GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vrede op aarde. Luc. 2:14 b.

Herstelde wereldorde.

Als de Christus in het menschenleven komt en Zich vastsnoert, ook met banden van vleesch en bloed, aan het menschelijk geslacht, dan is dit Zijn groote werk, dat Hij de orde der oorspronkelijke dingen herstelt, ja, tot gróóter heerlijkheid brengt. Hij grijpt terug naar den ouden paradijstoestand, naar „het begin", om die in gerechtigheid en volmaakte gehoorzaamheid te herstellen, en daarna op te voeren tot de blinkende hoogte van het nieuwe paradijs, dat is: tot den staat der voleinde dingen en verhoudingen.

En daarom herstelt Jezus, als Hij verschijnt onder deze zon en in dit vleesch, óók de verbroken gemeenschap tusschen hemel en aarde.

Verbroken, verscheurd was de sterke band, die hemel en aarde eenmaal samenhield in de schoone harmonie van den eenen, trouwen dienst van God. Scherp laten de engelen dat hooren.

Want zeker, zij juichen het nu uit, dat vrede^ d, iepe vrede is uitgestroomd op de aarde onder de menschen des welbehagens. Maar als zij zingen, dat dat nü, eindelijk is geschied, dan zeggen ze tegelijk, dat voorheen een oorlog woedde over de velden der wereld! Ja, een geweldige oorlog teisterde voorheen gansch de menschheid. God had Zijn zwaard naar de menschenkinderen gekeerd. God en de menschen, ze leefden in voortdurenden, grimmigen strijd.

En 'die oorlog had de breuk geslagen tusschen aarde en hemel. In den hemel was de toegewijde gehoorzaamheid, op de aarde de opstand. In den hemel het werken met God mee, op de aarde het worstelen tegen God in. In den hemel de legerscharen van God, op de aarde de strijdmachten tegen God.

Maar dat is nu voorbij, in beginsel voorbij, zoo zeggen ons thans de engelen. Op aarde is nu vrede gekomen, vrede met God. De wapens zijn neergelegd. En door dien vrede komen hemel en aarde weer naar elkaar toe! De kloof is gedempt, die bovenwereld en benedenwereld van elkander scheidde. Hemel en aarde zijn van nu voortaan verzoend. Ze zijn bondgenoofen geworden in den éénen dienst van hun God. Want ook op aarde heeft God nu Zijn kinderen. Zijn trouwe strijders. Engelen ontdekken aanstonds hun bondgenooten. Het oorlogsfront is radicaal gewijzigd, 't Is niet meer een oorlog van den hemel tegen de aarde. Maar een oorlog van hemel èn aarde tegen wat nu nog is in de macht der zonde in Gods wijd heelal. Dat kwam van dat Kind in de kribbe. Hij geeft aan Zijn Vader diens wereld', diens menschen weer.

Maar niet alleen herstelt het Kind den ouden begintoestand van het verloren paradijs. Hij doet meer. Hij leidt het door God gestelde begin ook over naar het van God gewilde einde.

Ook dat laten de engelen zien en hooren boven Bethlehems velden.

Wiant boor — zij zingen! Zij zingen ter eere óók van dat Kind. Zij zingen Het toe. Zij prijzen Zijn werk. Zij zijn bezig in den „dienst des gezanos' voor den geboren Koning.

En we weten het: degene die zingt is mindeJ dan Hij, die bezongen wordt. Degene die dienJ ook in het lied, is minder dan Hij, die gedieml wordt.

En zoo zeggen de engelen zelf, dat bet KjjJ meer is dan alle engelen en alle engelenmachtej samen.

Maar nu moeten we ook verder. Dat Kind is de Tweede Adam. Hij is de wortJ van het nieuwe menschengeslacht. In Hem is ^M gansche nieuwe menschheid samengevat. En daap.l om weten we ny, dat de engelen in BethlehieQif nacht de dienaren zijn van Gods herboren kii ren. Zij zijn ook daar, juist daar, de knechten, djJ uitgezonden worden om der zonen wil, want ziel ze dienen den Zoon! „Voor korten tijd" slechlil had God de engelen, de knechten verheven boffiJ de zonen. (Hebr. 2:7.) In den Kerstnacht is djl radicaal veranderd. De zonen blinken daar reedsl boven de knechten.

En straks zal dat ook uitkomen, zichtbaar w».! den, in vollen glans. Want als op de nieuwe aatll de schoonste zang wordt aangeheven, de rijkssl zang-hulde wordt gebracht, dan moeten de engelenl knechten zwijgen. Het rijkste lied is voor de zonal alleen. In den Kerstnacht zongen de engelen m zwegen de menschen. Maar op de nieuwe aartj zullen bij den hoogsten zang de engelen zwijgal en de zonen juichen, 't Loflied: Gij hebt ons Godil gekocht met Uw bloed — dat zingen kinderal alle en!

Dat alles is begonnen in dien grooten nacht vaul Bethlehem.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1936

De Reformatie | 8 Pagina's