GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Pinksterfeest in de prediking.

Zooals we ter gelegenheid van het Paaschfeest onze vervolgartikelen hebben laten wachten, teneinde in ' feestweek onze gewone artikelen te houden binnen kader van het fe'est-van-den-dag, zoo willen we ook nu de loopende reeks één week laten wachten, en iets oP merken over „Pinksteren in de prediking".

Grondgedachte voor wat hier maatstafgevend geW moet is wat we reeds meer dan eens, onder verwi] ^ naar Prof. Hoekstra's Homiletiek, naar voren hebben Gods gebracht: dat n.l., zooals reeds uit het dogma van raadsbesluiten ieder gereformeerde dadelijk verstaa , werk van den Heere God in Zijn verlossingswerk ^^^^ procesmatige eenheid is; dat er in dat werk bizo ^^^ „bedeelingen" zijn, die tezamen de "geschiedenis ^^ openbaring en des heils" vormen; dat we de gesc nis hebben te zien zóó, als het ons geleerd wordt b-V; dat in Openbaring XH, en trouwens door alle P^'^^^^^j „p we daarom — als we historische stoffen, ni®' ."* ^ ^ijn, feestdagen, voor de prediking kiezen — '^.''L„g^n\ie het historische feit, of de feitenreeks, in die ü V

..jwipassage geopenbaard, hebben te preeken, jets anders. en

Als de dominee en de ouderling ergens huisbezoek jijjen gedaan, en de ouderling brengt verslag uit van . bezoek, en deelt jden kerkeraad mee, hoe het behang ih de kamer er uit zag, en welk costuum de huis- „jer droeg, en wat dies meer zij, dan zal de voorzitter „gen: blijf bij uw punt; noem het eigenlijke. Hoeveel 0ieer geldt dan die eisch, als de Schrift ons verhaalt, M Christus ons in den Geest bezocht heeft, en tot Zijn iierk is weergekeerd met Zijn godheid, genade, maje- ; tcit en Geest.

[slog een ander, meer de zaak zelf rakend, voorbeeld. jils een bruid trouwt, dan is dat trouwen het nieuwe. Wie dan op de bruiloft komt, of later ervan jertelt, en het gebeuren-van-den-dag vertellen wil, die joet niet spreken over die dingen, die al lang regel «aren in het leven van de bruid, doch over het jieuwe, den pas ingetreden toestand, beter nog: de intrede zelf van den nieuwen toestand. Hij moet __.^ tafelspeech houden, om het feit te bezingen, dat jj bruid hedenmorgen haar tanden poetste, en dat ze jjtbeten heeft, en dat ze behoorlijk goeden morgen ^(eft gezegd. Want dat is oude kost. Wat vandaag het jjjuwe is, en er een dag te voren niet was, fit is de stol. Niets anders.

Breng het beeld over, en met één slag is duidelijk, dat het op Pinksteren b.v. niet gaan mag óver troost voor de ziel, en over het werk van den Geest aan den enlielen geloovige, daarin, dat hij wederbaart, in de waarheid leidt, troost, opwekt tot dankbaarheid, en wat dies meer zij. Want dat is al eeuwen lang zoo geweest. Als de Heilige Geest dat niet gedaan had gedurende al de eeuwen vóór het Pinksterfeest, ja, als Hij het it die periode ook maar één dag nagelaten had, dan was er geen kerk geweest, dan was de gemeenschap der „vaderen", uit wie Christus geboren is (Rom. 10) liet in staat geweest. Hem in de wereld in te dragen; dan was de „vrouw" uit Openbaring XH er niet geweest, m het mannelijke kind, den Christus, te baren, noch (oli, om zelf, nadat ze sedert die baring en wat er op (olgde „nieuwtestamentische gemeente" geworden was, van Godswege „vleugelen" als van een groeten arend Ie ontvangen, teneinde te „vliegen" naar haar plaats. (Openb. 12 : U.)

Het zou me niet verwonderen, als iemand zich gemeik afvroeg: hoe nu, mag op Pinkster niet over het werli des Geestes in ons hart gesproken worden? Pinkster is toch Geestesfeest? En moet men op Geestesfeest ïwijgen over het Geesteswerk?

Deze tegenwerping zou van misverstand blijk geven. Vs. merk het volgende op:

lo. „Al" wat tevoren geschreven is, dat is — onder meer!!! — tot onze vertroosting geschreven. Met andere woorden: óók het Pinksterevangelie is tot onze pertroosting geschreven. IVIaar dan zal dat evangelie ooit in zijn speciale beteekenis moeten ontvouwd worden; anders ontgaat ons speciaal de PINK- STER-zegen. Men krijgt dan preeken, die op eiken Zondag passen. En aangezien geen enkel ding op alles past, krijgt men- dan... geen prééken. Op zulk een manier wordt de werkelijke Pinkster zegen buiten beschouwing gelaten; en het volk vraagt dan naar een dénltbeeldig „zegen t j e ". Dewelke God niet geeft, want Hij schenkt overvloedig, Hij schenkt overvloed. „Heer, il! hoor van r ij k e n zegen", die regel is tenminste goed in het bekende vers.

2o. Op Pinksterfeest komt de „Paracleet". Onze Statenvertaling vertaalt dat woord door „Trooster", anderen door „advocaat", „pleitbezorger", „zaakbezorger", oi iets dergelijks; en het woord zelf staat nog in het midden van theologische discussies. Maar hoe men het ook vertalen moge: in elk geval gaat het op Pinkster over het komen van den Paracleet. Hij was er i n lie bepaalde functie, die Hij op Pinksterdag aanneemt, nog niet eerder. Er is iets gebeurd, dat er tevoren nog niet was; en dat „iets" is nu juist Zijn komen tot de kerk op Pinksterfeest. Derhalve moet die feomst zelf, die komst als historisch feit in Je geschiedenis van Gods verlossingswerk worden erkend als preekstof. Niets anders. Wie nu tot z ij n 'igenljjke preekstof nemen zou datgene, wat de Heilige Geest ook reeds in de dagen van Adam heeft gedaan, of nog heden doet in Lutjebroek of in Addis- ^eba, of nog zat blijven doen tot het eind der dagen H die-handelt i»aar precies hetzelfde schema als die prediker doen zou, die op Kerstfeest preekt, niet over tiet komen van Christus, doch over Zijn optreden- bij |le schepping der wereld, of over Zijn afgebeeld worden '1 de „bedeeling" der „schaduwen", of over Zijn sterven, Zijn hemelvaart. Zijn dagelijksche voorbede, het jongste oordeel. Niemand denkt er aan zulk een kerstpreek van len dominee te verlangen; ieder zou er bezwaard over ójn. IViaar waarom verlangt men dan wel op Pinksteren 'en preek, die den Heiligen Geest als Paracleet a& n- ^"et, wat niemand den Zoon Gods, tevens Zoon des •aenschen, zou willen aandoen?

^c-^Jndien men op Pinksterfeest van den dominee 'erlangt, dat hij het b i z o n d e r e (het „speciale") van '^'^ dag zal begraven onder een „geestelijke" betrach- ''ig over het geesteswerk in het algemeen, dan toudt men de ontwikkeling der kerk tegen, en pnkster is juist het feest der intrede van de ^"tste etappe in de „ontwikkeling" der kerk- en wereldgeschiedenis, en derhalve der menschheidsgeschie- ^"'s. M.a.w. - wie op Pinkster door een valsche preek- ("lethode te volgen of te begeeren, de ontwikkeling der * tegengaat, die staat den Pinkstergeest zelf tegen, tti] bedroeft dien Geest; zooals er a.s. Zondag juist weer f ontelbare „dierbare" kansels gebeuren zal. Hij is — om nog eens in het bekende beeld te blijven - — te vergelijken, niet eens met den bruiloftsgast, die aan de tafel een onbeteekenende speech houdt, doch met den man, die een hoogst ongepaste tafelrede houdt. Denkbeeldige gevaren?

Neen, neen, allerminst denkbeeldig. Want ik schrijf de tegenwoordige (en heusch niet acute!) kerkelijktheologische misère, waarmee we allen zeggen begaan te zijn, voor een niet zoo'n klein percentage toe aan de eeuwenoude zonden-van-nalatigheid, waaraan op Pinkster de kansel zich vaak placht en pleegt te buiten te gaan. De N.C.S.V.-geest, de onkerkelijkheid, de valschetegenstelling-makerij tusschen „Geest" en „middel", tuSschen „geestelijk leven" en nuchteren ambtsplicht, het uitspelen van „kerk" tegen „gemeente" of van letter tegen Geest, het isoleeren van „vasten en bidden" uit lifit geheel van nuchter overleg der Pinkstergetuigen, die een organisatorisch talent ontplooid hebben, zoowel in den zendingsdienst als in legaal verzet-bij-voorbaat tegen een Godvergeten overheid (gemeenschap van straks verbeurd te verklaren goederen), en zoo heel veel kerkelijke en theologische misère meer, hoe zeer zou het in zijn kwaden onchristelijken gedachtenroes voorkómen zijn, indien de Pinksterprediking getrouw wtis geweest aan het Pinksterevangelie zelf?

Indien de lieden, die vandaag oins „oecumenisch christendom" met prijsgeving van de grondslagen van het christelijk geloof, nu eens van hun jeugd af Gods groote Pinksterwerken ook daarin hadden leeren zien, dat het onvervalschte evangelie, het evangelie met die echt paulinische puntjes-op-de-i, zijn oecumenischen, en zeer polemischen loop heeft genomen in den aanvang onzer jaartelling, zouden ze vandaag zóó makkelijk oecumenische linzenmoes hebben uitgeruild voor den profetischen eerstgeboortezegen?

Indien de Pinksterpreek van overlang reeds gewoon geweest was, het speciale Pinksterfeit te bepreeken, en derhalve de binding van den gehoorzamen knecht Gods aan het kerkelijke ambt, en de binding van dat ambt aan de erkenning van den Messias der profetische voorzegging, te verheerlijken als Gods groote werken, zouden dan diegenen, die het kerkelijk ambt stelselmatig verwaarloozen, en de verdediging van zijn wettigheid op grond van langs den weg van discursief denken verkregen Schriftbewijs, letterzifterij en farizeïsme noemen, niet meer verzet ontmoeten dan thans? Thans steken zij het hoofd op, de piëtisten van de jaspanden niet alleen, maar ook die van het sportpak.

Indien wij van ouder op kind op Pinksterfeest gehoord hadden van dat geweldige Pinksterpleit voor de wettigheid der kerk, zóóals dit pleit gevoerd werd tusschen het ééne, zeer „oude" (maar eigenlijk revolutionaire) instituut der Sanhedringetrouwen (dat nog millioenen „godsdienstige" menschen in zich herbergde) en het andere, zeer „jonge" (doch in eigen oog de oudste papieren hebbende) instituut der apostel-getrouwen, zouden dan de debatten over de kerk, en over het verschil tusschen wettigheid of meer-of-minder-orthodoxe zuiverheid niet meer de aandacht spannen? En zouden we wel zóóver afgezakt zijn, dat wij de wettigheidsvraag feitelijk uit het debat hebben kunnen lichten, een lange reeks van jaren?

We gaan niaar niet verder met vragen. We willen liever ons weer oprichten aan de zeer gewisse beloften van God. Indien de gereformeerde prediker wederom het Pinkster-evangelie onvermengd, en niet-„veralgemeend" zal durven en willen verkondigen, dan zal zijn loon weer groot zijn. Hij zal dan weer Romeinen 9—11 kunnen behandelen: de wettige boom, die zal bloeien, want alle zuiverheids-kwestie is er bij God altijd n a de rechts-kwestie; er is eerst erf schuld, en daarna erf s m e t; er is eerst voldoening en daar n a verzoening, er is eerst rechtvaardiging en daar n a heiliging; zoo ook vrage men eerst naar de wettigh e i d, en daarna vinde men de zuiverheid der kerk. Natuurlijk in geloofsgemeenschap.

Ja, die prediker zal dan meer durven doen. Hij zal de nuchterheid zien blijven, terwijl de charismatische extase vergaat. Sommige preekers klemmen zich meer wellustig dan krampachtig vast aan het woordeke „blijven", als zij lezen over de profetie, die te niet gedaan wordt, de kennis, die zal verdwijnen, en de liefde, die daarentegen blijft. In hun krampachtigheid vergeten zij dan soms goed te exegetiseeren; hetgeen verklaarbaar is. Maar waarom letten ze er niet op, dat reeds in de Pinksterdagen zelf dé nuchtere bezinning, en de plan-matige positiebepaling binnen alle levens-kringen de grenzen stellen, binnen welke het tijdelijke, en voorbijgaande charismatische leven zich alleen maar bewegen mag? Gaven ze daaraan meer hun aandacht, ze zouden ook gaan zien, dat de charismatische gaven zijn verdwenen — dat moest zoo zijn, want ze waren slechts begin- verschijnselen. Maar wat bleef, dat is het gebod: „zijt dan nuchteren en waakt".

Moge de Pinksterprediking weer spreken over haar eigenlijke thema. Dan zal ze troosten, dè, n bestraffen, dan ontdekken, dan de zelfbeproeving ons weer leeren. De zelfbeproeving vooral ook in die punten, waar wij ze meer en meer buiten plegen te houden (wij, die de zelfbeproeving hebben prijsgegeven in dezelfde mate, waarmee wij het zelfonderzoek piëtistisch gaan beperken). Die verwaarloosde punten zijn speciaal de Pinksterprogrampunten van den Heiligen Geest: kerk, ambt, wettige successie, profetie, binding door den Geest aan de letter, zuivering ter wille der wereldroeping, tucht, gemeenschap in de waarheid en — ambt aller geloovigen.

K. S.

De Protestantenbond is de mislukte poging, om tastbaren vorm aan het beweren te geven, dat de modernen de echte zonen der Hervorming zijn. Dit beweren is een vergrijp aan de historie, dat kundige mannen zelfs tot bewuste schending der geschiedenis verleidt.

Dr A. Kuyper, Het Modernisme een Fata Morgana op Ghristelijk gebied, Amsterdam, 1871, blz. 66.

Nationaal-Socialisme en Pinkstergedachte.

De Roomsche kerk heeft in Nederland tuchtmaatregelen aangekondigd over N.S.B.-ers. Onder andere bepalingen is ook gezegd, „dat in sommige gevallen het gebruik van de sacramenten, de ontvangst daarvan, zou worden ontzegd aan N.S.B.-ers van zekeren graad".

Gevraagd, wat hij daarvan dacht, heeft een roomsch N.S.B.-er, sprekende voor de N.S.B., gezegd, zich nog eens te moeten bezinnen. Gelukkig. Maar hij zei nog iets anders daarenboven. Hij merkte op, dat roomsche N.S.B.-ers, die vlak aan onze oostgrens zich van de sacramenten zagen uitgesloten, ze 5 minuten over de grens toch kondon ontvangen. Waren er geen D u i t- sche roomschen? Waar blijft, zoo vroeg hij, de internationale eenheid, de oecumenische gelijkgerechtigdheid der Roomsche kerk?

De vraag zal indruk gemaakt hebben; we geven haar in vrije bewoordingen weer na lezing van een persverslag.

Maar het is te hopen, dat die indruk juist het tegendeel tenslotte uitwerken zal van wat de steller der vraag bedoelde.

De tegenvraag zou te stellen zijn; indien de Roomsche kerk in Duitschland vrij was, wat zou ze dan doen? De vragende N.S.B.-er moet niet concludeeren, dat de kerk haar internationale eenheid prijs gaf, doch dat het nationaal-socialisme de internationale eenheid der kerk op de basis van Gods recht door terreur verhindert.

En de toeziende protestanten hebben te bedenken, dat zij op hun qui-vive moeten zijn. Eer zij, gelijk de Duitsche roomschen, hun vrijheid inboeten door niet te begrijpen wat er in de wereld te koop is. De waarschuwing komt op tijd — tegen Pinksteren.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1936

De Reformatie | 12 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1936

De Reformatie | 12 Pagina's