisch register is opgenomen. Prof. Dr C, van Gelderen handelt over de geschiedenis van Voor-Azië, met Egypte, en van Israël, tot op de inneming van Babel door de Perzen. Prof. Dr G. Ch. Aalders bespreekt de geschiedenis van de Oud-Testamentische Godsopenbaring. Dr W. H. Gispen geeft ©en verhandeling over „Bijbelsche Archaeologie". Prof. Dr A. Noordtzij schreef over den tekst van het Oude Testament en zijn gescliiedenis, en over de Hebreeuwsche taal. Tusschen deze twee verhandelingen in staat dan weer één© van Prof. Aalders over den canon van liet Oude Testament. Vervolgens geeft Prof. Dr J. Ridderbos ©en breede verhande^ ling over de uitlegging der Heilige Schrift. Het hoofdstuk ove< r den inhoud van het Oude Testament is begonnen door Prof. Noordtzij en besloten door Dr W. H. Gispen. En tenslotte geeft Prof. Aalders nog twee verhandelingen; de eene over de geschiedenis van het Joodsche volk, van den terugkeer uit de babylonische ballingschap tot den dood van Herodes, en de andere over de apocriefe boeken.

Het geheele werk is bizonder royaal uitgevoerd, in duidelijke letter van^gropt formaat.

Reeds het overzicht van de behandelde stof zal onzen lezers hebben duidelijk gemaakt, dat wij hier een werk hebben van groote beteekenis. Zij vinden hier een ten aanzien van de beginselen betrouwbaren gids, die hen in de gelegenheid stelt, in één bundel ©en antwoord te vinden op verscheiden© vragen.

Tot nog toe hadden wij als gereformeerden in onze eigen gescliriften ten aanzien van de in het Bijbelsch Handboek besproken vragen weliswaar reeds zeer veel stof beschikbaar, met name voor theologen was in onderscheidene dictaten en ander college-werk van de hoogleeraren veel van wat hier geboden wordt reeds beschikbaar materiaal geworden; zoo zullen b.v. de studenten van Kampen uit mijn eigen studie-tijd in de hier opgenomen verhandeling over den tekst van het Oude Ties lament en zijn gescliiedenis, met groote vreugde verscheidene gedeelten terugvinden uit bet leerzame en overzichtelijke college-dictaat „Lekstcritiek", dat zij in hun studententijd van Dr A. Noordtzij, destijds lector te Kampen, hebben ontvangen. Vermoedelijk zullen ook andere hoogleeraren veel van hun colleges in dit boek hebben overgegeven aan het gereformeerde volk.

Deze laatste opmerking heeft evenwel volstrekt niet de bedoeling, tlieologen dit groote werk als overbodig voor te stellen, of niet-theologen van bet lezen af te schrikken. Wiant niet alleen werd wat eerst in fragmenten verspreid lag, thans gebundeld, maar ook hebben de bewerkers er naar gestreefd, zooveel mogelijk populair te schrijven, zonder daarmede schade te doen aan den inhoud van bet werk. De inleider merkt dan ook op, dat de auteurs zich als gebruikers van dit boek hebben gedacht „alle ontwikkelde Bijbellezers, onze onderwijzers, de studeerende jeugd". Er is dan ook met het oog op hen veel weggelaten, dat in collegedictaten, b.v. van Prof. Noordtzij, bovenbedoeld, de theologen nog verder kon brengen.

Afgedacht echter van het bovenstaande, is ook nog om ©en andere reden dit werk m.i. van de grootste beteekenis. Want het beteekent een mijlpaal voor ons Gereformeerde leven.

Prof. Grosheide merkt op, dat wij aan de tweede generatie toegekomen zijn. Hij bedoelt daarmee, dat bij de vernieuwing der gereformeerde Uieologie in de 19e eeuw in ons vaderland eerst de dogmatiek en de geschiedenis der kerk tot herleving en ontwikkeling zijn gekomen. Maar thans moest, zegt hij, een „tweede generatie" komen, die dan meer systematisch de verklaring der Heilige Schrift binnen den kring van haar onderzoek bracht. Zonder te beweren, dat de dogmatiek niet om nieuwe bezinning over problemen van den laatsten tijd zouToepeUj achten we toch met Prof. Grosheide de behandeling der Schriftvragen van hooge actualiteit. Dankbaar- is dan ook herhaaldelijk in ons blad erop gewezen, dat „onze" exegeten in de laatste jaren zeer veel ons gegeven hebben. Niet alleen de populaire Korte Verklaring der Heilige Schrift (Kampen, Kok), maar ook de wetenschappelijke kommentaar op het Nieuwe Testament (Bottenburg, Amsterdam), zijn ©en rijk geschenk geweest, dat nog steeds bezig is tot ons te komen. En al zullen wij, gelijk Prof. Grosheide opmerkt, met bnze Schriftbeschouwing „die immers het wonder tracht te omschrijven" nooit klaar kunnen komen, toch is al meer op dit punt helderheid en vastheid van gang in de plaats van vroeger zoeken en lasten getreden.

Daarom spraken wij hierboven van een „mijlpaal".

ïdt nu toe hebben gereformeerden, die wat verder studeeren wilden, en toch niet het wietenschappelijk werk van de colleges in Kampen en Amsterdam konden volgen, zich veelszins moeten tevreden stellen, met wat hier en daar verspreid lag. En als zij dan verlangden naar een samen, valbend geheel, grepen zij dikwijls naar het werk der ethischen. Ook zij hebben in de laatste jaren hard gewerkt. Maar nog nimmer brachten zij het tot éénheid van denken. En de invloed van de barthiaansche „theologie", welke inmiddels juist aan vele ethischen de welkome gelegenheid schonk, aan hun vroeger nog negativistisch geheeten denkbeelden den schijn van positiviteit te geven, heeft eenerzijds de verwarring onder hen nog grooter gemaakt, en anderzijds de fusie tusschen hen en de vrijzinnigen, de gereformeerdebonders, en de contessioneelen, al noodlottiger doen worden. Want al blijven de genoemde groepen in kerkelijke partij-groepeering elkander fel bestrijden, in wetenschappelijk opzicht blijken zij elkaar al meer te „vinden", met name dan in de loslating, óf in de verdoezeling van wat eens als principiëele inhoud der vroi^gere (maar reeds veelszins genegeerde of verloochende) belijdenis gold. Ook de gereformeerde-bonders zijn wetenschappelijk onzeker, met name als het gaat om de Schrift-vragen. Nog dez© week bewijst ©en blad als „De Waarheidsvriend", blijkens eenige dwaze invectieven tegen hen, die opponeerden tegen de gereformeerd-verklaring van Prof. Haitjema, dat het zich niet meer weet vrij te maken van d© oo-n|essioneelen, die aan den leiband van Prof. Haitjema loopen. Zoo iets teekent wel droef de wetenschappelijke onzekerheid van deze groep. Haar predikanten houden het volk nog een poosje gespannen door in de prediking vast te houden aan, geliefkoosde termen, en de vóóropstelling en aocentueering van bepaalde dogmatische hoofdstukken. Maar de leiding van de groep is inzake de Schrift en de brandende openSaringsvragen het spoor bijster. Hoofdartikelen van Prof. Visscher en preeken der bonds-dominees houden geen verband meer met een eigen inzicht van de leiding der groep ten aanzien van het openbaringsbegrip en de problemen van Schrift en geschiedenis. Wie met Barth of zijn herauten fraterniseert, graaft ook als gereformeerde-bonder zijn eigen graf, al noemt hij het nuchtere consequenties trekken uit dit inzicht dan ook ietwat razend (wijl argumentloos): „razen". Wie inzake de Schrift het spoor bijster is, kan zich nog wel een tijdlang afgren, zen tegen anderen, door op de traditie van het volk te beren, maar hij zal zijn leiders straks links en rechts weg zien vallen, en moet onherroepelijk in de algemeene verbroedering en nivelleering mee ten leste zich verliezen.

Juist hierom zijn wij zoo dankbaar, dat de gereformeerden zich thans weer in dit werk eigen wegen hebben geschapen, ook voor het direct verkeer met hen, die, buiten de engere wetenschappelijk© studie om, blijven vragen naar algemeene oriënteering inzake de Schrift.

Het is duidelijk, dat wij ons niet tot een eigenlijk© beoordeeling van het werk zetten. Dit zou trouwens onmogelijk zijn in een kort bestek, en grootendeels ook buiten onze bevoegdheid liggen.

Maar wèl durven wij verzekeren, dat niemand zich de aanschaffing van dit boek beklagen zal. Ook de jeugdvereenigingen — men denke aan d© aardrijkskundige kwesties, den inhoud en den ouderdom der bijbelboeken — zullen veel aan dit werk hebben. Geïnteresseerden voor de vragen van tekstcritiek niet minder. Maar wij noemen niet meer, want alle Schriftgeloovigen vinden hier wat hun in eerster instantie aan het hart moet liggen.

K. S.

„Geestelijke liederen".

Ouder den titel: „Geestelijke liederen uit den schat van de kerk der eeuwen" verscheen bij de firma Callenbach te Nijkerk in dit jaar een bundel van 640 liederen. Uit een artikel van Prof. Dr H. Th. Obbink weten wie, dat twee en twintig jaar geleden reeds door den verzamelaar — Ds H. Hasper, predikant bij de z.g. „Geref. Kerk in H.V." te Den Haag — met Prof. Obbink over zulk een uitgave gesproken is. Ds Hamper wUde, gelijk Prof. Obbink schrijft, „het geestelijk lied een grootere plaats geven in het godsdienstig en kerkelijk leven in Nederland en opperde het denkbeeld' om voor christelijke scholen en evangelisatie-vereenigingen een biuidel psalmen, gezangen en geestelijke liederen te laten drukken, waardoor straks ook in de Christelijke kerken grooter liefde voor het geestelijke lied zou ontwaken."

„Jarenlang" — aldus vervolgt Prof. Obbink zijn bericht — „jarenlang vernam ik er niets meer van. Wèl werd van andere zijde in dezelfde richting gewerkt (Mej. van Woensel Kooy, Joh. de Heer). De „Sionsliederen", „Stemmen des Heils" verschenen. De „Kring van belangstellenden in de verrijking van ons Kerkgezang" bood in 1920 de Generale Synode van de Geref. Kerken in Nederland een Proeve van uitbreiding van de „Eenige gezangen om nevens het boek der Psalmen te worden gebruikt", aan". Maar Ds Hasper „had onderwijl ook niet stil gezeten. Vijftien jaar na zijn eerste bezoek ('t zal in 't voorjaar 1928 zijn geweest) verscheen hij weer", vertelt de hoogleeraar. In 1934 verscheen, naar we verder vernemen. Ds Haspers eerste ontwerp van een liederenbundel, opgedragen „aan het Nederlandsche Volk, kerkelijk of onkerkelijk, geloovig of ongeloovig, ia het eigen Vaderland en in de Overzeesche gewesten, of waarheen ter wereld het ook moge verspreid zijn". Voor het musicologische gedeelte had Ds Hasper contact gezocht met vooraanstaande musici.

Hetgeen thans door Ds Hasper wordt aangeboden, gaat evenwel nóg verder. In den thans voor ons liggenden bundel van 640 liederen heeft — we laten weer Prof. Obbink spreken — „de auteur niet maar een keuze gedaan uit bestaande verzamelingen, hier en daar wat geknipt, gewijzigd in de harmonisatie enz. Hij heeft den liederenschat der oude Kerk nagespeurd en het verder verloop daarvan in de Protestantsche en Roomsche Kerken. Liederen uit de Vlaamsche, Oud-Nederlandsche, Fransche, DuitschCj Engelsche en Noorsche talen liggen hier in harmonische eendracht bijeen. Verschillende liederen van het gezangenboek der Nederlandsch-Hervormde Kerk schijnen hier gewijzigd voor te komen. Toch is die indruk nieB juist. D© auteur heeft niets „gewijzigd", want hij ging niet uit van den tegenwoordigen vorm der liederen, maar heeft de oude bronnen zelf opgeh zocht, die achter de „Evangehsche gezangen" Hggen. Het is dus een terugkeer tot den oorspronkeilijken dichter, waarom ook diens naam bij elk lied is aangegeven. Zoowel wat tekst als melodie betreft, is 't zelfstandig doordacht werk.

Van de melodieën geldt hetzelfde. Z© zijn in den technisch juisten vorm genoteerd door wijlen Caesar Hinderdael (midden in den arbeid overleden) of door zijn leeding J. P. Bekkers."

Tot zoover Prof. Obbink, naet het doorgeven van wiens mededeelingen ik waarschijnlijk ook den uitgever genoegen doe. Het boek bevat 500 Kerkliederen, 140 liederen voor huisgezin, scholen en samenkomsten, en ook kinderliederen, met ongeveer evenveel verschillende melodieën.

„Vóór in 't boek staan alle 640 titels; achtedn een register vau alle melodieën, gerangschikt naar regels en versvoeten; ©en register van de ongeveer 800 bijbelteksten die boven de liederen zijn geplaatst en relief geven aan elk lied, een uitvoerig zaakregister en ten slotte de eerste regels van alle verzen maken dat men dadelijk elk geiwenscht lied of vers kan vinden." (Obbink.)

Ik heb tegen den titel van het boek nogal bezwaar; dat woord „geestelijk" staat me heelemaal niet aan. Maar overigens heb ik voor het werk van Ds Hasper groot respect. Het verdient d© aandacht, dat zijn naam op het titelblad niet voorkomt. Maar ook wij willen, evenals Prof. Obbink, den auteur „ons eeresaluut brengen". Want een geweldige arbeid is verricht.

Ketterijen? Ja, bij getallen. Want de auteur heeft niet zelf geschreven, doch de fcerk van vele eeuwen laten spreken. En di© heeft heel vaak verkeerd geschreven, en vooral — gedicht. Er zijn legio gedachtenfouten in den bundel. Maar als de pater orthodoxiae een bundel samenlezen zou uit het bestaande, zou 't niet anders wezen. Er staat evenwel ook zeer veel moois in. Want de kerk is er toch alle eeuwen door geweest.

Uit historisch oogpunt, en ook voor eigen nietliturgisch gebruik bevelen wij daarom dezen bundel van harte aan. Hij is ongetwijfeld veel beter dan welke verzameling ook, die we tot nu toe in Nederland gekregen hebben.. De greep naar het klassieke lied en naar klassieke teksten is zeer gelukkig geweest. Prof. van der Leeuw heeft den auteur ©en ©nkel verwijt gedaan, maar ons respect is er niet door vermindetrd.

Tenslotte, de harmonisaties, waaraan Protestantsche en Roomsche musici in Nederland en Vlaanderen gelijkelijk medewerken, zullen ook VOOT ongeveer den kostenden prijs worden beschikbaar gesteld. Daardoor zullen de zangkoren bevrijd worden van het overschrijven der partijen. De verschijning geschiedt in afleveringen, in ©Ike aflevering bevinden zich een of meer zettingen voor blokfluiten.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's