GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OPVOEDING EN ONDERWIJS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPVOEDING EN ONDERWIJS

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele opmerkingen over bet vak Bpelscbe Gescbiedenls.

Er wordt veel geklaagd over Jiet onderwijs in de Bijbelsche Geschiedenis op onze scholen. Met name over het resultaat, da, t, wat er bij de leerlingen van blijft hangen.

De critiek komt meestal van twee kanten. We zijn er al zoo langzamerhand aan g: ewend geraakt, van de voorstanders der Openbare School heel harde noten te hooren kraken over dat dogmatische en voor kinderen toch geheel onbegrijpelijke van wat er tijdens de Bijbelles wordt behandeld. Men wijst dan op de vele vergissingen, die de kinderen maken bij het leeren van psalmversjes, b.v.: „God heb ik lief, want die getrouwde Heer", of: „Leer mij naar tJw winterhanden" e.d.

We willen dit wel gedeeltelijk" toegeven. Er is veel wat voor de kinderen slechts materiaal is, wat in liun later leven pas tastbaar en reëel wordt. Maar hindert dat? Geldt dat voor andere vakken ook niet? Misschien niet in die mate. Maar ligt het onderwijs op de Lagere scliool nu geheel en al in het denk- en voorstelhngsvlak der leerlingen? Ik geloof er niets van. Ook hier is veel wat ze nu eenmaal leeren moeten, waa, rvan geldt het bekende rijmpje:

Met begrijpen zal 't niet gaan, - Neem het onbegrepen aan.

Aan de andere zijde wordt er ook veel critiek geoefend door menschen, die toch gerekend moeten worden tot de voorstanders van het Christelijk onderwijs.

Het vak Bijbelsche Geschiedenis staat en heeft altijd in bet centrum van de belangstelling gestaan. En terecht!

'Het bewijs hiervoor is zeker ook te vinden in de brochurereeks van Gereformeerd Schoolverband waar deze stof vele malen van verschillenden kant is bekeken, 'k Hoop daar straks nog wel even op terug te komen.

Er is dus veel critiek, die voornamelijk dit zegt: Wat blijft er toch wéinig hangen van het onderwijs in de meest eenvoudige verhalen. Wat weten onze kinderen weinig van den: Bijbel af. Inderdaad! Ik wil uit eigen practijk daar eenige frappante voorbeelden van geven. In de week vóór een Christelijken feestdag is het toch regel op de meeste (zoo niet alle) ChristeUjke Scholen, dat de stof voor die feesten behandeld wordt.

Nu \Toeg ik in de week na Pinksteren aan een leerling, die de behandeling der inderdaad moeilijke Pinkstergeschiedenis een week tevoren had meegemaakt: „Waar denken we aan op het Pinksterfeest? " Geen antwoord. 2e vraag: „Waar denken we aan op het Kerstfeest? " Weer geen antwoord. 3e vraag: „En op Paschen? " Resultaat hetzelfde. Ik vroeg toen in het algemeen: „Waaraan denken we op het Kerstfeest? " Van de 37 leerlingen staken er 6 hun vinger op. Eén gaf als antwoord; „Dat de Heere Jezus naaj" den Hemel is gegaan!" De andere 5 gaven het juiste antwoord. Dus 5 van de 37! Zonder iemand te compromitteeren wil ik er bij zeggen, dat deze kinderen allen uit goed gereformeerde gezinnen kwamen.

Daar de zaak me interesseerde vroeg ik eens verder. „Wie weet waar we aan denken op heb Paaschfeest? " Ongeveer de helft wist dat. Ik ging verder en vroeg: „Wat behandelen we in de dagen vóór Paschen? " Geen antwoord. Daar ik vermoedde, dat deze vraag niet gelukkig gesteld was, preciseerde ik: j, Welke dagen gaa, n; aan de Paaschdagen vooraf, en hoe heeten die dagen? " Antwoord: Zaterdag en "Vrijdag. Maar niemand kende de namen, ook Goede Vrijdag niet, en slechts 1 wist te vertellen, dat dit de dag was waarop we de begrafenis van den Heere Jezus herdachten.

Waar de zaken zoo staan ten opzichte van de groote heilsfeiten, is het dan wonder, dat kinderen niet weten te vertellen wie Eliab of Nabioth is? Nog moeihjker wordt het, zelfs voor leerlingen der hoogere leerjaren, wanneer plaatsnamen uit de geschiedenissen van David b.v. gevraagd worden. Wat is hiervan nu de oorzaak. Mag men de school aansprakelijk stellen voor deze onkunde? Of de onderwijzers persoonhjk?

Op de vooi^ergadering, die de afdeeUng Amsterdam van Gereformeerd Schoolverband hield, werd een referaat gehouden door Prof. F. W. Grosheide naar aanleiding van en tevens ter inleiding op de brochure van Ds J. van Herksen: „Meester en Dominee". Prof. Grosheide sprak over: „Bezinning op ons onderwijs in de Bijbelsche Geschiedenis''.

Door de brochure van Ds van Herksen was de quaestie weer eens omi haar belangrijkheid naar voren geschoven, ditmaal gezien vanuit de verhouding school-kerk.

Nu kwamen op genoemde vergadering de bezwaren èn in referaat èn in bespreking naar voren, die m.i. het best in de volgende punten zijn weer te geven:

1. De verschoven belangstelhng. Zeer veel ouders begeeren het Cln"istelijk onderwijs voor hun kinderen niet meer om het Christelijls onderwijs zelf, maar om allerlei bijredenen, zooals: een nette school, met een goeden naam, door opleiding voor allerlei examens. Hierbij komt, dat ook positief Christehjke ouders^ wel eens hun aandacht lieten verglijden op bepaalde examenstof, de school moest hun kinderen klaar maken voor dit examen, ze moeten toelatingsexamen doen voor H. B. S., Gymnasium e.d. Christelijk onderwijs, goed, maar toch vooral goed rekenen, taal enz. Zoo werd het programma der z.g.n. neutrale vakken overvoerd ten koste van het Bijbelsch onderwijs.

2. Doordat het Christelijk onderwijs bloeide, werd het ook begeerd voor kinderen uit nietchristelijk milieu. Omdat de Openbare school niet meer voldeed, vroeg men inschrijving op de Bijzondere, met als gevolg, dat er leerlingen kwamen voor wie de sfeer der Christelijke school vreemd was. Natuurlijk werkte dat nadeelig op het Bijbelsch onderwijs. Dat kon niet uitblijven, ook al bleef de school haar Christelijk karakter ten volle handhaven.

3. Vroeger was men gewoon veel te laten memoriseeren. Psalmverzen, teksten, (vooral Messiaansche voorzeggingen), 12 zonen van Jacob, , Koiiingen van Israël en Juda, Zaligsprekingen enz. Men heeft er uitstekende leerboekjes voor. Hier is reactie tegen gekomen. Wat had men er eigenlijk , aan of m'én al die koningen op een rijtje kende? En doordat men hier aan ging toegeven, verslapte het regelmatig uit het hoofd leeren.

4. Door het uitkomen van goede vertelboeken werden de handleidingen die bestudeerd moesten worden, verdrongen. Ik wil in het minst niet kwaad zeggen van die vertelboeken. Maar er Hgt een gevaar, vooral voor jonge onderwijzers(essen)j die het vertellen nog leeren moeten, dat het even overlezen van een verhaal bijv. in „De Bijbelsche Geschiedenissen" van W. G. van de Hulst, het rustig bestudeeren en voorbereiden van de te behandelen stof vervangt. Daarbij komt dat men ook gevaar loopt het accent te gaan verleggen van de leer op de sfeer. Nu is een goede sfeer noodig, maar een teveel in die richting doet schade aan de feitelijkheid en daarop komt het op de school (bijzonder in de lagere klassen) in de eerste plaa, ts aan. We moeten niet vergeten, dat de school kennis bij moet brengen. Ook kennis van de feiten die de Heilige Schrift ons geeft. Natuurlijk deze feiten in een onlosmakelijk verband met de bedoeling der Schrift, ons te laten zien de voortgaande openbaring Gods.

5. Het feit, dat in vele gezinnen, de Bijbel niet geregeld meer gelezen wordt. De drukke gejaagde gang van het leven leidt er wel eens toe het geregeld lezen der Schrift te verzuimen. En waar dit nog wel geschiedt, daar gebeurt het ook wel (vooral die gezinnen waar vader soms laat thuis komt) dat de kinderen reeds op bed' liggen en er zoo practisch toch ook niets van hooren. Wat komt er soms van het regelmatig ter kerk gaan met de kinderen ?

Mij is een geval bekend, dat in een middelklas in een grootestadsschool ruim één vierde wel eens aanwezig was geweest bij de doopsbediening en slechts enkele kinderen wel eens het avondmaal hadden zien bedienen.

Dat geeft te denken.

Wat is hier nu tegen te doen?

Prof. Grosheide sprak op genoemde vergadering over „Bezinning". Wij moeten ons weer gaan bezinnen op de vraag, wat het Bijbelsch onder wijs voor ons zijn moet. Er moet meer plaats voor zijn en de aandacht, niet het minst van onze Christenouders, moet weer ten volle aan dit, voor de Christelijke School zeer belangrijke vak, gegeven worden.

Als we zien, wat er bij onze Oostelijke buren aan geest en inhoud der Schriftverhalen geknabbeld wordt 1) zal niemapd een waarschuwing tot waa, kzaambeid overbodig achten. ^

Veel zou er ook te zeggen zijn van de behandeling der leerstof door de(n) onderwijzer (es).

Laat me enkele opmerldngen hierover mogen maken.

De onderwijzer moet zich voor dit vak goed voorbereiden en daarbij beginnen met den Bijbel zelf. Ik meen niet te insinueeren, als ik vermoed, dat dit wel eens vergeten wordt. Dan begint men met de handleiding en daar blijft het soms bij. Ook voor de kinderen geldt het, dat we ze die Schrift moeten brengen. Natuurlijk naar den eisch huns wegs. Wie behandelen geen dogmatiek.

De onderwijzer zorge daarbij steeds, dat hij door zijn vertelling de bedoeling der Schrift leere verstaan. Daartoe dient elke vertelhng Christooentrisch te zijn. Dat zal den eenen keer beter gaan dan den andei-en, maar toch zal dat het doel moeten zijn. (Zie brochure van Ds P. van Dijk, blz. 12 v.v.)

Prof. Noordtzij wil in plaats van den naam Bijbelsche Geschiedenis, dien van Geschiedenis der Godsopenbaring ingevoerd zien. Op de vergadering van Gereformeerd schoolverband, 24 Mei 1933 is daarop nogal critiek geoefend. Toch geloof ik, dat de bedoeling van Prof. Noordtzij goed is en dat het ook z ij n doel is de kinderen in de verhalen, die de Schrift ons geeft, te laten zien wat Gods werk in de geschiedenis is. Zijn Openbaringswerk. En waar Gods openbaring in het Oude Testament op Christus uiüoopt en in het Nieuwe van Hem uitgaat, de Schrift dus is de openbaring van Gods Genadeverbond centraal in den Middelaar Gods en der menschen, daar spreekt het vanzelf, dat wij spreken moeten van Christus ook als we de bijzonderheden van Israels volksleven behandelen. H. Lankamp zegt ergens, in zijn handleiding bij de geschiedenis van de oprichting van de koperen slang in de woestijn: „Hier wordt nog niet over de geestelijke beteekenis gesprolcen."

Maar ik kan dit niet vertellen zonder uic te laten komen: „Gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzoo' zal de Zoon des menschen verhoogd worden".

Naast de ontrouw van het volk des Verbonds moeit telkens gewezen worden op de trouw van den God des Verbonds.

Ondanks dejU schamperen spot van de voorstanders der Openbare School zullen we voortgaan met onzen kinderen regelmatig psalmen en teksten en als het kan, in dei hoogere leerjaren^ ook den Catechismus te laten leeren.

Ds van Hejrksen wijst op het noodzakelijk contact tusschen meester en dominee, dus tusschen school en kerk.

Ook ligt hier een taak voor de ouders. Vooral zij, die hun kinderen ten doop hielden, behooren hun gegeven belofte, omtrent het onderwijzen en

laten onderwijzen in de voorzeide leer, getrouw na te komen. Laat men toch ook het lezen der Schrift in dezen hangen tijd niet verzuimen. Laat men toezien, dat de kinderen het leven ingaan mat een schat van kennis, ook omtrent de Heilige Schrift, opdat ze in den strijd der geesten verweer hehben, uit hetgeen ze uit huis en school meekregen. Een oprecht christelijk gezinsleven en goqd Bijbelsch onderwijs op school kunnen niet zonder invloed blijven. Wij mogen verwachten, dat onze gedoopte kinderen, wanneer wij trouw zijn in ons gebed voor hen en onzen arbeid aan höUj ook al zullen we dagelijks onze zonden hierin te belijden hebben, onder Gods zegen, op- «roeden tot een geslacht, dat voor den Naam des, Ileeren kiest. God vraagt van ons gehoorzaamheid CiU Hij zal Zijn werk, door onze zwakheden en gebreken heen, in stand houden.

Wij mogen vasthouden aan Zijn beloften ons en voor onze kinderen. voor


1).Konden we niet lezen, dat daar bepaald werd, dat de gesdhiedenis van de offerande van Izak op school niet mocht worden verteld, omdat de geest er van on-duitsch was!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

OPVOEDING EN ONDERWIJS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's