GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

/ Onze houding tegenover de „adiaphora".

Uit de gereformeerd© ethiek is bekend de kwestie van de z.g. „adiaphora", of: „middelmatige dingen". We kminen onze lezers bet gemakkelijkst laten verstaan, wat daarmee bedoeld wordt, als wij hen wijzen op G-eesink, (xeref. Ethiek. Deze totmt aam, dat onder bot woord in dea loop der eenwen zeer verschillende dingen verstaan zijn, m herinnert eraan, dat de term letterlijk beteekent: „wat geen verschil of onderscbeid maakt", „wat alzoo op zichzelf noch goed, noch slecht is, in onze taal: middelmatige dingen" (II, 195). Later is er vaak deze beteekenis aan gehecht, dat „adiaphora" die dingen zijn, waarover men, in em bepaalde situatie met haar eigenaardige verwikkelingen, geen mtdrukkelijk gebod van God had, of fccMi aanvoeren; en waarin dus de een den ander vr^ laten moest, bij gebrek aan een algemeen erkende bepaling van den wil van God in die en die gecomplioeerde situatie.

Er zijn over de kwestie der „adiaphora" heel wat vragen opgeworpen. We denken er niet aan, ze hier ook maar te noem'en. Genoeg zij', dat het woord zelf o.i. verwerpielijk is, omdat in elke konkrete situatie alles er steeds op aan komt — bij God.

De oude stoa heeft met de populariseering van dezen term dan ook heusch geen dienst gedaan aan de wereld; 't„adiaphoron", 't„indiffeTente", toch is feitelijk onbekend bij God; dat men dadelijk in de moeite komt, als bet erop aan komt, de „adiaphora" te omschrijven, bewijst wel het feit, dat sommige stoïcijnen ook het leven zelf ertoe rekenden; waarom ze dan ook den zelfmoord (de zelfdooding) geoorloofd achtten.

Voor vele menseben evenwel is het in de practijk een groote moeilijkheid, hoe zij hebben te handelen, juist in die gevallen, waarin geen algemeen, geldend voorschrift als vertolking van den wi! van God aanwezig is. Mag de één den andei daarin binden? Hoe ver gaat bet met den eiscb, dat de sterkere met den zwakkere rekenen zal? Hebben we zelf geen licht, hoe ver mogen we dan gaan? En voorts zijn er natuurlijk de practisch© kwesties vam sabbathsviering, huwelijksleven, genotmiddelen, lectuur, levenstoon, en wat dies meer zij.

Juist omdat in veel van de door deze woorden Mngeduid© kwesties met hun complicatie inderdaad elk duidelijk bindend voorschrift, in letters uitgedrukt, ontbreekt, zal men bier, nog eerder misschien dan in andere gevallen, zich herinneren, dat hier wel' niet alles, maar dan toch wel het allereerste, waar bet op aan komt is: de algem^eene houding, de gesteldheid van het hart.

We 'kunnen — bewust van een het geheugen misschi^n helpende woordspelirig ons bedienende — de tweeërlei houding misschien het duidelijkst aangeven, als we spreken van de houding van het »profIteeren", en de andere vaa bet „profEteeien".

De vaTsche houding is die van hem, welke „proflteeren" wil van bet feit, dat er in een bepaald geval van zijn leven een adiaphoron is, dat men hem dus „niets maken kan". De goede houding evenwel is die van dengene, die wil komen tot bet „profEteeren" tégen de adiaphora; hij wil het licht der wet Gods opvangen, het verder laten doordringen, daii hij bet tot nu toe beeft zien komen, hij met zijn gebrekkige oogen, en wil zoo dus feitelijk af komen van de kwellend geworden, zwarigheid, die in bet feit zelf gelegen is, dat hij niet weet, wat Gods wil nu eigenlijk pren cies is.

Laat ons dit verduidelijken door een voorbeeld uit de geschiedenis.

Daar is vooreerst bet „profiteeren van de adiaphora".

Wanneer Micha in het Oude Verbond aan het volk als voor den gebeelen verbondskring geldenden huisregel voorhoudt, dat in het verbond der genade ale dingen onder het gewéld en onder den hoogdruk van een rechtsgeding komen te staan, dan vindt deze zijne oudtestam'entisohe proclamatie der verbonds-ordening in het Nieuwe Verbond baar echo en vervulling.

Christus zelf is bet daarom dan ook, die in den eersten wordingstijd der christelijke gemeente en gemeenschap, door Zijn zeven brieven, op Patmos gedicteerd aan zijn gevangene, aan Johannes, en geadresseerd aan de zeven kerken van Azië, en dus ook aan Thyatire, den strakken ernst van deze rechtsgedingen Gods met woord en daad aan de gemeenten inscberpt. Zooder dit besef kan de groeiende gemeenschap van den nieuwen dag niet tot Christel ij ken wasdom komen.

In Thyatire bleek dit wel bijzonder duidebjk. Reeds lang was er oneenigheid in de gemeente. Op de op gezette tijden weerkeerende publieke fees-ten ter eere van de gilden toch was het ge^ woonte, dat bij den pleOhtigen maaltijd, die steeds op het feestprogram als een der hoofdnununers prijkte, vlees eb gegeten werd, dat eerst, ter eere van den hoogtijdag van het gilde, als offer had gediend in den afgodstempel. En des avonds, bij bet tuinfeest, had de wijn en bet rumoer de menseben verhit; een vaak maar al te vrij verkeer tusschen de mannen en vrouwen van het gilde, of tusschen jongens en meisjes, verleidde dezen dan dikwijls tot hetgeen niet oirbaar was. Eerst waren die gilden beelemaal beidensch geweest; maar sedert er obristenen onder de Iteden gekomen waren, was er over deze dingen bezwaar gerezen, in de vakorganisaties zelf, maar vooral onder de gemeente!l!eden. Een deel van ben had er bezwaar tegen, op het gilde^jaarfeest vleescb te eten, dat aan de beidenpriesters voor ©en offerdoel was afgestaan geweest. Bovendien maakten zij als leden van de kerk ©n van bet gilde er bezwaar tegen, het bijwonen van die al te ongebondien avondfeesten aan zich zelf, of aan hun kinderen toe te staan. Die „spijs" leek bun niet goed, zulk „leven" evenmin.

Een ander deel van de gemeente echter vond, dat zulke bezwaarden spelbrekers waren in de organisatie, en wat al te „preciese" broeders in de „kerk". De organisatie was todh neutraal? Men moest toch weten te ondersdheiden tusschen vak belangen en kerk belangen? Men moest in de kerk wat „rekkelijker worden"; de dingen waren zoo erg niet. Want, wat die „spijs" 'aangaat: een ^god beteekende toch niets. Men kon heel dien afgodsrompslomp wel los denken van dat overigens doodgewone vleesch. En wat dat vrije „leven" betreft: christenmenschen moesten niet aBe banden met de volksgenooten doorsnijden, en met de vakgenooten ook niet. Dfe. christenen „stonden" immeirs „in de v r ij h e i d, waarmeei zij waren vrijgemaakt? "

Tot overmaat van ramp kwam toen üe secte der Nicolaïeten het twistvuur opstoken door zeer veel theoretisch geredeneer. Uit berichten van tijdgenooten krijgen we den indruk, dat haar voorganger, Nicolaus, zelf wel ingetogen leefde, en zijn dochters eveneens. Alleen maar: hij wilde „ruimte" zien „gelaten" voor anderen, die wat anders over de dingen dachten. Toen steM© hij de leus op van: de adiaphori© van „spijs" en „leven". Dat wil zeggen: allerlei kwesties van „spijs", ook dus de kwestie van dat eten van aan de afgoden geofferd vlbesch, en: eveneens al zulke vragen betreffende bet „leven" of de „leefwijze", moest m& a. rekenen tot de z.g. adiaphora. Wij vertalen tegenwoordig — men weet het — dat vreemde woord vaak met den vakterm: „middelmatige dingen". We bedoeten dan daarmede: zulke kwesties, waarover geen uitdrukkeEjk gebod, geen bepaald© uitspraak te vinden is in de Schrift, waarin dus, bij gebrek aan bindend© bepalingen, de ©en den ander vrij moet lat©n.

Nu hadden velen maar al te gretig van dit „ruime" standpunt gebruik gemaakt. Zij waren wel b 1 ij met die theorie, die aan hun reeds bestaand© praktijk achteraf een principieele theorie als onderbouw scheen te 'kunnen verleenen. Scherper gezegd: ze gingen profiteeren van het feit, dat ©r van die' middetoatige dingen waren. Wie kon hun wat doen? Welke kerkeraad kon hen hinderen, als zij den „vrijheids"cirkel zioo breed trokken als zij wilden? Er was toch immers geen bradend voorschrift? En dit profiteeren van het bestaan der adiaphora ging strains zóóver, dat straks in Thyatire een vrouw opstond die publiek, zooal niet onder goedkeuring, dan toch onder toelating van de leiding der gemeente, d© theorie van Nicolaus propageerde en verdedigde, en d© praktijk zoover dreef, dat haar volgelingen vrij bij de heidensche offermaaltijden mee aanzaten ©n in sesueele ongebondenheid zich te buiten gingen, ook met — haar zelf. Dit verloop der duigen in Thyatire moet ons tot waarschuwing zijn. Wanneer iemand in een bepaald geval niet weet, wat de wil des Heeren iSj dan moet bij daarvan geen „partij trekken", maar trachten, dieper in te dringen in de rechte uitlegging van 's Heeren wet en woord. Hij moet zich niet brutaal en ruw tegenover hèn stellen, die manden tot voorzichtigheid, want niet tegen voorzichtigheid, maar alleen tegen onjuiste wetsuitlegging mag men strijden. Wie op d© kwestie van de richtige wetsuitlegging zélf niet ingaat, of — „vel© vonden zoekt" om een theorie pasklaar te maken voor ©en te voren begeerde losbandige practijk, wie dus eigen gril en lust achteraf tracht te dekken met een vroomklinkende theorie, die heeft daarin bewezen, dat hij niet voor de wet des Heeren beeft, maar onvoorzichtig leeft, profiteert van de adiaphora, en een aanslag pleegt op de beibgheid van het verbond, dat immers bet klimaat meebrengt van 's Heeren rechtsgedingen. In elke rechtszaal komt onherroepelijk de corruptie binnen, wanneer partij of advocaat of rechter ©en „handig" gebruik maakt van de onzekerheid der wetsuitlegging op een bepaald punt. Wie even denkt aan het recbtskarakter van het verbond des Heeren met Zijn volk, zal nu verstaan, waarom ook in d© verbondsgemeenschap corruptie intreedt bij bet prof i teeren van de aanwezigheid der adiaphora. Al weet men niet precies, wat God zegt, het is de eerst© vraag, wat Hijl denkt, of wil. Dien wil bagatelliseeren, zoodra men de „kans" er voor krijgt bij het ontbreken van ©rai woord, dat is letterfcnechterij, en erger: het is het verbond met God verkeeren in een con-

tract met ©en. k©n wil vijand, dien men verschal-

Evenwel, er is nog een tweede houding, de betere. We omschreven ze als het „prof e toeren tegen de adiaphora".

WanneeT — zoo zeiden we — VOOT de rechtbank iemand een „handig" gebruik poogt te maken van het, in 'een bepaald geval, ontbreken van een scherp gepunte rechtsbepaling, is dat corruptie, rechtsbederf. In al zulke gevallen au is het ©eix weldaad, als iemand dan met één slag dat heele leugenweefsel verscheuren komt. Zoo'n weldaad is de brief, dien Christus door Johannes laat schrijven aan Th5''atire. D'e Christus weet, dat in deze stad, en in dia kerk, „de vrouw Izébel" van Nicolaus' leugen-theorie een maar al te praktisch, een eigenwillig gebruik maakt. Zij noemt zich daarin profetes; het is meer gebeurd, dat in de groeiperiode der jonge christelijke kerk bepaalde vrouwen de ketterij publiek bevorderlijk waren, en als „profetessen" de gemeente een vrijheidsbegrip opdrongen, dat in excessen O'Versloeg. Zoo was het ook in Thyatire, waar elke vrijbuiter zich „allerchristelijkst" dekte met Nicolaus' theorie. De adiaphorie van „spijs" en „leven": wie doet ons wat? Men dreef zijn brutaliteit al verder: wie deze al te groote rekkelijkheid idorst veroordeelen, di© werd als onvroom |en ongeestelijk aan de kaak geisteld. Had Christus de Zijnen niet vrijgemaakt? Was een afgod dan iets wezenlijks, dat men zijn vleesch niet eten mocht? Waren de bezwaarden zóó benepen, dat ze hun opvatting, hun exegese, aan anderen wilden opleggen? Had ook reeds Paulus niet met Petrus over zulke kwesties meeningsverschil gehad? En moest men dus elkander niet verdragen? En kon men niet, — men was nog bijgeloovig ook, net als de vroegere farizeeërs, die men uitschold — kon men niet dan duivel uit het offervleesch bannen door bet exorcisme ?

Maar zie, wanneer die valsche „profetes" gaat , proflteerein van de adiaphora, dan komt in eens Christus als de ware Profeet profEteeren over de adiaphora. Hij zegt: die profetes verdient haar naam niet. Ik noem haar anders; ik geef den naam Izébel aan die vrouw. Want gelijk eenmaal deze Tyrische prinses naast koning Achab Samaria binnenreed als zijn vrouw, ea sinds er alles op gezet heeft, om Israël te verleiden, en van zijn vastheid af te voeren, en het heidendom te m& Or gen met den dienst des Heeren, den wettigen esredienst van Jahwe, zóó doet nu ook deze vrouw, die kerk en wereld door elkander haalt.

Hier profEteert de Christus over en — tegen de adiaphora. Hij zegt ons: dje adiaphora, die „middelmatige dingen", die vormen geen constant levensgebied, om er een v r ij h © i d s c i r k e 1 om heen te trekken. Het zijn, juist omgekeerd, dingen, die ons in de engte moeten drijven, ons prikkelen moeten tot dieper gebed, gebed om licht en leiding, en om nog serieuzer schriftonderzoek, om zoo te komen tot steeds voorzichtiger levenswandel. Wie het anders doet, en het profEteeren tegen de fixatie van de adiaphora prijs geeft voor een listig proflteeren van de adiaphora, die is verleider, die is Izébel.

P r o f é t e e r e n bij de adiaphora dat is toch eigenlijk de eenige h e m e I s g e z i n d h e i d. Het licht van het Woord van God op willen vangen daar, waar het ons schijnt te ontbreken, dat is „wandelen in den hemel". Want immers — in den hemel zijn de adiaphora onbekend. Daar zal men steeds in elk bepaald geval, in elke concrete situatie, onmiddellijk, zóómaar, wéten, wat Gods bepaalde wil is in elke bepaalde situatie. Daar is geen mensch onzeker; daar vlamt het licht der wet in alle dingen voor onze oogen op, en is zij in ons eigen hart geschreven. Wie nu van deze hemelsche heedijkheid weet, en daarnaar uitziet, hoe kan zóó iemand zich de handen stillekens wrijven, als in een bepaald geval de menschen hem niet lastig kunnen vallen, omdat die menschen nog niet zeker weten, wat Gods wil is in dat bepaald geval? In stee van de handen te wrijven achter den rug van de menschen, die hem zijn „vrijheid" zouden betwisten willen, zal hij de handen vouwen voor het oog van God, Zijn rechter, en Zijn Vader, zijn Verbonds-god, die hem in rechtsverhouding tot Zich heeft geplaatst, en hem geen „vrijheid" heeft beloofd, dan in de dienstbaarheid der liefde.

ProfEteeren tegen proflteeren. Hier scheiden menschen wegen. Hier scheurt zich „vleesch" van „geest". Want de scheidslijn teékent zich af, o neen, niet hierin, dat de één iets doet, dat d© ander laat, of omgekeerd, maar hierin, dat de ©en een andere levenshouding heeft dan de ander. Het conflict ligt niet in een bepaalde verrichting of niet-verrichting; è, ls er een breuk is, dan ligt die breuk in het hart. De een is heimelijk onwillig, de ander heimelijk verheugd, als hem de lasten van den Heere God zijn voorgeihouden. Wie heimelijk zich afkeert van de lasten van de wet des Heeren, die bewijst daarin, dat hij van het evangelie een nieuwe wet gemaakt heeft. Hij „kent" het slechts als zoodanig en dus mis^ kent hij het. ffij wordt geoordeeld, niet omdat hij dingen deed, waarvan ©en ander zei: ze gaani t© ver; maar omdat hij heel diep van binnen in zijii hart niet zuiver stond. Maar omgekeerd: wie heimelijk een vreugd© vindt in het dienen van zijn God, die kent de wet alleen: als ©vaïigptlischen regel voor de dankbaarheid. Het ©vangeJi© blijft hem evangelie. En h ij wordt gerechtvaardigd, niet daarin, dat hij nooit langs het kantje liep; en d i t niet raakte, ©n dat niet smaakte in zijn puriteinschen levenswandel, maar daarin, dat hij, toen de ander Tuchtig profiteerde van de adiaphora, zijn God gebeden heeft te mogen profeteeren, opdat in de schuilhoeken van ©en nog niet doorzocht levens- en werkgebied het licht van Gods Woord mocht schijnen, óók voor hem.

Prof i teeren en prof © teeren. Hier scheiden zich menschenwegen. Wie prof i teeren wil van de adiaphora, kiest eerst zijn ©igen levenswil, zijn praktijk, en maakt daarna ©en vrome theorie, om zijn praktijk te dekken. En dan zegt hij, denk maar weer aan „Izébel": ik ben profeet, ik ben profetes, ook ik heb toch den Geest? maar de ander, die om liclit ©n waarheid vraagt, en prof e teeren wil bij de adiaphora, di© roept niet luide: laat mij vrij, want ik hen óók profeet, ik weet, het zoo b'izonder goed, maar in de stilte bidt hij: vergeef mij. Heer, mijn dwaling en onzekerheid, zend. Heer, Uw licht en waarheid neder, en breng mij, door dien glans geleid, als christen in mijn praxis w©d©r; zoo klimt mijn bang© ziel gereeder ten berge van Uw heiligheid, waar mij Uw gunst verbeidt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1936

De Reformatie | 8 Pagina's