GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

De belijdenis in den cirkelgang van „Eetkopbonw".

Zooals men weet, wordt er in de Hervormde Kerk den laatsten tijid veel gedacht en geschreven over de vraag, hoe men de ingezonken kerk tot nieuw leven kan roepen. Bekend zijn met name do twee bewegingen „Kerkherstel", en „Kerkopbouw". „Kerkopbouw" geeft een reeks van brochures uit, waarin men tracht, wegen te wijzen tot een „opnieuw belijden". Dezer dagen verscheen een rapport A II, uitgave van de commissie voor „Kerk en Theologie" namens de vereeniging „Kerkopbouw" (Bosch en Keuning, Baarn). De brochure, zooeven bedoeld, voert als hoofdtitel „Openbaring", en als ondertitel „De Belijdenis des Geloofs"! Onderteekenaars zijn de leden der „suboommissiJ van de Commissie voor Kerk en Theologie der| Vereeniging Kerkopbouw", de heeren G. van Leeuw, J. II. Smit Sibinga, K. Sonies, H. de Vos, C. G. Wagenaar, W. A. Zeijdner. Zooals men ziel, werken in deze commissie „theologen van veischillende herkomst" samen; hetgeen trouwens geen wonder is, want men voelt op elke bladzijde barthiaansche invloeden; wij kunnen dan ooi „er in komen", dat de commissie, zooeven noemd, het betreurt, dat de samenstelling deri oommissie niet nóg rijker gesorteerd was. Zij ver| klaart, dat dit niet haar schuld is, en wij gelooveni het graag. Immers, indien anderen, ook in „Kerkl herstel", eenmaal het Barthianisme aanvaard heti ben, is er geen enkele reden waarom zij tegenovep „geest en hoofdzaak" van dit rapport afwijzen£ zouden staan, of nog langer a f z o n d e r 1 ij k zoul den handelen over de hier aangesneden kwesties Het ingediende rapport van „Kerkopbouw" spreekt over openbaring als „daad Gods", ovet | andere religies, over het Woord, over Christus, over het wonder, het getuigenis van den HeiligBiip Geest, de openbaringsmiddelen, de natuur, de cul É turn-. Heilige Schrift, Kanon, Schrift en traditie, ? ^ saci-ament, en ook over de behjdenis.

Dezen keer staan wij even stil bij dit laatstti onderwerp.

Want in het jaar tusschen Afscheidings- eil Doleantieherdenking blijft ons de roeping opgeT legd, na te gaan, hoe hét staat met de bewegin|j der geesten in de Hervormde Kerk. Een vollei eeuw, nadat de scherpe stem van De Cock vroe om terugkeer naar de behjdenis, een halve eeu^« nadat die van Kuyper het zelfde deed, is de strijd over belijdenis en belijden buitengewoon actueel. Nu valt er echter weinig te hopen voor wie nog altijd uitzien naar een wezenlijk terugkeereii der Hervormde Kerk tot de belijdenis. Reeds d« wijze, waarop men in de kringen van „Kerkopbouw" (en ook van „Kerkherstel") de belijdenis (in het algemeen) tracht te taxeeren en haai karakter te bepalen, is zelf in strijd met d« belijdenis. Dat blijkt reeds uit de opmerking van het rapport, dat de „grenzen" en de „vormen" waarin „de kerk" haar „inberpretatie" der „verkondiging" geeft, niet in volstrekt geldige belijdenis kunnen worden vastgelegd.

Op zichzelf is dat natum'lijk volkomen juistl Want de belijdenis is altijd zelf de eerste geweesl, ! om te verklaren, dat zij slechts gelden wil, zoover! zij met de Schrift overeenkomt.

Maar in het verband van dit j, Kerkopbouw"-| rapport bedoelt dan ook de uitspraak iets heell anders. Aan terugkeer naar de oude opvatting hierboven vermeld (de belijdenis appellabel aan de Schrift) denkt men niet. Zulk ©en terugkeet wordt feitelijk reeds hierdoor onmogelijk gemaakt, ja, bij den wortel afgesneden, dat men in de Schrift alles wil „onderzoeken", „mef het oog op zij n grooteren of geringer-enB afstand van Christus". Wat dit beteekentïH Wel, nog zeer onlangs hebben wij een artikel ons blad gegeven over „centrum en perife-f rie, in v©rband met de belijdenis". Nu achteraf blijkt dit artikel actueeler dan wij zelf vermoedden, want in deze vandaag ons onder dt oogen gekomen brocliure van „Kerkopbouw" treft men de in bedoeld artikel besproken en veroordeelde theorie in levende lijve.

Trouwens, het rapport verklaart zelf, dat men | terzake van de b ij b e 1 b o e k e n de grens tusschen „canoniek" en „apocrief" niet zoo absoluut mag trekken als de Nederlandsche geloofsbelijdenis dat doet. De Schrift heeft dus geen vaste grenzen meer; vroeger was, naar het heette, Gods Woord „in" de Schrift; tegenwoordig is hel „in de buurt" van de Schrift; „op en om haar erf". De gezonde, en voor het minst konkrete opvatting der oude gereformeerden, volgens wie men de belijdenis inderdaad kón toetsen aan de Schrift wordt hier natuurlijk voor altijd afgesneden. Temeer ook, omdat de gereformieerde theorie sleclils aanvaardbaar is, wanneer men tevens gelooft, ' de Schrift duidelijk en doorzichtig is. K schrijvers van „Kerkopbouw" echter beweren, dal men de duidelijkheid of doorzichtigheid der Heilige Sclirift slechts aldus verstaan mag: dat in I Christus' licht de Schrift doorzichtig wordt.

Hoeveel déze verzekering waard is^ krijgt meii| te zien, wanneer men enkele regels later hoort verkondigen, dat Christus niet inden bijbel, maar in Zijn kerk leeft, die Zij» lichaam op aarde is. M.a.w., de Schrift is pas doorzichtig in het hcht van Christus, wat Chi-istus' licht is, dat moet uit de kerli blijken. Want in haar „leeft" Hij. En kan dan de kerk soms „uitmaken", w a t in haar Christus licht, èn wat in haar „onchristelijke duisternis'[ is? Geen sprake van: reeds dat fatale woord „uil' maken" is veel te veel gezegd. Want bij meerderheid van stemmen kan de kerk niets „ui t m ake n".

Men blijft dus in een cirkeltje rond draaien. Men kan wel verzekeren, dat de tra-] ditie op deze manier een veel grootere wa£ krijgt dan vaak erkend wordt (zulks dan vanW'ege| het feit, dat Christus „leeft" in de kerk)

deze (ons verontrustende), stijging van de koër^ sen der traditie wordt verkregen voor den prijs van een daling van die der Schrift: immers de Schrift heet hier „het voornaamste deel van de traditie". Hoe zou men nu de belijdenis toetsen aan de Schrift? Dat ware immers niets anders dan: de traditie meten aan de traditie; de kerk aan de kerk, den mensch aan den mensch?

Wij herinnerden daareven, dat volgens de rapporteurs van „Kerkopbouw" met meerderheid van stemmen niets valt uit te maken_, evenmin als met een „primaat" van den één, die zich met leergezag beldeed acht, boven den ander (Rome). Ook op dit punt wordt een positie ingenomen, die slechts inschijn tegen de gereformeerden van alle eeuwen zich keert. De gereformeerden hebben er nooit aan gedacht, met meerderheid van l stemmen uit te maken, wat de waarheid is. Want wanneer zij met meerderheid van stemmen uitspraken, wat zij samen zouden belijden, dan was dit — het is reeds boven gezegd — een uitspraak van hun gemeenschappelijk gevoelen. Precies zooals deze commissie met meerderheid van stemmen, misschien wel met algemeene stemmen, op bepaalde punten — die wel degelijk meer zijn dau „formeele" punten — haar meening vastlegt en verklaart; dit gelooven wij samen. Maar wana-eer als in vroeger dagen een belijdenis op zulk een wijze als gemeenschappelijk overwogen formule voor de bij allen levende overtuiging vastgesteld was, dan bleef toch altijd van kracht de verzekering, dat men in laatste instantie verwees naar de Schriften. Men erkende dus de mogelijkheid van dwaling, loochende echter de juistheid van de in dit rapport aan het woord komende S c li r i 11 b e - schouwing.

En daarom is het ook maar weer een schijngevecht, wanneer dan verder verzekerd wordt, dat het aanvaarden van ©en uitwendige gezagsinstantie als laatste woord, in strijd is met het gezag van den Heiligen Geest, dien Jezus vergeleek met den wind die blaast waarheen hij wil. Want de belijdenis is nooit „een gezagsinstantie als laatste woord" geweest. Dat was de Schrift. En daarom heeft die uitspraak over den blazenden Geest niets hiermee te maken. Want Hij blaast waarheen Hij wil, maar Hij spreekt niet den éénen keer zoo, den tweeden keer anders. Indien Hij de Schrift gegeven heeft, dan is alle „geblaas", dat met de Schrift in strijd komt, geen blazen van den Geest in een richting, die H ij wil, doch een blazen van menschen in een richting, die zij willen. Een blazen van allerlei „wind van leer". Die wind blaast ook waarheen liij wil, ook in „Kerkopbouw". En dat ze daar hun geblaas als Gecstes-blazing aandienen, dat is het tragisch ongeluk van wie in een cirkel rondtollen en dan denken te „bouwen".

/ K. S.

Fiopaganda voor de Wereldbeschouwing der Nationaal-Socialisten. — Studenten opgeleid tot propagandist.

' Wat hieronder volgt, is een Hollandschie weergave, eenigszins vrij, zonder zakelijke wijzigingen evenwel, van een berichtj gepubliceerd door den beer F. R., theol. stu-d., geschreven uit Ludwigshafen a/Rh., - en gedateerd op 2 September 1935:

Op grond van een kenrüsgeving van mijn studenten-corporatie, werd ik geroepen naar Darmstadt, teneinde daar een studie-kamp van 14 dagen bij te wonen, welk kamp belegd was door den Naüonaal-Sodalislischen Duitschen Sludenten-Bond, 28 Aug.—9 Sept. 1935. Dit kamp bedoelde een propaganda-cursus te geven. De cursus begon eerst op den tw-eoden dag, met een referaat van den gouw-pro-pagan-dist Schinke, over het onderwerp: „Ons bloed, onze wereldbeschouwing". In het begin van den leergang wilde hij ons eerst de „vanzelfsprekende" vooronderstellingen voor den studiegang laten zien, waarover overigens de cursisten wel niet in het onzekere zouden verkeeren. O.a. debuteerde hij het volgende (ik stenografeerde enkele typeerende uitdrukidngen óók): Men moet onderscheiden tusschen partij-leden en nationaal-socialisten, d.w.z. dragers van de wereldbeschouwing. Immers, de Leider (Führer) (Hitler) heeft op den partijdag '33 verklaard: „het nationaal-socialïsme is een wereldbeschouwing". Deze wereldbeschouwing is neergelegd in Rosenbergs boek (De Mythe van de 20ste Eeuw), i)... In de kampen van den N.S.D.St.B. (Nationaal Socialistische Deutsclie Studenten-Bond) moet nu een stormtroep voor Rosenberg worden bijeengebracht, Voor den komenden strijd om de duitsche ziel, •welke str-ijd tegemoet te zien is tegen den winter. Hn dit moet gebeuren in den geest en overeenr komstig den wil van den Fülirer. De Führer heeft den algemeenen rijksleider van den N.S.D.St.B., partijgenoot Derichsweiler, in een speciaal belegde vergadering van zeven uur de opdracht gegeven zulk een stormtroep-ter-verbreiding-van- • deze-wereldbeschouwing te vormen uit den N.S. D.St.B....

De N.S.D.St.B. is op het oogenblik misschien gewichtigste partij-organisatie. De kampen worden betaald uit contributies Tegenwoordig zijn er drie wereldbteschouwingen in Duitschland: de Cluistelijke, de Marxistische en de Nationaal-Socialistische. De eene sluit - de andere zonder eenig compromis uit De Christelijke en de Marxistische zijn beide liberalistisch, wijl individualiS'tisch... De g e r m a a n s c h e vroomheid is niets meer dan een houding van eerbied tegenover de wetten van de harmonie en van het schoo.nje(!) De menschen, die ons geloof niet hebben of niet hebben künmen, uit oorzaak van de min-derwaardigheid van hun ras, moeten mtgebannen worden, hetgeen ten deele reeds nu gebeurt door de sterilisatie, die men kalmpjes als moord zou kunnen kwaHficeeren... De Nationaal Socialistische wiereldbeschouwing is slechts voor het germa an sche ras bestemd, niet, zooals het Christendom, voor alle rassen... De mannen van DaiTé lot op Schirach maken heden de groote politiek; niet voor niets zijn zij door den Führer op deze hooge plaats gezet Art. 24 van het parüjprogram spreekt slechts van „positieve religiositeit". Omdat het Christendom de tot nu toe in dit land gebruikelijke religiositeit geweest is, is • duidelijkheidshalve de uitdrukking Christendom gebruikt... Politiek-wijsgeerige scholing beteekent bewustmaking van de onbewust sluimerende ziel van het ras. Hiet moet komien tot een strijd met de godsdienstige groepen, hoewel, niet tot een strijd met geweld: ze zullen wel geleidelijk uitsterven. Wij wijzen niet slechts de honderd onderscheidene soorten van christendom af, maar het christendom zelf... Alle godsdienstige riclitingen, subsidiair haar leiders, zijn deviezen-smokkelaars en volksverraders ... Ook die christenen, die - den - eerlijken wil hebben, het volk te dienen — en zulken zijn er nog — dient men te bestrijden. Wiant hun dwaling is schadelijk voor de volksgem-eenschap, en onnatuurlijk, om-dat zij afkomstig is van een vreemd ras. — Dan volgen aanvallen op het christendom op de bekende manier („smerige jodensprookjes"; leer der erfzonde-, ontstaan uit den joo-dschen wil tot wereldbeheer^ sching; Joodsch dualisme van lichaam en ziel; levens-ontkenning; minderwaardigheidscomplexen van het ras; onzedelijkheid van alle naastenliefde-zonder-onderscheid; internationaliteit 2) van het chrisbendom enz.); maar toch deed de redenaar zijn best, zakelijk te blijven. Het essentiëele echter was, dat de referent altijd door weer den nadruk er op legde, dat dit alles niet zijn eigen persoonlijke meening was, maar de officieel e opvatting van - de part ij en van den Führer. (De referenten in deze studiekampen hebben zelf hun onderricht gekregen van de vooraanstaande figuren van de partij in een daartoe opgericht kamp.)

Met het oog op dit referaat hadden een theologisch student lüt Frankfurt a/M. en ik den kampleider verzocht, het kamjp te mogen verlaten, omdat wij evenzeer radicaal Rosenbergs „Mythus" afwezen, als in het kamp het christendom afgewezen werd. Ook voelden wij ons verplicht, de eerlijkheid en openheid, waarmee de redenaar gesproken had, met gelijke openlieid en eerlijkheid te beantwoorden. De kampleider erkende de juistheid van ons standpunt, maar probeerde toch, in een kameraadschappelijk onderhoud van ongeveer anderhalf uur, waarbij ook bedoelde referent geroepen werd, ons te behouden en van gedachten te laten veranderen. Wij verklaarden, dat wij tot nu toe ons hadden gehouden aan art. 24 ^) en overeenkomstige uitlatingen van den Führer, maar nu had het referaat ons getoond, dat wij ons vergist hadden. Men vroeg ons, of het feit, dat de Fülmer aan Rosenberg toch maar de scholing van de partij inzake kwesties van wereldbeschouwing toevertrouwd had, niet te denken gegeven had, en beriep zich verder nog op een h-eele reeks van voorbeelden en voorvallen (uitsluiting van de theologen uit de S. S., uittreding van de „Leibstandarte" uit de kerk, sterilisatie-wetgeving, met name ook de officiëele cursus-brieven van den N.S.D. St. B. e.a.), waaruit dan duidelijk zou blijken, dat de Führer geheel en al achter Rosenberg en diens denkbeelden zou staan. Wij gaven toe, dat uit oorzaak daarvan reeds geruimen tijd bij ons twijfel gerezen was, en dat wij daarom des te meer den referent dankbaar waren voor zijn onverbloemde maiüer van spreken. Hoe het zij, thans, zoo deelden wij verder mede, leek ons de houding van de pai-tij inzake levens- en wereldbeschouwing, en leek ons met name art. 24, kortweg een misleiding, en zouden wij dan ook daaruit verdere consequenties trekken (uittreding uit - de S.A.).

Daarop gaf men ons len anwoord, dat men een ernstige zieke vaak niet de waarheid zeggen mag, teneinde hem niet den laatsten wil tot leven te ontnemen. Het volk was nog niet rijp voor de nieuwe wereldbeschouwing, en een godsdienstoorlog zou het nauwelijks overleven.

Intusschen was de rijksleider van de N.S.D.St.B.,

(Zie vervolg op blz. 52.)

Derichsweüer, in het kamp gekomen. Na diens rede, die — afgezien dan van de vraag der corporatie — niets nieuws braclit, en het gesprokene slechts bevestigde (slechts één zin willen wij citeeren: „voor ons, nationaal-socialisten, bestaat er slechts één bevelende macht, óók tegen Rome en Wittenberg"), verzochten wij definitief antwoord op onze vraag, of wij nu vertrekken machten. Wij hadden nog een onderhoud van een half uur met den rijksleider, den kampleider, den referent, en andere hoogere bestuurderen van den N.S.D.St.B. De heer Derichsweiler gaf als zijn principiëele meening inzake ons geval te kennen, dat het tijdstip komen zou, waarop zich vele partijgenooten ontnuchterd zouden zien, die geloofd zouden hebben, alleen voor de politieke beweging gestreden te hebben, en nu zouden zien, dat zij inderdaad het pleit gevoerd hadden voor een nieuwe wereldbeschouwing, en nu te kiezen zouden hebben. De Roomsche kerk had al dadelijk begrepen, waarom het ging; zekere kringen van de protestantsche kerk hadden het tot op dezen dag nog niet in de gaten gekregen, zoo voegde hij er glimlachend, blijkbaar in terugslag op de „Duitsche Christenen", aan toe. Ook hij echter ried ons, toch maar te blijven. Eerst toen wij verldaarden, dat het ons niet mogelijk was, veertien dagen lang te huichelen bij alle mogelijke dingen (b.v. bij zekere liederen, tafelspreuken, of bij het Sieg-Heil, op den Führer uitgebracht, in verband met de trouwbelofte aan deze wereldbeschouwing) verzocht hij den kampleider ons in alle eer en deugd ons congé te geven, wat deze ooli deed-

Bovengenoemde student in de theologie kan mijn bericht bevestigen, als juist. Zijn adres kan men bij mij te weten komen.

Tot zoover het — hier en daar door mij gespatiëerde — bericht van den student F. R. Men denke over deze dingen na, en zorge, dat de gouw-leiders hier in Nederland niet aan de Gereformeerde Kerken hoeven te denken, wanneer zij nog eens komen te glimlachen over zekere protestanten, die nog niet in de gaten hebben waarover het loopt...

In de leeszaal van de groote universiteitsbibliotheek te Bierlijn (die dezen zomer wegens verbouwing tevens dienst deed als leeszaal voor de Preussische Staatsbibliotheek) treft men, zóó als men de zaal binnenkomtj een aparte boekenkast (vroeger niet aanwezig) met niets anders dan nationaal-socialistische boeken. Propagandistische? Ja, maar vooral „wetenschappelijke". Een geweldige hoeveelheid, zóómaar uit den ^rond gestampt in enkele jaren.

„De Strijder".

Verscheidene lezers waren zoo vriendelijk, mij het bedoelde exemplaar van „De Strijder" te zenden. Vriendelijk dank. Het artikeltje is de moeite van bespreken niet waard; behalve door enkele dwaze fantasieën van een anonymus, kenmerkt het zich door een poging, om weg te lachen het door C.D.U.ners zelf met druk en nadruk verzekerde feit, dat het Barthianisme hen heeft beïnvloed. Zoo is het artikeltje een symptoom van de algemeene „verzwakking van het oordeel" (Huizinga).

K. S.


. 1) Dit door en door onwetensctiappelijke, en dus te meer 'ndruk makende anti-Bijbelsche boeTc'is in „De Reformatie" i "reed besproken. Red.

2) De N. S. B. Iiier te lande verklaart eveneens den godsdienst internationaal. Zij praat daarin een kardinaal na. Maar als zij het marxisme afstraft, dan - wordt over al wat internationaal is veel leelijks gezegd.

3) Zie wat hierboven over art. 24 gezegd is. Red.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's