GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Is er dan bij hem een gezant, een uitlegger, één uit duizend, om den mensch zijnen rechten pHcht te verlcondigen, zoo zal Hij hem genadig zijn. Job 33:23—24a.

Souvereinlteit.

Over de woorden, die hierboven staan', met (name dan over de vertaling van het laatste gedeelte, loopen de meeningen uiteen. iWij denken er niet aan, op dit meeningsgeschil hier nader in te gaan. Want het is, ook zonder dat wij zulks doen, duidelijk genoeg, wat onze tekst beteekenb in het geheel van de profetieën van het boek Job.

'Het boek Job heeft een prachtige indeeling; en het hoofdstuk, waaruit deze tekst genomen is, beteekent een nieuwen mijlpaal op den langen weg van Jobs worstelingen. Wij hóoren, dat Job zijn vrienden bij zich heeft zien komen. In naam kwamen jse hem troosten, maar in werkelijkheid brachten ze door valsche probleemstellingen hem al verder van de rechte baan; deze zijn daarom ook steeds zoo'n ongeluk in de kerk; waarom dan ook polemiek zoo brood-noodig is, juist binnen de kerk.

Tenslotte kwam hun redeneering hier op neer, dat zij Job de scherpste verwijten konden doen: wat moest d i è man toch wel een geweldig en verstokt zondaar zijn; want anders zou God hem nooit zoo zwaar bezocht hebben!

Welnu, door deze schijn-logica tot het uiterste geprikkeld, begint Job nu in het andere uiterste te vallen: hij beantwoordt hen nu met z ij n eigen valsche probleemstelling. Job verzekert het: hij heeft volstrekt geen zonde gedaan. Laat God maar eens komen, dan zal Job frank en vrij Hem tegentreden! Laat God maar eens rapport uitbrengen van wat Job gedaan heeft, — het rapport zal gunstig luiden.

'Eii zoo staan niet alleen de vrienden, maar staat óók Job zelf het evangelie van de vrije genade tegen.

'De vrienden zeggen: voor u is geen genade m ó g e 1 ij k.

'En Job verklaart: voor mij Isi geen genade n o o d i g. ,

'Inderdaad, donkere wolken verduisterden toen den messiaanschen hemel.

'Maar in zulke uren Jaagt de God der vrije genade en vertroosting de wolken weg, en veegt den hemel van het messiaansche licht weer schoon.

Daartoe verwekt de Heilige Geest Elihu, den jongste onder de vrienden. Tot nu toe heeft Elihu gezwegen; maar hij kan zijn gedachten nu niet meer voor zich houden. Hij móét nu getuigenis geven.

'En hoor, nu begint hij met den hamerslag van zijn scherpe critiek de eigengerechtigheid van Job af te breken. Die der vrienden zal God zelf straks breken.

Het mooie daarbij is, dat Elihu dan niet pas aan het eind van zijn betoog, het messiaansche licht laat schijnen, doch dat hij aanstonds, in 't begin van zijn rede zijn vonnis over Jobs gelooven aan leen eigen gerechtigheid afleidt uit het messiaansche licht zelf: men kan niemand grondig bestraffen, tenzij uit het evangelie en het verbond.

'Hoor, zegt hij, op EEN manier zou het no; g in orde kunnen komen voor Job: wanneer^ er een „gezant" bij God is, een „uitlegger" of „tolk", , „één uit duizend".

Een „g e z a n t" moet er komen. En die moet niet zijn een gezant van Job tot God, doch van God tot Job. En kijk, daar ligit al aanstonds Jobs hoogmoed verslagen. Job heeft gezegd: 1 a a t God maar eens komen, ik zal wel tot hem naderen! Maar Elihu repüoeert: het zou wel al een heel groote genade zijn, als God iemand •van Zijn kant naar Job toe komen laat. 'Daar verzinkt de trotsche Job in het niet: déze boodschap is even beschamend voor hem, als het eens beschamend was voor den deftigen generaal Naaman, zijne excellentie, dat de profeet in dat kleine Hebreënlandje, de profeet Eliza, niet zelf in eigen persoon met staatsie den generalissimus der Syriërs tegemoet ging, doch zijn knecht naar hem toestuurde, om te vragen wat hij wilde. Het was een vernedering, maar toch ging de deur der genade open.

„Uitlegger" of „tolk" noemt Elihu in de tweede plaats den man, dien Joh noodig heeft; en ook dat breekt Jobs hoogmoed. Job heeft gezegd: laat God maar spreken, ik zal wel op al Zijn woorden antwoord geven kunnen. Dwaas, die gij zijt, , — zegt nu Elihu, — het zou al een heele genade zijn, wanneer God een tolk op u afstuurde. Rechtstreeks met God spreken, dat zal Job niet gielukken. Als God dat zou doen, zouden Jobs ooren tuiten, en zou hij vergaan. 'Er moet een tolk zijn, niet zoozeer om Jobs woorden bij God te verklaren, als wel om Gods woorden aan Job te verklaren. Het is at weer vernederend, .-maar toch, dat zou toch nog de weg zijn, waarop Gods gjenade zich aan Job bewees.

En dan eindelijk, — deze tusschenpersoon moet „één uit duizend" zijn, d.w.z. een, wónder en een •geschenk van wonder, onverwacht, onverdiend, onmogelijk bij menschen, in zijn verschijnen en dus in zijn verschijning zeer opvallend. Hij js niet zóó maar... voor het grijpen. Als hij komt, zal ieder zich moeten verbaz'Sn.

Hier heeft Elihu aan Job de souvereinlteit van den Messias gepredikt. i

"Wdj •weten, dat Christus degene is, op Wien deze woorden hopen. Hij is allei-eerst Gods; gezant en tolk tot ons. En wat.doet Hij voon ons? Job heeft 'gezegd: God moet mij mijn deugden heloonen, daar heb ik recht op. Elihu geeft ons bescheid: u moet uw plicht verkondigd worden. De sauvereiniteit van God moet u weer gepredikt worden, en gij moet ze aanvaarden tot de diepste en laatste consequenties toe.

'Welnu, zoo heeft ook Christus de souvereinlteit van God niet alleen gepiiedikt, maar ook in zijn venschijning zelf haar gehandhaafd. De adventsgedachte is van die souvereinlteit gedragen, draagt ze ujt naar buiten. En ze is ©en, boodschap van alle bijbelboeken, en van alle menschen-, en dus ook Christus-tijden en - bedeelingen. Eer wij Christus als gezant van ons bij God zien, en als tolk voor ons bij God, moet Hij eerst door ons aanvaand zijn in Zijn souvereine majesteit, die Hiem ontvangen laat als deii^ ééne uit duizend, met een wonderlijke, ja bovenmenschelijke kracht toegerust, onvindbaar, behalve dan voor God, en dus primair komende van God tot ons.

Zóó slechts komt er de genade; maar dan ©en genade, die het wonder in zich niet weerspreekt of ontkennen laai: , wijl al haaifi beloften bevelen zijn, en al haar genadegeschenken vertooningen

van Gods pure souvereinlteit.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's