De levende, de levende looft U zooals ik heden.
(Jes. 38:19.)
Nog in de zonden ingesponnen Als in een donkere cocon. Gaf zich de ziel ten lest gewonnen Aan 't zacht geweld der sterke zon.
De windsels braken. Vrij, ont-bonden. Heft zich de vlinder in het licht. En strekt de vleugels, ongeschonden, En zoekt Uw Heilig Aangezicht.
Wij welen dat de vleugels dragen Het kostbaar merk van 't heilig bloed. De zonden onzer donk're dagen Zijn weggedragen en geboet.
Wij zijn, in Uwen dood gestorven, Met U ten leven opgestaan. En aan Uw biddend hart geborgen Met U ten hemel ingegaan.
En nu — zie, d'aarde is des Heeren. Geef, dat wij teeken zijn en stem Van Hem, Die leeft, en Dien wij ©eren Nu, en straks in Jeruzalem!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1938
De Reformatie | 8 Pagina's