GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vóór eu tegen geheime synodes. (IV.)

De besprekingen, die in den kring der Waldenzen aan het thema van „gelieime synodes" gewijd werden, voerden ons reeds gaandeweg in de richting van ernstige bezwaren tegen het geheim houden van synodale vergaderingen. VoomameUjk het artikel van den heer Eric Rollier (een industrieel) wees in deze richting („Echo" van 21 Jan., door ons overgenomen in vertaling).

Hier nu doet zich een merkwaardig incident voor. Het blijkt, dat de leiding der Waldenzische kerk zelf aanstuurt op geheime synodes. Ze schijnt daarvoor een meerderheid achter zich te hebben. En — hoewel het orgaan, dat onze lezers reeds kennen, „L'Écho des Vallées", een rubriek „Vrije Tribune" heeft, toch werden achtereenvolgens enkele ingezonden stukken van tegenstanders van geheime synodes geweigerd. De schrijver van één dier geweigerde stukken, Ds Rivoir, stelde nadien zijn collega's in kennis van het feit der weigering van zijn artikel. De sluiting der „Vrije Tribune" voor de tegenstanders van geheime synodes is dermate teekenend, dat in den kring der Waldenzen daarover heel wat te doen geweest is. Tot onze spijt mogen we niet alles, wat ons daarvan bekend geworden is, hier publiceeren. Wel kregen we het recht, het artikel van Ds Rivoir hier op te nem.en, nadat het door de Redactie van „L'Écho" geweigerd was. Hier volgt het:

Hooggeachte Heer Redacteur,

Ik heb met veel belangstelling de twee artikelen van de Heeren E. Göldi en Eric Rollier ^) gelezeü over de vraag van het al of niet publiek zdjn der zittingen van de Synode. Ik ben natuurlijk dezfelfde meening toegedaan als de beer Rollier.

De redenen waarom men vraagt om geheime zittingen zijn, als ik mij niet vergis, de volgende: 1) Het publiek woont de zittingen bij' „uit nieuwsgierigheid",

403 2) het ontvangt er geen enkelen zegen door, 3) de moeilijke tijden en de tegenstanders maken het wenschelijlk (zie het artikel van den heer Paul Bosis ^) van 17 Deo.).

Het lijkt mij toe, dat deze redenen niet zeer steekhoudend zijn.

1) Het is vanzelfsprekend, dat er onder het publiek, dat de zittingen der Synode bijwoont, zich personen bevinden, die alleen door nieuwsgierigheid gedreven worden. Maar ik ben er van overtuigd, dat er anderen zi; in, en wel de groote meerderheid, die er komen omdat zaii, zooals ieder „goed" lid der kerk eigenlijk moest doen, belang stellen in alle vraagstukken der geestelijke familie, waarvan ze deel uitmaken.

Is bet goed de „goede" leden tot onverschilligheid wat betreft het administratieve leven der kerk te brengen, omdat er nieuwsgierigen op de wereld zijta? Zijin wij er zeker van, dat in de diensten Zondags iedereen komt om gesticht te worden? Er zijn er ook, die er uit gewoonte heengaan en soms uit nieuwsgierigheid .... moeten wyl om die reden voorstellen de kerken te sluiten?

2) Het publiek ontvangt geen enkelen zegen van de administratieve zittingen der Synode, voegt men er aan toe. Als dat zoo is, moeten wij het betreuren, want de Apostelen hebben ons geleerd de gebeele kerk belang te doen stellen in het kerkelijk leven, zelfs in de administratieve kwesties, zie maar de verkiezing der zeven eerste diakenen; en de kerk van onzen tijd zou vergeten hebben, dit te doen. Dan moeten wij het publiek onderrichten, opvoeden, opdat het zelfs uit de administratieve besprekingen een zegen ontvangt, opdat het zijn gebeele verantwoordelijkheid en zijn plichten voelt.... wij zullen het niet leeren, belang te stellen in al de vraagstukken der kerk, zooals de Apostelen het hebben gedaan, ik herhaal het, als wij' de deuren der Synode voor hen sluiten.

3) Het publiek ontvangt geen enkelen zegen door de administratieve zittingen der Synode, voegt men er aan toe. Maar als dat zoo is, biji wie schuilt dan de fout? Biji het pid> liek, dat niet voor'bereid' is voor deze zittingen en dan is het niet de taak der kerk haar leden te verhinderen belangstelling te toonen en een zegen te ontvangen zelfs door de administratieve zittingen, maar hen daartoe op te voeden, het voorbeeld der Apostelen volgend, wanneer ze tot de geheele vergadering der geloovigen spraken over de administratie en de verkiezing der zeven eerste diakenen voorstelden.

De fout zou ook kunnen schuilen bijl de Synode, die zich in haar discussies niet op het peil weet te brengen van de principes en die laag bij den grond blijft door te spreken over personen en niet over ideeën .. in dat geval kan het publiek een stimulans zijn om gedachten te krijgen, en niet eenvoudigweg gepraat in de discussies.

Men spreekt ook nog over moeilijke tijden en tegenstanders .... Een vriend zei mij onlangs, dat „de moeilijke tijden", waarover men ieder oogenblik en in betrekking tot alles spreekt, om als motief te dienen voor alle veranderingen die niet beantwoorden aan den Waldenzischen geest, niet het normale en ook niet bet buitengewone in de geschiedenis der Waldenzische kerk zijh: zeer juist. Trouwens de BÜbel leert ons, dat als de kerk getrouw is, zij altijd moeilijke tijiden zal hebben; wee de kerk, die den vrede wenscht, dat is alleen mogelijk, als zij zich aanpast aan de wereld, maar dan den Christus verraadt. Maar wat we niet moeten doen, dat is den indruk wekken, dat wij: iets te verbergen hebben voor onze tegenstanders. De discipelen van Jezus hebben niets te verbergen en niets te vreezen van hun tegenstanders: het eenige wat ziji moeten vreezen, dat is ontrouw te worden.

Den 12en September 1532 had het Waldenzische volk moeilijke oogenblikken te doorleven, toen het te Chauforan bijeen kwam voor de beroemde Synode; en het had veel tegenstanders, toch hield de Synode geen zittingen, die slechts voor enkele personen toegankelijk waren. Ik citeer de geschiedenis der Waldenzen van onzen Moderator professor Comba: „Behalve de predikanten, die allen aanwezig waren, kwamen de gemeenteleden in zoo grooten getale en van zoo heel ver bijeen, dat de indrukwekkende vergadering in de schaduw der kastanjeboomen moest bijr eenkomen."

Maar al ben ik voorstander der publieke zittingen der Synode, toch is er in het schrijven van den heer Göldi een gedachte, die onderstreept moet worden: „met het doel aan de parochianen de gelegenheid te geven deel te nemen aan de belangen van hun kerk, zou men van te voren in de kerkvergaderingen de punten van algemeen belang op de agenda van de Synode kunnen bespreken en op deze wijize de dikwijils waardevolle meeningen van een eenvoudig gemeentelid krijgen."

Zeer goed, mijhheer Göldi, dat is juist wat men vroeger deed als men de reglementen en de organisatie van onze kerk wilde wijzigen: de vergaderde parochianen werden geraadpleegd. Ik wensch, dat men zich dat zal herinneren in onze aanstaande synodale vergaderingen.

GUIDO RIVOIR.

Men ziet het: de schrijver citeert een uitspraak uit het boek van Prof. (Ernesto) Comba, den tegenwoordigen leider der Waldenzen. Zelf vermeldt hij, hoe in 1532 — ook in gevaarlijke tijden van grooten tegenstand — de leden der kerk meeleefden. Thans, in 1938, wordt door Prof. Comba in een andere richting gestuurd.

Het is jammer.

Intusschen, er is nóg een ingezonden stuk geweigerd. Daarop komen we volgende week terug.

Drachten.

Dhr H. Algra schrijft in „Leeuwarder Kerkbode" (olassicaal):

Een paar eeuwen geleden werd een predikant uit Witmarsum door het Hof van Friesland onder handen genomen. Hij had zich erg misdragen en daarom

moest hij ten overstaan van het Hof eerst knielend God om vergeving bidden en daarna, opgerezen zijnde, den menschen, die toij beleedigd had, om vergiffenis vragen.

De Raadsheeren van het Hof voegden daar nog een „'bijkomende straf" bij. Zijn sohuldbelijdenis zou n.l. •worden gedrukt en in den boekhandel verkrijgbaar •worden gesteld.

Er is eenige vrees, dat die bijkomende straf van publicatie der sohuldbelijdenis nog bestaat.

Een dominee in de Geref. Kerken was geschorst. De schorsing is nu opgeheven, nadat de predikant schuldbelijdenis heeft gedaan. Die sohuldbelijdenis is aan de gemeente voorgelezen. En daarna woordelijk in de dagbladpers gepubliceerd.

Door wie? Dat is nu de vraag.

Het lijkt ons onwaaxsohijnlijfc, dat al de bladen, die de schuldbekentenis publiceerden, o. a. „Standaard", „Leeuwarder Courant", enz., hier een indiscretie hebben gepleegd.

En het lijkt ons ook niet mogelijk, dat de Classis of de Kerkeraad het besluit zou hebben genomen, de schuldbelijdenis, die voor God en Zijn gemeente werd afgelegd, in de pers te publiceeren. Dat zou een „bijkomende straf" zijn, die min of meer ongebruikelijk is.

In elk geval is het noodzakelijk, dat gepubliceerd wordt, hoe deze vork in de steel zit.

Dhr Algra vraagt, hoe de vork in den steel zit. Misschien kan hij terecht bij sommigen, die bezwaren inbrachten tegen „De Reformatie", omdat dit blad over de kwestie-Drachten heeft durven schrijven met vermelding van eenige toelichtende feiten. De éen vermeldt die feiten, die hij noodig 'heeft, om terkrechtelijike kwesties te kunnen behandelen, en de ander schijnt hetzelfde te doen met de bedoeling, plaats el ij: ke toestanden in een bepaald licht te plaatsen. Overigens lazen wij van Ds H. Veldkamp een uitlating, die wij rangschikken onder de slechte polemiek, en waarop we denken terug te komen, wanneer de auteur uitgesproken is. Voorshands volstaan we met hetgeen Ds I. de Wolff opmerkt in „Pro Ecclesia":

Zoo heeft Ds Veldkamp er aanmerking op gemaakt 'dat „De Reformatie" de kerkrechtelijke zijde van de procedure eens onder de loupe genomen heeft, met verwijzing naar het burgerlij'k recht waarin, hangende een proces, ook niemand behoort in te grijpen, vergetende dat we in onze Gtereformeerde Kerken geen boven-critiek-verheven rechtbanken bezitten, maar allen samen mogen mee-oordeelen wanneer iets niet geschiedt naar den Woorde Gods, of het gemeen accoord der kerken, wanneer zulk een misstap in een 'kerkelijke procedure zou blijken; en tevens voor biJ! ziende de publicaties over interne aangelegenheden van Drachten in „De He ran t". Maar anderzijds' mag heel kerkelijk Nederland maar raden naar de gronden die de particuliere Synode van Friesland-Z. had bij het vellen van haar vonnis.

Op onkiesohe wijze is in de pers de schuldbelijdenis in extenso afgedrukt; in de „Standaard" op de voorpagina van het blad met een opschrift in groote letter, een beetje sensatie-achtig, waarbijl de vraag gewettigd is, wie zoo gedienstig was om een stuk af te staan, en eveneens of we dien kant nu waarlijk opmoeten, dat een schuldbelijdenis voor een plaatselij'ke gemeente, welke tooh een teere zaak is, in de nieuwsbladen moet worden afgedrukt. Het moge voor Nederland voldoende zijn te weten d a t er een schuldbelijdenis heeft plaats gegrepen; voor het overige is het een zaak tusschen gemeente en predikant. Men doet geen schuldbelijdenis op de straten van Askelon voor het forum van bet ongeloovige publiek.

De statistiek in den hemel.

Marnix, die ons gereformeerde leven reeds jarenlang op uitnemende wijze helpt bouwen, en deswege nog al eens lastig gevallen wordt, schrijft in „Groninger Kerkbode":

Uit beleefdheid moeten wij ons gesprek even afbreken, omdat een derde er zich in mengde. Het was de Sneeker pastor, ds Veldkamp, die in het „Friesch Kerkblad" over „Kerkelijk leven" schrijft.

Hij vindt hetgeen ik zeide omtrent de evangelisatie verbijsterend. Zijn critiek is dus onwelwillend en treft daardoor geen doel.

Op harde wijze pakt hij' ons aan, maar wij luisteren met dat geduld, dat ons gewonen lieden past als wij de eer genieten door zulk een man te woeden aangesproken.

Nu is het merkwaardig hoe menschen, die de eene of andere actie eenzijdig op den voorgrond stellen, moeilijk tegenspraak of critiek kunnen verdragen.

In alle bescheidenheid begin ik dus met op te merken, dat de evangelisatie werk van mensohen is, en dat het dus voor critiek vatbaar moet zijn.

Bovendien heeft ds V. niet te doen met vijanden van de kerk des Heeren, maar met iemand, die uit genade die kerk en haren Eirbeid liof nooft.

Hij kan zich vergissen natyurlijk en most dan worden terechtgewezen, maar dit kan zocder hoogheid geschieden. Mocht het ds V. behagen om eens vlak naast ons te gaan staan, het behoeft maar voor een oogenblik, dan willen wij met hem ook over exegese spreken.

De exegese van de gelijkenissen van den verloren penning en het verloren schaap, van Lukas. 15: 10 en Matth. 18: 13.

Het kan zonder dat het hem behoeft te verdrieten, aangezien ik niet m ij' n exegese gaf, maar vertelde wat goede, betrouwbare uitleggers van de genoemde Schriftgedeelten opmerkten. Van een impasse, waarin ik geraakte kan natuurlijk geen sprake zijn. Ik schreef niet zonder overleg en handhaaf ten volle 't geen ik zei.

Nu heb ik van de blijdschap der engelen in den 'hemel gezegd, dat zij' zich niet zullen vergissen en de goede bekeering van een schijnbekeering zullen onderscheiden.

Ik dacht hier aan een woord van dr Kraan, die toen men hem zeide dat de Oxfordbeweging toch bekeeringen kende, opmerkte: de statistiek der bekeeringen wordt in den hemel bijgehouden.

Nu zegt ds V.: dus gij kent den hemelingen alwetendheid toe?

Mijn antwoord is: alwetend is alleen God. Maar meent ds V., dat de hemel zich met den schijn tevreden stelt en dat men daar niet het hart des menschen kent?

Ik zal niet zeggen, dat ik verbijsterd sta over deze opmerking van den geachten schrijver in het „Friesch Kerkblad", want ik ben niet zoo gauw verbijsterd.

Daarvoor moet ik te veel dwaasheden aanhooren.

V^at ik wel zeg is, dat, als ds V. bewijzen wil, dat hij de kunst der exegese verstaat, hij' zulks op een andere en betere wijze behoort te doen.

Wij kunnen niet in het 'hart zien. De hemel oordeelt juist. Wie onzer zou dit durven weerspreken? Acht ds V. in den hemel blijdschap bij vergissing mogelijk? Diat hij' het zegge.

Met beroep op de historie onzer kerken, met be^ roep op de Schrift, wees ik op het gevaar, dat zich lieden bij onze kerken voegen, wien het te doen is om de voordeden, die zij in bepaalde omstandigheden bieden.

En daarom zeide ik: een ijverige evangelisatie, een ijverige arbeid om te winnen moet vergezeld gaan vaji een nauwkeurig toezicht en een sterke tucht. Ter wille van onze kerken.

En vóór ik zulks opmerkte, heb ik mij duchtig laten voorlichten door mannen die de evangelisatie krachtig voorstaan en die de practijk ook van het winnen hebben leeren kennen.


1) Opgenomen in het voorgaande nummer van „De Reformatie". K. S.

2) Opgenomen in een voorafgaand nummer van ons blad. K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1938

De Reformatie | 8 Pagina's