GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MUZIKALE KRONIEK

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Petrus Datbeens Psalmen Davids"

in Dr J. Pollmann's „Ons Eigen Volkslied")

IX. (Slot.)

En dan: wat bet tempo aangaat waarin gezongen werd, ook in deze aangelegenheid zit Dr Pollmaan te weinig in zijn onderwerp, om met uitzicht op bijval te kunnen schrijven:

„De psalmmelodieën moeten in tamelijk snel tempO' worden gezongen", ook al meent hij dit met groote zekerheid te moeten opmaken „uit de tallooze wereldlijke liederen, die op psalmmelodieën werden gedicht."

Nergens werd snel gezongen! Overal moest dat langzaam en secuvir gebeuren!

Reeds ter Synode van "Wezel in 1568 was men bedaciht op een goed verloop van den gemeentezang, door iedere kerk in overweging te geven „borden ofte taferelen" op te hangen „waarin kortelijk de wyse van Psalmsingen werd uytgelegd".

Zoo ook bepaalde het Reglement voor de Voorzangers in de Herv. Kerk van Maastricht, 1654: „sullende alle neerstiglic aenwenden, dat de ge- „meente de gantschen ende halven noten mogen „ieeren, nae het exempel van welgeregelde kercken „ende nae de vermaeninglie des Apostels leerendc „dat men manierlyc sal singen."

„In 't singen zullen sy haer wachten, datse geen „kiremirkens aen dp nooten drayen, maer een- „voudig sing ten eyiade den gesang niet belache- „lyc en valle". (Dat kiremirkens-zingen (krulletjeszingen), doelt op de reeds in de mode zijnde gewoonte de noten vanwege de langzame uitvoeringsmanier met allerlei tussdienloopjes te colloreeren, te versieren; met agrementen van trillers, mordenten enz, , aan te vullen).

En ook elders in Duitschland was bij de reglementeering van het kerkgezang éénzelfde eisch schering en inslag, zooals in de Schoolorde van Soest in Weslfalen (1549) dat „der Cantor die deutsche Psalmen langsam und feia unterscheidlich" zou zingen „damit es in der lürche ordentlich und Ehrlich zuge, wie Paulus wil, 1 Corinth. 14."

Overal luidden de voorschriften, dat het zingen „würdig gleich langsam sei"; „langsamm jnnychlicken und ordentliken" en „mit einer temperierten Langsamkeit" zou geschieden, eben so wohl, als dat Gebet mit Christlieher Andacht under gute Zucht deutlich und langsam verrichtet werden"; „Beymsingen auf die Kinder zu achten, dasz sie mussen singen: Langsam, nich, t als wenn sie gejagt werden". Zelfs heet het in de voorrede van een in 1634 verschenen bundel geestelijke liederen, met ook wereldlijke wijzen erin: „man solle die Weltlichem Melodien nicht misabrauohen, sondern langsam und andadatig singen, denn das geistlos Schnattarattatat den Herren nie gefaUen hat."

En ook Johann Eccard verzocht in zijn 1597 uitgegeven 5-stemmig gezette Kerkgezangen, aan den Cantor dat liij in „'t singen dezer composities zich zou beijveren „eines feinen, langsamen Taktes" te gebruiken. Zoo ook de voorrede van het Wernigerorder gezangboek: dat men had te zorgen van den kant van predikant en voorlezer dat „fein ordentlich langsam und andachüg gesungen imd bei jeden Versikul etwas langer ausgehalten, aucih einem jegüchen Worte seine Zeit zur Andacht gelassen werde."

„Dat de SANGH in der Kercke sy vol deftig- „heyds, niet smakende na dertelheydt, off oock „eenige Plompigheydt, maer soet en üeffelijck; die „de Ooren soo vermake, dat hy oock met eenen „de lierten bewege, de Droeffheydt verlichte, den „Toome versachte: en den Letterlycken Sin niet „wegh en neme, maar veel meer verstercke en „verclare." (J. Heringa „Berigt aangaande Evang. Gez. in Nederl. Hervormde Gemeenten voormaals gebruikt", in „Kerkelijke Raadvrager en Raadgever", He deel (1826) blz. 290).

Tijd tot aandacht moest aan ieder woord gegund worden; hoofd én hart moesten eraan mede kunnen doen en of dat nu op een zwak of een ster'k maatdeel viel, kwam er zoo precies niet op aan, nóch van den kant der zingenden, nóch van de zijde der spelenden.

Want ook de laatsten hadden „fein langsam-m contrapucto" hun werk, dat aanvankelijk bestond ia liet intoneeren „der psalmen en gezangen", te verriditen.

„Het was velen gemeenten een genoegen wan- „neer het te zingen koraal eerst op het orgel ge- „speeld werd. Dit geschiedde door Organisten die „kimstenaars op hun instrument waren, onge- „twijfeld naar de voorbeelden die Scheidt" (van „Sweelinck geleerd en overgenomen! J. Z.) „in zijn „Koraalvariaties voor het eerst gegeven had, n.l. „op de wijze, dat om den cantus firmus de andere „stemmen in levendige partijen zich bewogen. Aan „dezen vorm van Koraalspel zal men hebben te „denken wanneer verteld wordt dat de hoforganist „in de vroegte van den geboortedag (van den „Hertog van Weissenfels) een uur lang drie of vier „hem voorgeschreven koralen te spelen had". (Wemer Stadtische und fürstliohe Musikpiege in Weissenfels" blz. 129.)

In HaUe schreef de Kerkorde van 1562 voor: „Ook zal de organist datgene op het orgel spelen „wat bij het verzameld-zijn der gemeente zal wor- „den gezongen. En bijzonder ook de stukken zóó „spelen en figureeren, dat ze tot den 'dienst op „Zon- en Feestdagen gescliikt zijn, en de hun toe- „komende Graviteit hebben" (Clir. Marenholtz — „Sam Scheidt").

En van ons eigen land weten we van Haarlem, waar men in 1634 den „voorsanger, als de luyden „die ter kercke syn te vaster werden in den toon „gestelt, ende dies te meerder in de const van „musycke, ende wel singen van de psalmen ge- „oeffent" zouden worden.

Dat dit instructief orgelkoraalspel (waaruit voor Sweelinck diens kunst voortsproot van „dan sus, dan soo" „op veelderlei manier" de Psalmen te „breken" (d.i. te variëeren), van een langzaamheid en volgbaarheid was in overeenstemming met het doel waartoe het diende, n.l. „de luyden die ter kercke syn" in 't zingen der psalmen te oefenen, is nog te controleeren, wat het tempo aangaat in de enkele voorbeelden die er van over zijn.

Want dit is het opmerkenswaardige: dat we de enkele koraalvarialies die er van Sweelinck bestaan, evenals de Psalmduo's die de Dordrecfater organist van de Groote Kerk Hendr. Speuy in 1610 uitgaf, zoo ook de veranderingen op Psalmmelodieën uit Anthonie van Noordts Tabulatuerboeck van 1659, dat we al deze composities hebben te beschouwen niet als voordrachtsstukken zonder meer, maar als gehooroefeningen voor de op gezette tijden in de kerk aanwezigen, hóe ze de melodieën in tijdmaat van heele en halve noten moesten zingen!

En dan zien we, en Ieeren we onder het spelen, met vrij groote zekerheid, metronomisch nóg, van welk een deftigheid en statigheid het 16e- en 17e eeuwsche kerkgezang is geweest, niet aUeen hier in ons land maar ook elders in Duitschland, voor welk laatste land we in de Scheidtsche koraalbewerkmgen hiervoor genoemd, een evenzoo sprekend criterium hebben.

Het „tamelijk snel tempo" dat Dr Pollmann zich denkt, zou in die dagen uitgekreten zijn als „comediantendans", een „geistlos Schnattarattatat", den Heere een gruwel! Door Lutheraan en Calvinist, of hij in Wittenberg woonde of in Geneve, dan wel in Amsterdam!

Niet Datheens Psalmen zouden „nolens v o - lens de oorzaak zijn van de fatale gedachte, dat godsdienstzin en opgewektheid niet samen kunnen gaan"!

Het naar Dr Pollmann al te langzame en al te lijzerige gezang was er al, toen Datheen nog niet eens bezig was met zijn berijmingen. Wie behalve de hiervoor reeds genoemde voorspelen ook de oude Koraalstukken der Diütsch-Luthersdie kerken van Walther, Ossiander, Eccard en zooveel anderen raadpleegt wordt het gewaar èn uit de verscholen èn uit de bóvengelegde cantus-firmi, hóé langzaam en bedachtzaam de gemeente, als ze er aan mee deed, zich van haar taak kweet.

Dat dit later, door de met lange uithalen spe^ lenden als zingenden, tot excessen leidde, waarvan de stalen in allerlei tinten en kleuren in de geschiedenisbeschrijvingen voor het uitzoeken liggen dat er zelfs een tijd is geweest waarin PiëtisüschJ verzet tegen Rationalisme, in Duitschland tegen „Aufklarung" demonstratief optrad met den zoogenaamden langen-zangtrant, hier ia ons land bekjcnd uit het Vlaardingsche en Maassluissche Zangverschil, waarvan evenzoo een jjendant gevonden werd, waarvan de reeds meermalen genoemde Georg Krause in zijn Kerkmuziekgeschiedenis van Westfalen dezelfde aankleve vertelt: „Sterk verzetten zich vele gemeenten in 't bijzonder in het Graafschap Mark met alle macht tegen de invoering der „aufklarerischer" gezangboeken, zóó, als we nog uit de aoten van gemeenten als b.v. Hagen zien, dat het tot verbitterde gevechten, verstoringen der godsdienstoefeningen en heftige tooneelen in de kerk kwam. Gerechtelijke straffen bleven meestentijds niet uit." wat beteekent het om daar nog een hoofdstuk vol bladzijden met muziekdruk en al aan te besteden, althans op de manier en met de bedoeUng zooals Dr Pollmann deed?

Dat alles is voorbij!

Tegenwoordig zingen wij in onze kterken niet zóó, als Dr Pollmann het misschien een keer t)f wat gehoord heeft, en waarvan het grapje gaat dat een wandelaar een Protestantsdie kerk voorbijkomend tot zijn mede-wandelaar zeide: „Wat is dat voor een stem der runderen die ik hoor? "

Neen! „van onzen Protestanlschen gemeentezang „is veel kwaads gezegd, en terecht, maar toch ligt „daarin iets grootsch. Het is mij jaren geleden „overkomen" (Prof. Dr G. v. d. Leeuw „Litur- „gische eischen aan Orgel en Organist", in „Ge- „denkboek" der Nederl. Org. Ver., bl. 77), „dat „ik op een Zondagmorgen door Friesland fietste, „van het eene dorp naar het andere, en zoo, ter- „wijl ik drie of vier dorpen passeerde, Idonk mij „telkens uit de kerken het gezang der gemeente in „de ooren. Mooi, in streng aesthetiseh opzicht „was het allesbehalve, maar toch kwam ik voort- „durend onder den indruk, want er ligt ia den „Protestantschen koraalzang, juist door het mas- „sale, iets grootsch, iets, dat ons altijd weer treft".

„'kWeet rdet of ze wel eens een keer heelemaal „tevreden zijn geweest over onzen gemeentezang, „maar ik weet wel, dat de kladiten tegenwoordig, „van alle kanten opduiken" schreef Ds L. J. van Leeuwen in de „Haagsche Kerkbode" 20-5-', ^. „Wanneer dat een oppervlakkig afkeurend oordeel „is kan ik het niet goed hooren. 'kHoud ervan „in zijn massaliteit", 'k Houd er desnoods van in „zijn ruige kracht, 't Heeft me vaak ontroerd door „zijn openbaring van oer-schoonheid.

„Misschien omdat ik dominee ben.

„Niet omdat ik het dan in een zekere voor- „ingenomenlieid nu eenmaal mooi wil vinden, „maar, omdat wij het hooren van de bevoorrechte „plaats, op den kansel. Wie tussohen de gemeente „inzit hoort enkele stemmen; voor wie vanaf de „orgelgalerij luistert spreekt het gedreun van dat „machtig instrument te sterk, maar wie op den „preekstoel het geluid van alle kanten naar zich' „toe hoort golven, is in de gelegenheid het onder „de meest gunstige omstandigheden te beluisteren. „Of, wanneer men, zooals vaak in oude kerken „het geval is, een heele weg moet afleggen van de „consistorie tot den preekstoel, komt het sterkend „naar je toedeinen. 'k Voelde het dan zoo sterk „als een voorrecht die gemeente, die tot God zich „verhief in het lied, straks Zijn Woord te mogen „brengen. Neen, 'k kan het niet goed hebben als „ze er heelemaal geen goed woord meer van kun- „nen zeggen."

„Waar elders is dat machtige, massieve geluid te „vinden, dat, als ware het een zuil, oprijst naar de „kerkgewelven ? Hoe menigmaal kwam ik", schreef J. W. Enschedé, „in muzikaal-religieuze verruk- „king, wanneer ik, gezeten voor 't klavier van een „imposant orgel, een Psalm 42 of 66 of 138 of 150 „te leiden had en voelde hoe ik de gansche ge- „meente als het ware geheel beheerschte in haar „godsdienstige uitingen van het oogenbUk, hoe „onder mij het Gode verheerlijkend lied opsteeg, „als een hoorbaar teeken van medegevoel in de „verkondiging van het Evangehe. Aan een gevoels- „uiting, die in sommige gevallen nog in staat is „emoties te wekken, mag niet alle waarde ontzegd „worden".

Men blijve dan ook van onzen Kerkzang af!

Lijzig en drenzig is hij niet meer!

Wél stoer en sterk, massief en grootsch!

In al zijn ruige kracht, een openbaring van oerschoonheid!

Of hij fataal ingewerkt heeft op den zang van Katholieken, Vrijzinnigen, en Religieuze Sodalisten weten we niet. We weten niet eens of ze wel zingen, nog minder wat, ook al zegt Dr Pollmann op het eind: „Waar men ook komt, in orthodox of „vrijzhmig milieu, bij de Katholieken of bij de Reli- „gieus-SociaUsten, overal vinden we de gevolgen „van Datheens Psalmen Davids in het al te lang- „zame en al te lijzerige gezang".

Wèl hebben we destijds gelezen, dat, toen het Eucharistisch Congres in Amsterdam gehouden zou worden, tevoren een Kardinaal, afgezant van den Paus, toegezongen werd door eenige duizenden Roomsche kinderen: „Lang zal hij leven!"

Zoo hebben we ook eens een plaat gezien in de „Telegraaf" waarop leerlingen van een Roomscih Blindeninsütuut den feestvierenden geestelijken Verzorger toespeelden: „Lang zal hij leven!"

En ook het bericht onder de oogen gehad uit Arnhem, vanwaar gemeld werd, dat daar de geheel igevulde Schouwburgzaal Louis Bouwmeester bij zijn eerste optreden na een hem overkomen autoongeval als één man staande toezong: „Lang zal hij leven!"

Maar ook weten we, dat Dr PoUmann wel eens heeft kunnen lezen hoe „orthodoxen", staande bij Koningspaleizen en aan geopende groeven; op Feest- en Toogdagen; bij blijde en droeve gebeurtenissen, in kerk en huis, op orgels en piano's, unisono en meerstemmig, dank zij Datheen, al is het dan niet meer in diens, maar in „eens andermans versie", vermogen:

Psalmen Davids aan te heffen, Die lieflijk zijn en harten treffen!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 september 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 september 1936

De Reformatie | 8 Pagina's