GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En het geschiedde als de zon oprees, dat God eenen stillen oostenwind beschikte; en de zon stak op het hoofd van Jona, dat hij aniechtig werd; en hij wenschte zijner ziele te mogen steryen, en zeide: het is mij beter te sterven dan te leven. Jona 4: 8

De verdorde ricinusboom.

Het is met Jona een wonderlijke geschiedenis. Eerst is hij heengegaan in een andere richting dan waar zijn zender hem had gezonden. Deserteur is hij geworden. Hij zelf geeft later de reden aan, waarom hij vluchtte. De reden was n.L, dal hij vreesde, een oordeels profeet te worden, maar met het effect van be hou de nis. Hem was gezegd, dat hij Nineve het oordeel aan mocsl zeggen, en de bekeering prediken moest, en in het andere geval het oordeel had aan te kondigen. Hij verwachtte echter geen oordeel maar genade voor Nineve: „ik wist, dat Gij een genadig en barmhartig God zijl, en berouw hebbend over het kwaad". En wijl hij dat wist — hij redeneert precies andersom dan de knecht, die het ééne talent in een „zweetdoek" verborgen had, omdat hij „wist", dat zijn heer een tyran was ~ wijl Jona dat \\'ist, was hij maar een anderen kant uitgegaan, en had precies als die knecht uit de gelijkenis al zijn talenten in een zweeldoelc verborgen. Jona vond, dat iemand, die liet oordeel te prediken had, dan ook echt een oordeel moes! zien, moest beleven.

Toch is Jona later door het diepe zeegraf heen in Nineve terecht gekomen. Hij was „van het westen de stad ingekomen en was haar al predikende doorgetrokken. Daar buiten de stad had hij zich een primitieve hut gemaakt die hem cenigermate schaduw bood en daaronder had hij zich neergezet, om te zien, „wat in de stad gebeuren zou", d.i. wat er van haar zou worden" (Prof. Ridderbos). En toen het oordeel uitbleef, en geen sulferregen kwam, toen werd Jona bedroefd.

Was het soms, dat hij als prediker voelde een reemd figuur te zijn geworden?

Neen, dat niet.

Want, om te beginnen, elke oordeels-voorzegging is voorwaardelijk; zij geldt slechts als er geen bekeering volgt. Bovendien, het volk had zich bekeerd, en daarmee was ook voor het besef van alle hoorders het oordeel afgewend. 'Feitelijk bad Jona als prediker „succes" gehad, om het wereldsch ml te drukken. , Zijn prediking had wonderen gedaan, en dit kon onmogelijk een schande zijn voor den profeet.

Het is dan ook iets anders, dat Jona ontevreden maakt, of bezorgd. Het is het joodsche particularisme, dat het maar niet hebben kan, dat óók aan de heidenen genade wordt bewezen. Het is dus Jona's vleesch, dat aan den geest van den profeet nog niet onderworpen is. Jona ziet niet in, dat de „barbaren" van heden morgen deelen móéten in de genade van den God van Israël.

Toen besloot God de Heere Jona aan te spreken p de wijze, die bij zulke groote kinderen past. od deed een sprekend teeken. Hij liet een boom pgroeien, hier „wonderboom" genoemd, waarchijnlijk een ricinusboom. Deze boom nu pleegt n korten tijd een hoqgen wasdom te bereiken. hans echter wordt die tóch al snelle groei nog ersneld; en zoo kan Jona straks constateeren, al die struik hem best te pas komt; zij zet ijn hutje in de schaduw, en dat is in die branidende zon een weldaad.

De boom heeft echter maar een korten levensduur. Den volgenden dag, bij het aanbreken van den dageraad, als Jona zich juist weer van „zijn" boom zoo heel veel belooft, komt er een „worm"^K die den wortel beschadigt, en hem zeer snel laat ] verdorren.

Noch in dien snellen groei nu, noch ook in dat snelle verderf, kon Jona het element van ihet wonder over het hoofd zien. Want wel was in den regel zoowel het een als het ander altijd een snel proces, maar het was ditmaal sneller geweest dan ooil.

Niettemin heeft Jona nog niet geleerd. Zijn toorn en ontevredenheid keeren weer. Straks dm-ft hij ronduit verklaren, dat die verdorde ricinusboom hem lol een ergernis is.

Maar dan laat hem de Heere voelen, hoe dwaas hij is. Hij zelf is over den ondergang van een eenzamen boom, waaraan hij bovendien nog niets gedaan heeft, buitengewoon verdrietig. Maar vindt hij het dan zoo heel gewoon, dat God van zoo'n groote stad met zooveel cultureele glorie en zooveel zendingsmogelijkheden en zooveel zendingsobjecten, evenmin graag afstand doet?

Hier moet Jona leeren zien, dat het werk den meester te prijzen heeft. Reeds daarin ligt het zendingsbevel voor ons als „redelijke godsdienst". Jona moet leeren erkennen, dat alle hijgen naar het verderf van den ander, schuldige overtreding is, wijl het zich niet daarover verblijdt, dat de Heere weer lot Zijn recht komt.

En zoo beteekent de verdorring van dien ricinusboom een prediking van waarde voor alle enschenleven; God legt Zijn oigenaarsbrief, als obligaüe voor ons, over alle cultuur-voortbrengselen, die in de wereld er zijn; ze moeten Hem weer prijzen, en zullen dat doen zoodra de dragers van die cultuur en haar arbeiders zich bekeeren tot Hem.

Wie een boom, dien hij niet gemaakt heeft, annexeert voor zich, moet het niet vreemd vmdem, als de Heere heel een cultuurstad door de bekeering weer terugneemt als Zijn eigendom, en door de prediking tot zoodanige bekeering dat eigendomsrecht vindiceert, in stee van het weg Ie werpen terwille van den schotel linzenmocs van het succes der Jacobs naar het vleesch.

De verdorring van dien ricinusboom heeft ons iels te zeggen. Want ook wij hebben vaak te weinig aandacht gegeven aan de machtige prediking, dal de aarde liet eigendom des Heeren is, en dat er daarom vreugde is voor de engelen over het wonder der bekeering, gelijk er vreugde is bij de menschen over den wonderbaren groei van een boom, waaronder zij rusten kunnen. Daarom is Jona's wonderbooin verdord om Jona te leeren, dat hij niet aan Gods eigendom te raken heeft.

Later, veel later, is er een andere booim, die óók verdord is. Het was de Adjgeboom uil Mattheus 21. Toen was er meer dan Jona, die hem zag. Flel was de Christus. Die zag ook den boom, die daar heelemaal alleen stond en die Hem in zijn honger niet verkwikte. Ook hij was toornig vanwege dien boom, en liet hem op Zijn woord verdorren. En och, dat lijkt in omgekeerde richüng wel een uiting van dezelfde onvervalschte redeloosheid en willekeurigheid, als die ook Jóna zondigen deed. Jona zegent den boom, en treurt er over dat hij hem niet langer dient. Christus vloekt den boom, als hij Hem niet dient, en zou hem zegenen in het tegenovergestelde geval. Is bet niet een analoog „geval"?

O neen.

Want toen de Christus alzoo deed, was Tlij daarin geen oogenblik gelijk aan Jona, die in boozc drift zich toornig maakte over een boom die hem niet dienen kon^ en die daarin zijn ambt, dat hij eerst ontvlucht was, thans feitelijk verwens cht: hij staat er ambtelijk slechter voor dan vóór den storm op zee. Maar ChristUiS' vloek over dien dorren boom, die is vervulling van de ambtstaak, die Jona liggen liet. Christus toch heeft het teeken van den verdorden vijgeboom ambtelijk gegeven aan Zijn discipelen als een bewijs van Zijn macht, opdat zij later, als Hij zou lijden en sterven, niet vertwijfelen zouden aan Zijn macht, maar zidi herinneren zouden, dat op Zijn machtwoord zich het wonder voltrekt dat ook reeds Jona had' geziëïT: liet "wonder der totale heerschappij van Christus, en.... van de wereldmissie: Gaat uit in de geheel e wereld. Zoo leert hen Christus Zijn dood verstaan als den ondergang niet van een zwakke, die niet anders kan, maar van den sterke, die niet anders wil, en die den dooid ondergaat om het eigendomsrecht van God over den kosmos te eerbiedigen, teneinde Gods gansche wereld, Nineve incluis, tot aan de einden der aarde, aam God terug te geven, en daarin Jona's meerdere te zijn, die waakt voor Gods rechten, ook als de particularisten van Zijn volk Hem drijven buiten de poort, en Hem, den groenen booim, in één uur

verdorren laten aan het kruis.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 november 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 november 1936

De Reformatie | 8 Pagina's